'Kwaliteit jonge docenten wordt niet beloond'

Bovenstaand scenario staat symbool voor de situatie waarin veel beginnende docenten zich bevinden. Ze hebben een tijdelijke aanstelling en als ze niet promoveren geen uitzicht op een vast contract. Op dit moment heeft 23 procent van alle docenten een tijdelijke aanstelling aan de Universiteit Utrecht. Woordvoerder Maarten Post:  ‘’We begrijpen dat het voor de tijdelijke docenten erg jammer is, maar een kruisbestuiving van onderwijs en onderzoek wordt aan de Universiteit Utrecht cruciaal gevonden. De promotie is een proeve van bekwaamheid voor het doen van onderzoek, zoals een bko (basiskwalificatie onderwijs, red.) dat is voor het verzorgen van onderwijs. Het uitgangspunt dat vaste contracten gereserveerd worden voor mensen met een gecombineerde functie van onderwijs en onderzoek, ligt daarom vast in het kader voor loopbaanbeleid van de universiteit.’’

Dat laat volgens Post onverlet dat de universiteit ook tijdelijke (junior)docenten nodig heeft, onder andere om de groei en afname van studentaantallen op te vangen. “Deze docenten leveren werk van hoge kwaliteit en wij willen dat beter waarderen. Sinds de cao 2017-2019 is het mogelijk om docenten bij aanvang vierjarige contracten, beperkte ontwikkeltijd voor bijvoorbeeld een bko en/of voor het doen van onderzoek, en een minimale aanstelling van 0,7 fte te geven. Er is in 2018 besloten dit universiteitsbreed in te gaan voeren om ook de werkdruk aan te pakken. Het is werk in uitvoering. Het blijkt weerbarstig om dit in de praktijk te brengen, het vereist bijvoorbeeld meer planning om een lager aantal docenten met ruimere, vaste aanstellingen verschillende vakken te laten verzorgen.”

De kwaliteit van de docent speelt geen rol
Het personeelsbeleid van de UU leidt soms tot vreemde situaties. Zo moeten door studenten zeer gewaardeerde docenten geregeld de universiteit verlaten omdat ze niet zijn gepromoveerd. Voorbeelden hiervan zijn Robbie Voss en Pieter de Bordes, voormalige docenten bij de faculteit Sociale Wetenschappen. Ook Djoeke van der Sluis, moet dit jaar vertrekken ondanks haar nominatie voor de docenttalent-prijs.

De Bordes licht toe hoe hij zijn vertrek ervoer: ‘’Vier jaar lang werkte ik als docent en scriptiebegeleider aan de Universiteit Utrecht. Daarnaast werk ik al enkele jaren in mijn vrije tijd aan een buitenpromotie bij de Universiteit Groningen. Ik heb passie voor zowel onderwijs als onderzoek, ken de weg in Utrecht en ik ben goed in mijn werk. Ik wilde zeker niet weg. Ik had tevens een nieuwe taak op mij genomen als docent-coördinator om het inwerkproces van nieuwe docenten beter te stroomlijnen en de werklast hiervoor bij de vaste staf te verminderen. Met collega’s organiseerde ik het symposium Lange leve de tijdelijke docent?! Ik vind het zonde dat mijn werk bij de Universiteit Utrecht moest stoppen.’’

Foto: DUB

Vorig jaar gingen verontwaardigde studenten nog in protest vanwege het vertrek van Robbie Voss. Het mocht niet baten. Inmiddels heeft hij (opnieuw) een tijdelijke functie als docent, dit keer aan de Universiteit van Amsterdam. Voss geeft in een interview aan dat hij de protesten bij de Universiteit Utrecht zowel het hoogte- als dieptepunt van zijn professionele loopbaan waren. ‘’Het was een groot compliment, maar ook treurig dat het feit dat ik mijn werk uitstekend deed, niets uitmaakt voor onderwijsmanagers.’’ Hij vindt dat vreemd. ‘’Kwaliteit wordt dus niet beloond, terwijl dat wel zou kunnen. Je kunt de ontwikkeling en de prestaties van docenten monitoren en goede docenten binnenhouden met een vast contract. Daar is iedereen bij gebaat: studenten, collega’s en de docent zelf. De manier waarop je nu enige kans maakt op een vast contract als tijdelijk docent is door te promoveren, maar daar krijg je geen mogelijkheid toe in de meeste docentenbanen. Dat moet je dan in je eigen tijd doen. Die promotie-eis wordt bovendien niet benoemd bij het werven van nieuwe (junior) docenten, blijkt bijvoorbeeld uit deze vacature.’’

Een onwenselijke situatie
Pieter de Bordes vindt dat de universiteit kleur moet bekennen wat betreft het aandeel tijdelijke docenten. ‘’Als je als universiteit zegt dat je er bent voor onderzoek en onderwijs, dan horen er inderdaad onderzoekers voor de collegezalen te staan. De universiteit zou ofwel nieuwe docenten de kans moeten geven om te promoveren of voorrang geven bij onderzoeksvoorstellen, of ze zou de hele flexibele schil van tijdelijke docenten moeten ontslaan. Dat is misschien wat rigoureus. Wat er nu aan de hand is, is echter ook niet houdbaar. Onderzoekers werken hard aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen en kopen hun onderwijstijd af door jonge, niet-gepromoveerde docenten voor de collegezaal te zetten. Elke paar jaar moeten die nieuwe docenten opnieuw ingewerkt worden en dat vraagt niet alleen veel inzet van de nieuwe krachten, maar ook van vaste krachten. Dat moet je als universiteit en als land niet willen.’’

Professor Annelien de Dijn zet zich vanuit WOinActie vooral in voor een betere positie voor tijdelijke docenten. ‘’Waar ik wakker van lig, is dat de huidige, tijdelijke docenten aan alle Nederlandse universiteiten veel te veel uren werken. Gemiddeld werken ze 50 procent van de tijd over. Tijdelijke docenten spreken zich daar minder snel over uit. Wanneer ze eenmaal lawaai maken over hun overuren, zijn ze vaak al even bezig bij de universiteit en moeten ze alweer bijna weg. Dat zie je ook aan Pieter de Bordes die behalve het symposium ook het manifest ‘Weg met de wergwerpdocent’ uitbracht, maar nu alweer buiten staat. Positief aan zijn acties, in samenwerking met de vakbond, is dat er een concreet resultaat uit voortkwam. Tijdelijke docenten krijgen sinds 2018 vierjarige contracten en dat zorgt voor meer lucht voor vaste en tijdelijke medewerkers.’’ Voor die tijd kreeg je als tijdelijke docent vaak een eenjarig of tweejarig contract. De Dijn pleit niet voor vaste contracten voor niet-promoverende docenten. ‘’De kern van wetenschappelijk onderwijs is dat je als student college krijgt van onderzoekers. Die eis zou je ook aan tijdelijke docenten kunnen en moeten stellen.’’

Een alternatieve oplossing
Jan Boersma van FNV Onderwijs & Onderzoek kijkt minder zwart-wit naar deze kwestie. “Ik vind dat docenten ook een vast dienstverband moeten kunnen krijgen zónder promotie. Dat kan bijvoorbeeld door docenten 20 procent onderwijsgebonden onderzoekstijd te geven. Ze kunnen die tijd bijvoorbeeld besteden aan het zo goed mogelijk volgen van de onderzoeksontwikkelingen in hun vakgebied. Dat werkt ook de andere kant op: onderzoekers moeten ook altijd een deel van hun tijd aan onderwijs besteden.’’

Een nieuwe combinatiefunctie junior docent-onderzoeker, kan op dit moment een kans zijn voor ambitieuze docenten en onderzoekers, zegt Boerma. ‘’Voor de laatste cao hebben we die combinatiefunctie geïntroduceerd.’’ Bij de Utrechtse bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences wordt die combinatiefunctie ingezet. Daar krijgen deeltijdpromovendi nu fulltime contracten voor zes jaar waarbij ze voor 50 procent promovendus zijn en voor 50 procent van de tijd onderwijs verzorgen. Zo kunnen deze docenten zowel een bko als een promotie behalen, de beide basiskwalificaties die nu nodig zijn voor een vast contract.

Boersma beaamt dat werkdruk een nog urgenter probleem is dan de bepaalde duur van de contracten. ‘’Niet alleen voor tijdelijke, maar ook voor vaste krachten. De vierjarige contracten helpen al enorm, dat neemt een deel van de ‘inwerkdruk’ weg bij vaste krachten. Door minder krampachtig om te gaan met vaste dienstverbanden en uitstekende docenten of docent-onderzoekers in vaste dienst te nemen, zal de situatie voor iedereen meer werkbaar worden.’’

Maarten Post geeft aan dat er momenteel geen plannen zijn om het huidige beleid te veranderen en een vaste aanstelling zonder promotie, maar met onderzoekstijd, mogelijk te gaan maken.

Advertentie