Op veldwerk met Diergeneeskunde: 'O my god wat schattig'

Studenten Diergeneeskunde op een biologische boerderij in Noordeloos, foto's Annelies Waterlander

 

Naam collegeDieren, ik vind ze om op te eten
Niveau2
WaarYalelaan 7, Utrecht en Tiendeweg 4, Noordeloos
Datum & Duur24 mei 13.00 - 16.00 uur
DocentJoyce Parlevliet
Aantal ingeschreven studenten25
Aantal aanwezige studenten21

Welke schoenmaat heb je?”, vraagt Anne mij. “42”, antwoord ik. “Pas deze maar even”, zegt de student Diergeneeskunde terwijl ze een paar zwarte regenlaarzen aangeeft. “Ze vallen wat groot”, waarschuwt ze meteen daarna.

Als ik mijn laarzen heb gepast – ietwat ruim, maar niet te ruim – lopen we door naar een kar vol overalls. Als een verloren eerstejaars staar ik naar de stapel blauwe pakken; de maten zeggen mij niets. Terwijl de meiden naast mij naarstig op zoek zijn naar een maatje 54, vraag ik mij af welke maat er hoort bij twee-koppen-groter. Anne wekt mij uit die gedachte. “Hier”, zegt ze en geeft mij een overall maat 60 aan.

De excursie van het vak Dieren, ik vind ze om op te eten is nog niet eens begonnen en ik vind het nu al een avontuur. De twintig studenten die het vak volgen, krioelen door de gangetjes die achter de voordeur van Yalelaan 7 verstopt gaan. De ene student haalt een sleutel voor één van de auto’s die de faculteit heeft voor dit soort excursies, een aantal anderen spuiten verderop hun regenlaarzen schoon om te voorkomen dat er ziektes meegenomen worden naar de biologische melkveehouderij die we gaan bezoeken. Weer ergens anders probeert een student zijn medepassagiers zo snel mogelijk te verzamelen zodat ze nog even snel langs de McDonalds kunnen rijden.
de-wei-in.jpg
Voor het vak gaat de groep wel vaker op excursie, vertelt Hanna de enige student die niet bij Diergeneeskunde studeert. De psychologiestudent zegt dat dit de eerste keer is dat ze met de hele groep gaan. De vorige keren gingen de studenten allemaal naar een andere locatie en deden ze verslag van hun excursie tijdens college.

Voor Hanna waren de uitstapjes wel even wennen, omdat ze een “totaal andere” manier van college gewend is. Maar ze is erg enthousiast over het inkijkje dat ze krijgt bij de verschillende boeren. Sterker nog, het was voor haar de reden om zich in te schrijven voor dit vak. 

Als vegetariër was ze benieuwd hoe het er echt aan toe gaat in de sector. Het ochtendcollege waarbij de studenten verschillende stukjes vlees moesten proeven en raden van welk dier het afkomstig was en voor welke prijs het in de winkel lag, liet ze echter aan zich voorbij gaan. Deels omdat ze geen vlees eet, maar ook omdat ze overlap had met een college psychologie. Bij Diergeneeskunde zijn er ook meer contacturen dan zij gewend is. De studenten spreken over drie dagen in de week.

“Het doel van de excursie is dat de studenten kennismaken met de wijze waarop een biologische veehouder werkt”, zegt docent Joyce Parlevliet in de auto naar de boerderij in het Zuid-Hollandse dorp Noordeloos. Het bezoek aan de biologische melkboer moet ervoor zorgen dat de studenten een week later een betere bijdrage kunnen leveren aan de discussie over duurzaamheid met een aantal spelers uit het veld.

Als Parlevliet de oprit van de boerderij opdraait, worden we begroet door een hond die in de buurt van de auto blijft totdat we uitstappen om een knuffel te geven. Het is bijna stereotype. Een aantal studenten hijst zich ondertussen in zijn overall. Als ook de groep die nog even langs de Mac ging bij de boerderij aankomt, leidt Rokus Lakerveld (één van de boeren) de studenten rond. 

boer-als-docent.jpgIn de stallen legt hij uit dat het bedrijf ruim twintig jaar geleden biologisch is geworden. Op die manier vraag je minder van de koeien. Ze geven misschien minder melk op jaarbasis, maar zijn ook minder vaak ziek, zegt de boer. “En daar voel ik mij goed bij.” 

Terwijl Lakerveld vertelt, komt er af en toe een nieuwsgierige koe kijken naar de bezoekers. Andersom kijken de studenten zo nu en dan via het schermpje van hun mobiele telefoon naar de koeien. Als Parlevliet weg moet en daarmee de rondleiding verder aan Lakerveld overlaat, komt die telefoon iets vaker uit de broekzak. 

Terwijl de ene helft van de groep de boer overstelpt met vragen – 'Waar bestaat jullie voer uit?', 'Komt de dierenarts vaak?', 'En hoe herken je een Blaarkop?' – houdt de andere helft van de groep zich met andere zaken bezig. “Als we nu weg zouden gaan, dan red ik paardrijles nog”, zegt één meisje . “Ik heb niets met koeien”, verzucht een ander. “Ik vind ze wel lief en schattig, maar ik heb het wel gezien.” “Vaak versta ik boeren ook niet”, zegt weer een andere student. 

kalfjes.jpgAls Lakerveld de studenten meeneemt naar de kalfjes heeft hij weer alle aandacht. Of nou ja, hebben de koeien opeens weer ieders aandacht. “Oh my god wat schattig”, klinkt het bijna zonder onderbreking in de stal. “Wat is er met dit kalfje”, vragen een paar studenten wijzend naar een kalfje dat “als een propje” in de hoek van zijn box ligt. “Dat is een beetje een apart verhaal”, vertelt Lakerveld. “Dat kalfje kan niet lopen, maar hij wil heel graag leven. Hij drinkt elke dag een emmer melk leeg. Dus ik zet hem elke dag een paar keer overeind. We hebben al eerder een kalfje gehad dat niet kon lopen, maar die het na een half jaar wel kon.”

Na nog een drankje op het erf – geen glas melk – trekken de studenten hun overalls uit en rijden ze terug naar Utrecht. Studenten Judith en Hanna zeggen na afloop allebei dat ze het leuk vonden om een keer met eigen ogen te zien wat in de collegezalen zo vaak wordt besproken. Als buitenstaander vond ik het vooral een luxe om op een zonnige dag geen college te hebben in een collegezaal, maar in de buitenlucht.

Advertentie