Masterstudenten Diergeneeskunde hebben verhoogd risico op burn-out
Bijna een kwart van alle masterstudenten Diergeneeskunde loopt een verhoogd risico op het krijgen van een burn-out. Dat blijkt uit een onderzoek naar studentenwelzijn en studiebeleving dat in opdracht van de faculteit is uitgevoerd. Diergeneeskunde wil een wetenschappelijk vervolgonderzoek bij meerdere faculteiten.
Na geluiden over een toename aan ziekmeldingen en studie-uitval van masterstudenten, stelde de faculteit Diergeneeskunde in mei 2016 een onderzoek in naar het welzijn en studiebeleving. Onder alle 649 masterstudenten werd een vragenlijst verspreid die door 343 studenten volledig werd ingevuld. De enquête is representatief.
Uit het onderzoek blijkt dat het met de meeste studenten goed gaat en dat 55 procent hoog tot zeer hoog bevlogen is. Daar staat tegenover dat 24 procent voldoet aan criteria voor een burn-out. “Deze studenten scoren hoger dan de normgroep op de combinatie van emotionele uitputting en cynisme”, zegt onderzoeker Nicole Mastenbroek van Diergeneeskunde die samen met wetenschappers van Sociale Wetenschappen het onderzoek heeft gedaan. “De normgroep is in dit onderzoek de Nederlandse beroepsbevolking.”
Naarmate de studie vordert, blijft de bevlogenheid onder de masterstudenten hoog. Derdejaars zijn echter wel cynischer en scoren daarom hoger op burn-outcriteria.
Dit betekent niet dat de studenten ook echt een burn-out hebben, waarschuwt Mastenbroek. “Het betreft hier geen diagnostische score en ze zijn ook niet door een arts gediagnosticeerd met een burn-out.”
Oorzaken
De emotionele uitputting die verband houdt met de studie, hangt het sterkst samen met studiedruk en emotionele belasting van de opleiding. Die belasting wordt veroorzaakt door verschillende factoren. Zo zijn sommige studenten heel erg begaan met het lot van een dier. “Bijvoorbeeld als een huisdier geëuthanaseerd moet worden”, verduidelijkt Mastenbroek. “Dat wordt als heel zwaar ervaren.”
De studiedruk is hoog. Uit het onderzoek blijkt dat studenten gemiddeld 50 uur per week besteden aan studiegerelateerde activiteiten. In deze fase van hun opleiding lopen ze hun coschappen en krijgen toenemende verantwoordelijkheden. Ook geven studenten aan het moeilijk te vinden de studie te combineren met hun privéleven. Vooral studenten van de master Paard hebben hier last van.
Hulp voor studenten
Of de ervaren studiedruk en de druk op het privéleven de veroorzakers zijn van het risico op een burn-out, toont dit onderzoek niet aan, zegt Mastenbroek. Toch adviseren de onderzoekers de faculteit om de studiedruk te verminderen en te onderzoeken hoe werk en privé beter in balans kunnen worden gebracht. Ook kan de faculteit de studenten tegemoet komen door cursussen aan te bieden om beter om te gaan met de eigen hoge ambities en de ervaren studiedruk.
Docenten kunnen hier ook een rol in spelen. Wanneer zij constructieve feedback geven, draagt dat bij aan het welzijn van de studenten, ook ouden zij duidelijker kunnen verwoorden wat ze precies van studenten verwachten. Hieraan kan de faculteit ook werken. Ook krijgt de faculteit het advies om een cultuur te creëren waarin het welzijn van studenten bespreekbaar is.
Diergeneeskunde neemt de uitkomsten van het onderzoek zeer serieus, zegt onderwijsdirecteur en vice-decaan Wim Kremer. Hij heeft in zijn eigen tutoraat ook studenten zien uitvallen.
“In september hebben alle studenten die daar om hebben gevraagd, uitleg gekregen over hun persoonlijke score en hebben ze kunnen zien hoe ze scoren ten opzichte van de studenten die dezelfde master doen. Ook hebben we aangegeven waar ze terecht kunnen voor hulp of advies. Studenten die een hoog risico lopen, hebben we onder andere geadviseerd contact op te nemen met de studieadviseur. Die kan de student indien nodig doorverwijzen naar de studentpsycholoog.”
Kremer gaat verder advies inwinnen bij een kleine commissie bestaande uit studenten en een senior hoogleraar. “Hoewel de enquête representatief is, hebben 306 masterstudenten níet meegedaan. Wat zegt dat bijvoorbeeld over de ware grootte van het probleem?”
Ook wil Kremer meer duidelijkheid over de rol van de opleiding bij de klachten. “Een burn-out wordt vaak veroorzaakt door een combinatie van factoren. Naast studie gerelateerde oorzaken kun je ook denken aan privéomstandigheden, bijbanen of bestuursfuncties. Sommige studenten doen gewoon heel veel naast hun opleiding. Dit doet overigens niets af aan het feit dat iedere student die uitvalt er één te veel is als de opleiding dat had kunnen voorkomen.”
Hoewel Kremer hoopt dat de gezondheidsklachten niet volledig toe te schrijven zijn aan de opleiding, blijkt uit internationaal onderzoek dat ook in andere landen studenten Diergeneeskunde vaak uitvallen. Dit is ook het geval bij geneeskundestudenten in Nederland. Uit het promotieonderzoek van Mastenbroek naar het welzijn van Nederlandse dierenartsen, blijkt dat één op de zes Nederlandse dierenartsen die minder dan vijf jaar geleden zijn afgestudeerd, aan de criteria voor burn-out voldoet. “En nu lijkt dat dus al in de laatste jaren van de opleiding te beginnen.”
Kremer wil naast praktische maatregelen om het welzijn van de studenten te verbeteren ook een vervolgonderzoek. “Dit onderzoek maakt deel uit van een onderzoeksproject van het focusgebied Professional Performance van de UU. In dit focusgebied wordt onder meer onderzoek gedaan naar de manier waarop studenten het beste voorbereid kunnen worden op het werk na de studie. Hier werken bijvoorbeeld onderzoekers van Rebo, Geneeskunde, Psychologie en Diergeneeskunde samen. Ik zou graag een vervolgonderzoek willen dat faculteitoverstijgend is. Hoe zit het met het welzijn van onze bijna professionals aan de UU? Het is een thema waar we als universiteit nog onvoldoende zicht op hebben, denk ik.”