Lachend naar college van docent Asker Pelgrom
De aanstekelijk enthousiaste docent Asker Pelgrom bespreekt clichés en stereotypes tijdens het college Italië op z’n Italiaans. Een college waarbij wordt gelachen, behalve als er een Duitse tekst gelezen moet worden.
Cursus | Italië op z’n Italiaans |
Niveau, hoeveelstejaarsvak | 1, eerstejaars |
Studie | Italiaans |
Waar | Drift 23, lokaal 1.04 |
Datum & duur | 16 februari 9 – 10.45 uur |
Docent | Asker Pelgrom |
Voertaal | Nederlands |
Aantal ingeschreven studenten | 17 |
Aantal aanwezige studenten | 15 |
“Waar denk je aan als je aan Italië denkt?”, vraagt docent Asker Pelgrom mij. Veel verder dan pizza kom ik niet. “Oh ja en pasta natuurlijk. Pasta ook.” Pelgrom glimlacht en somt een aantal andere positieve en negatieve beelden op. Van charmeurs tot moederskindjes en macho’s.
In zijn cursus Italië op z’n Italiaans onderzoekt hij hoe die stereotypen en clichés in teksten, reclames en de wetenschap in de loop der eeuwen tot stand zijn gekomen. Het doel: studenten leren welke eigenschappen aan Italië worden toegeschreven en deze vervolgens kritisch beoordelen.
Of ik er in slaag zulke stereotypes te ontdekken, mag ik meteen bewijzen als Pelgrom de groep vraagt om in tweetallen te praten over twee teksten. Ik word ingedeeld met Pim Westenberg (21), student geschiedenis en journalistiek die het vak volgt als onderdeel van zijn profileringsruimte. Hij leest een tekst met de titel De Italiaan in het bedrijf uit 1961 met richtlijnen voor Nederlandse werkgevers over Italiaanse gastarbeiders. Ik mag mij verdiepen in nieuwsberichten over de Twentste spaghettirellen uit de jaren 60. Geen rel over wie de beste spaghetti in de omgeving maakt, maar - zo vertelt Pelgrom - een rel over “de Italianen die aan de haal gingen met de Twentse meisjes”.
Hier en daar klinkt er gelach om de artikelen die vol staan met zinnen zoals ‘de Italianen zijn naar karakter veel emotioneler en sneller ontvlambaar dan de Nederlanders’ of ‘ze denken maar dat ieder Nederlands meisje een prostituee is’ en ‘hoewel de Italianen nog de kunst verstaan van het zalig niets doen […] moet men daaruit niet de conclusie trekken dat zij zich hier […] ook zelf weten te vermaken’.
Italiaanse gastarbeiders in een Twentse Textielfabriek. Foto: Historisch Centrum Overijssel
“Wat was jouw beeld over Italië en Italianen?”, vraag ik Pim nadat we wat stereotypes uit de tekst hebben gevist. “Ik kwam helemaal blanco in de cursus”, antwoordt hij. Hij is één van de weinige studenten die niet al voorafgaand aan deze cursus een vak over Italië volgde. Voor de meerderheid van de andere studenten is de cursus onderdeel van het verplichte eerstejaars vakkenpakket van de studie Italiaans.
“Zonder Asker was ik nooit op het idee gekomen om dit vak te volgen”, vertelt Pim die tijdens zijn educatieve minor college van Asker kreeg. Dat beviel zo goed, dat hij besloot zijn profileringruimte in te vullen met een ander vak van deze docent. Tot dat moment was een vak over Italië niet één keer in hem opgekomen, maar hij dacht: “als Asker dat vak geeft dan komt het goed”.
Toch merkt Pim weleens dat hij tot het handjevol niet-Italiaanse studenten behoort: “Net kwamen er een paar Italiaanse zinnen langs in college. Dan begrijp ik door de context wat dat stukje tekst betekent, maar de rest van de groep kan het gewoon vertalen”.
Meer studenten ervaren een kleine taalbarrière, zo blijkt als een Duitse tekst wordt besproken die ze thuis hadden moeten lezen. Eén van hen zei voor de les 'het wel heftig te vinden om er vanuit te gaan dat iedereen Duits spreekt. “Voor mij is dat zeven jaar geleden”, verzuchtte ze.
Zij heeft niet als enige geworsteld met de opgegeven literatuur. Wanneer Asker vraagt hoe de studenten het vonden om de tekst in het Duits te lezen, is het antwoord “moeilijk”. Een student legt uit dat ze niet echt een gevoel voor Duits heeft. Een ander die dichtbij de Duitse grens woont, had aanzienlijk minder moeite met de tekst.
“Als je een letterenstudie doet, moet je af en toe je schroom overwinnen en een tekst in het Frans of Duits lezen”, zo motiveert Asker zijn keuze. Dat de studenten die schroom nog niet hebben overwonnen, blijkt als zijn vragen over de inhoud van de tekst vaak met een stilte worden beantwoord. “Dan zal ik zelf het antwoord geven”, zegt Asker als een antwoord uitblijft op de vraag waarom de auteur een vergelijking maakt tussen Italië en Duitsland.
Terwijl Asker het artikel uitvoerig bespreekt, wordt overal druk meegeschreven. Voordat Asker overgaat tot de bespreking van de tweede tekst, een Engelse dit keer, vraagt hij de groep of dit artikel beter te lezen was. “Ja”, lachen ze.
Die lach is er eigenlijk het hele college. Er hangt een ontspannen sfeer bij de behandeling over stereotypes en vooroordelen. Zo lacht de groep om de parodie van Italiaanse pizzabakkers op een reclame van McDonalds. En vertelt Asker de studenten lachend hoe hij als student goedkope milkshakes dronk bij de hamburgergigant terwijl hij genoot van het uitzicht op het Pantheon in Rome. Dat terwijl de gasten op het naastgelegen terras 10 euro voor een koffie moesten afrekenen. Ook wordt gelachen als Asker vraagt of het toeval is dat een student uit Brabant heeft gekozen om een presentatie te houden over Italiaans carnaval. “Om een stereotype deur in te trappen”, zegt hij er meteen bij. Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk.
Na het college begrijp ik in ieder geval waarom Pim een college bij Asker wilde volgen ongeacht de inhoud van het desbetreffende vak. Gewoon, omdat je lachend iets nieuws leert.