Onderzoek naar bètastudenten in lockdown: ‘Ik heb alle tijd en dus doe ik niets’
Hebben de coronamaatregelen ook positieve kanten? Dat was een vraag die de Utrechtse bètafaculteit tijdens de tweede lockdown eind 2020 in een enquête onder 7000 studenten stelde. Die voordelen zijn er zeker, blijkt uit de antwoorden van de 2300 respondenten. De meeste studenten noemen ‘minder reistijd’, naast bijvoorbeeld ook ‘meer flexibiliteit’ en ‘meer tijd voor andere dingen’.
Verder vinden zij het ook reuzehandig dat colleges worden opgenomen, zodat je die desgewenst sneller of langzamer kan terugluisteren. En sommige studenten merken dat ze veel minder last hadden van ‘fear of missing out’ of dat de band met hun huisgenoten veel sterker en diepgaander is geworden.
Studenten vragen meer ondersteuning
Dit alles weegt niet op tegen de negatieve consequenties van de lockdown, wordt maar al te duidelijk uit de respons op een andere open vraag: Wat kan de faculteit doen om studenten te helpen? ‘Meer fysiek onderwijs geven!’, was bij een overweldigende meerderheid van de respondenten de eerste reactie.
Opvallend is verder de grote roep om béter online onderwijs. Behalve de opgenomen colleges noemen studenten geen enkel voordeel van de thuiscolleges en -werkgroepen, terwijl docenten online ook instrumenten in handen hebben om hun colleges interactiever te maken. Docenten zouden daarvoor getraind en ondersteund moeten worden, geven de studenten aan in hun reacties.
Bovendien vragen veel studenten om meer ondersteuning bij het nuttig indelen van hun dag en ook om psychologische bijstand. Een deel van de studenten voelt zich echt eenzaam. Slecht 4 procent van de studenten vindt het onderwijs tijdens de lockdownsituatie eigenlijk wel prima.
Behalve de twee open vragen, kregen de studenten nog 16 stellingen voorgelegd. Op een vijfpuntschaal konden ze aangeven in hoeverre ze het daarmee eens waren. Vanuit het Freudenthal Instituut boden hoogleraar Wouter van Joolingen en universitair hoofddocent Ralph Meulenbroeks zich aan om de data onder de loep te nemen. Zij voerden daarna ook nog een gesprek met drie studenten om de bevindingen te toetsen. Het resultaat verscheen vorige maand in het open access-tijdschrift Heliyon.
Meer diepgang
Meulenbroeks erkent dat veel van de bevindingen overeenkomen met de uitkomsten van andere onderzoeken naar het welbevinden van studenten in coronatijd. Afgelopen november bleek uit een landelijke monitor dat twee op de drie studenten zich mentaal uitgeput voelde. Ook het CBS rapporteert een lager welzijn onder jongeren. En er zijn meer onderzoeken, zelfs bij de bètafaculteit werd eerder al een grootschalig onderzoek uitgevoerd.
De vele antwoorden op de twee open vragen die zijn verwerkt in het nieuwe onderzoek en de persoonlijke gesprekken met studenten, hebben volgens Meulenbroek meerwaarde. “We horen dan zaken waar ze zelf mee komen.”. Ook is voor de bestudering van de antwoorden van de studenten een bekend wetenschappelijk model gehanteerd. “Dat samen biedt meer diepgang en inzicht. Hopelijk wordt het daarmee ook gemakkelijker om met oplossingen te komen en studenten beter te ondersteunen.”
Samen met Van Joolingen codeerde Meulenbroeks zo’n vijfduizend opmerkingen van studenten die deze bij de open vragen plaatsten. Zij bekeken in hoeverre die iets zeiden over de drie basisbehoeften die volgens de veelgebruikte zelfdeterminatietheorie voorwaarden zijn voor het welzijn en optimaal functioneren van mensen: autonomie, competentie en verbondenheid. Ook de antwoorden op de zestien stellingen en de ervaringen uit het gesprek met de drie studenten werden op dat model getoetst.
Meulenbroeks: “En dan zie je een behoorlijk eenduidig beeld. Met de autonomie gaat het goed in tijden van lockdown: veel studenten hebben het gevoel dat ze meer tijd hebben en flexibeler zijn om hun eigen leven in te delen. Maar het gaat fout als je kijkt naar het gevoel van competentie en verbondenheid. Studenten kunnen bij een lockdown weliswaar overal en altijd studeren, maar ze weten niet hoe ze dat effectief moeten aanpakken. En ze missen het contact met hun medestudenten en docenten.”
‘Ik zit in een loop van: ik loop achter met mijn studie en ik wil het liefst niets doen. En toen deed ik niets en voelde ik me een loser’
‘Ik had steeds het gevoel van: ik heb de hele dag, en ik hoef nergens heen. Ik moet alleen doen wat ik moet doen. En dus ging ik alles steeds weer uitstellen’
‘Het zijn die kleine ontmoetingen die zoveel verschil maken voor je gevoel van welzijn’
Meer sturing nodig
De onderzoeker heeft inmiddels contact gehad met het faculteitsbestuur van Bètawetenschappen en ook met de universitaire afdeling Studentenzaken. De studenten zijn duidelijk in hun aanbevelingen. Ze willen onder meer hulp bij het structureren van hun studie en bij het indelen van de dag en sommige studenten hebben grote behoefte aan psychologische begeleiding. Online onderwijs lijkt de potentie te hebben om de autonomie van studenten te vergroten, maar dan moet er nog wel wat verbeteren. Docenten worstelen nog te vaak met de overstap, geven studenten aan. Studenten hebben ook te vaak het gevoel aan hun lot te worden overgelaten.”
Meulenbroeks benadrukt dat de resultaten niet alleen iets zeggen over lockdownperioden. Ze geven ook een beeld van wat studenten sowieso belangrijk vinden in hun studie. En dat kan van waarde zijn als de universiteit nadenken over veranderingen en innovaties in het onderwijs.
“Klaarblijkelijk vinden studenten het fijn om zeggenschap te hebben over hun eigen tijd, maar hebben ze sturing nodig om te leren studeren. En er is een grote behoefte aan ontmoetingen met medestudenten en docenten. Maar dat zijn allemaal geen nieuwe dingen. We snappen dit, mede omdat we die lens van het wetenschappelijke model hebben gebruikt. We zien een verstoring in de balans tussen de basisbehoeften die studenten hebben. Corona heeft het alleen verder blootgelegd.”
Volgens beleidsmedewerker Studentenwelzijn van de UU Simon Bloo stroken de bevindingen van het onderzoek van Van Joolingen en Meulenbroeks in grote lijnen met de landelijke monitor en ook met die van twee eigen studentenevaluaties die de universiteit de afgelopen twee jaar uitvoerde (alleen toegankelijk met solid-id). Zeker waar het de opmerkingen over studentenwelzijn betreft.
“Maar de gestructureerde wetenschappelijke aanpak biedt zeker meer inzicht en onderbouwt sommige aannames die we hebben. Dit onderzoek kunnen we daarom heel goed gebruiken nu we nadenken over het nieuwe werkprogramma dat we na de zomer willen starten.”
De beleidsmedewerker benadrukt dat de universiteit het thema 'studentenwelzijn' al vier jaar hoog op het prioriteitenlijstje heeft staan. Initiatieven als de Wellbeing Week en deelname aan het Caring Universities-project zijn daar voorbeelden van.
Bloo: “Wat steeds naar voren komt – en daar lijken de studenten bij de bètafaculteit ook op te wijzen – is dat studenten vaak niet weten bij wie ze met welke problemen terecht kunnen. Ook is er soms een te hoge drempel om ergens naar toe te stappen. We werken er daarom hard aan om de communicatie hierover te verbeteren.”
Ook in het nieuwe werkprogramma zal er volgens Bloo veel aandacht blijven voor preventie en bewustzijn. Maar daarnaast is het de bedoeling om studenten onderling meer over het thema te laten nadenken en praten. “We willen het gesprek hierover meer de collegezaal inkrijgen, zodat studenten het onderling ook hebben over de uitdagingen die ze tijdens hun studie tegenkomen en over een gezonde balans tussen studie- en privé-activiteiten.”
Verder moet er meer ruimte komen voor “community-vorming”. “Dat betekent meer ruimte voor studenten om te ontspannen en elkaar te ontmoeten. Daar is na de coronabeperkingen veel behoefte aan.”
Studenten meer laten samenkomen, is ook een belangrijk aandachtspunt binnen het Nationaal Programma Onderwijs. Met de middelen daarvoor besloot de UU onlangs onder onder andere een studentenhuiskamer in het Utrecht Science Park en een cultuurcafé in Parnassos op te zetten. Ook het Online Coaching Center (OCC) wordt hiervan betaalt, waar studentcoaches andere studenten helpen met bijvoorbeeld motivatieproblemen of het uitstelgedrag.