Na drie jaar afstuderen: is dat wel zo gunstig?
Eerst was er de vreugde: ik had mijn bachelor Psychologie gehaald. Het was juni 2017 en dat betekende dat ik drie jaar over mijn studie had gedaan. Ik had nominaal gestudeerd. Al snel had ik spijt dat ik mijn vakken niet had uitgesmeerd over vier jaar, vooral toen bleek dat het heel moeilijk was om als niet-student een stage te vinden. Bovendien zag ik om me heen hoeveel studenten die gelijk met mij van start waren gegaan nog niet waren afgestudeerd en bijvoorbeeld extra vakken volgden. Dat had ik eigenlijk ook wel gewild. Had ik de verkeerde keuze gemaakt?
Nominaal is normaal
De overheid en dus ook de universiteiten pleiten voor ‘nominaal is normaal’, maar hoeveel studenten zijn na drie bachelorjaren ook echt klaar? Voor mijn gevoel doen de meeste studenten er langer over. Ik wendde me tot Hanneke Poels-Ribberink, medewerker bestuurlijke informatievoorziening van de Universiteit Utrecht, om dat gevoel wetenschappelijk te testen. Zij voorzag me van de cijfers die je in het kader ziet staan, als ook van de nodige uitleg, gelukkig.
In de tabel zie je per startjaar hoeveel studenten na hun eerste jaar besloten om door te gaan met hun opleiding aan de UU. Ook zie je het percentage afgestudeerden per cohort na 3, 4, 5 en 6 jaar. Dat betekent dat je in de kolom ‘3 jaar’ het percentage nominaal studerenden kunt zien. In mijn cohort dat in september 2014 aan de studie begon, is dat 38 procent. Mijn gevoel klopte dus, maar ik had niet verwacht dat het percentage zo laag zou liggen. Was het een uitzonderlijk jaar? Nee, in voorgaande jaren was het percentage nominaal studerenden niet veel hoger: van cohort 2013 studeerde 39 procent na 3 jaar af en van cohort 2012 was dat 42 procent. Na 4 jaar is wel een groot gedeelte van de studenten afgestudeerd: 78 procent van cohort 201’ en 80 procent van cohort 2012.
De rol van de overheidsfinanciering
Maar waar dient die termijn van drie jaar dan voor? Die is toch niet voor niets ingesteld? Hoewel het grootste gedeelte van de UU-studenten dus niet nominaal studeert, is nominaal studeren vanuit financieel oogpunt zowel voor de student als voor de universiteit het voordeligst. Hoe sneller de student afstudeert, hoe minder geld deze hoeft te lenen. Voor de universiteit ligt het iets ingewikkelder.
Elke student betaalt elk jaar collegegeld. Dat is niet kostendekkend, dus krijgt de instelling voor elke student extra geld van de overheid. Echter, na drie jaar wordt deze extra bijdrage stopgezet en moet de universiteit het doen met enkel het collegegeld. Dat is bij lange na niet genoeg voor het bekostigen van het onderwijs aan de student, dus wordt er ook geput uit andere middelen, zoals de reserves van de universiteit. Het ‘diplomageld’ – de financiering voor het aantal voltooide bachelors en masters – dat de instelling, naast de drie jaar extra bijdragen, krijgt van de overheid, wordt pas uitgekeerd nadat de student daadwerkelijk is afgestudeerd.
Renée Filius, hoofd onderwijsbeleid van de UU, ziet ook een didactisch voordeel in nominaal studeren: “De meeste mensen halen, en daar zijn studenten geen uitzondering in, hun doelstellingen eerder als er een deadline wordt gesteld. De druk om nominaal te studeren, kan op die manier motiverend werken.” Ook Susan te Pas, vicedecaan aan de faculteit Sociale Wetenschappen, vindt het goed dat er een stok achter de deur is. “Vroeger was er meer ruimte, maar niet alles was toen beter. Er waren studenten die belachelijk lang studeerden en die besteedden die extra tijd echt niet alleen aan hun academische ontwikkeling.”
Maar Filius en Te Pas zijn het erover eens dat er vanuit didactisch perspectief ook nadelen aan nominaal studeren kleven. “Als studenten meer tijd krijgen, kan inhoud beter beklijven, kan de diepgang opgezocht worden en is er ruimte voor extracurriculaire activiteiten en dergelijke,” geeft Filius aan. “Het is onze taak als universiteit om studenten op te leiden tot kritisch denkende burgers. Die taak staat onder druk door het gebrek aan tijd.”
De oplossing voor het tijdgebrek hoeft niet per se te liggen in de bachelor. Te Pas: “Er zijn veel studenten die pas in de masterfase of daarna nog een extra ontwikkelingsslag doormaken. Ik zou het toejuichen als de overheid hier in één of andere vorm ruimte aan geeft. Ik pleit voor permanent leren.”
Ik doe er liever iets langer over
Hoe denken studenten zelf over nominaal studeren? Als ik het aan studenten Psychologie Tom en Robert vraag, komt het financiële aspect als eerste naar voren. Robert studeert nominaal en voelt vooral druk vanuit de overheid om dit te doen. “Studie-uitloop is gewoon heel duur, maar ik probeer mijn motivatie ook te halen uit het vooruitzicht van mijn master. Die lijkt me heel leuk, dus ik heb veel zin om daaraan te beginnen.”
Tom zit inmiddels in zijn vierde jaar van zijn bachelor. Hoewel ook hij de financiële druk voelt, koos hij er bewust voor om niet-nominaal te studeren. Hij liep stages, studeerde een half jaar in Engeland en zit nu in de faculteitsraad van Sociale Wetenschappen. “Ik doe er liever iets langer over, zodat ik mezelf kan onderscheiden, dan dat ik binnen drie jaar dat papiertje heb.”
Vanuit de universiteitsomgeving voelt Tom geen druk om binnen drie jaar af te studeren. Voor Robert ligt dat iets anders: “Het is niet zo dat je tutor er heel erg op hamert dat je nominaal moet studeren, maar daar wordt wel van uitgegaan. Nominaal studeren wordt normaal gevonden.”
Langer studeren moet een hoger doel dienen
De docenten hebben wat betreft het vraagstuk nominaal studeren een lastige positie. Het is schipperen tussen de wil van de universiteit en de wensen van een student. Sibe Doosje, tutor en docent bij de afdeling Klinische Psychologie, vertelt: “Ik krijg vanuit de universiteit niet letterlijk de boodschap dat ik mijn studenten zo snel mogelijk moet laten afstuderen, maar wel op een indirecte manier. Ik heb bijvoorbeeld te maken met het bindend studieadvies waardoor ik studenten erop moet aansturen een bepaald aantal studiepunten te halen in het eerste jaar.”
Bald de Vries, tutor, docent en onderwijsdirecteur van de bachelor Rechtsgeleerdheid, vindt dat niet-nominaal studeren een hoger doel moet dienen. “Doet het dat niet, dan stimuleer ik mijn studenten om nominaal te studeren. Het is namelijk belangrijk dat ze lekker in een studieritme zitten. Dat maakt de studie leuker en uitdagender én je hebt meer tijd over om die andere dingen te doen die het studentenleven zo boeiend maken.”
Doosje is meer voor de gulden middenweg: “In hun ontwikkeling zijn studenten ook met heel veel vraagstukken bezig die niet direct aan de studie gekoppeld zijn, bijvoorbeeld met vragen over hun identiteit en relaties, dus ik zou hen adviseren om zich niet te veel onder druk te laten zetten.”
Dat laatste is ook mijn advies als ik vanuit mijn ervaring spreek, maar na het schrijven van dit artikel zeg ik: bepaal vooral zelf of je wel of niet nominaal wilt studeren. Met de kennis van nu had ik het laatste gedaan. Dan had ik makkelijker een stage gevonden én de filosofievakken kunnen volgen die ik zo interessant vind. En bij de aanmelding voor een master krijg je altijd de gelegenheid om je studievertraging te verklaren. Niets te vrezen dus, als je die zo nuttig hebt besteed.