Opnieuw aanwijzingen grote kans op burn-out bij promovendi
In het jaarlijkse promovendionderzoek van de Graduate School Life Sciences (GSLS) was dit jaar voor het eerst aandacht voor het psychische welzijn van promovendi. Aanleiding waren onder meer onderzoeken onder PhD’s in Amsterdam en Vlaanderen die wezen op grote mentale problemen binnen de groep van onderzoekers die aan het begin staan van een wetenschappelijke carrière en zich onzeker voelen over hun toekomst.
De GSLS is met ongeveer 1800 van de 2850 UU-promovendi verreweg de grootste graduate school. In de enquête die door 352 promovendi in de Life Sciences werd ingevuld, stonden zes gevalideerde vragen naar de mate van uitputting (bijvoorbeeld: “Ik voel me opgebrand na een werkdag?”) en van afstand tot de eigen werkzaamheden (bijvoorbeeld: “Ik ben minder enthousiast geworden over mijn werk”).
Bijna kwart van de promovendi loopt risico
De PhD Council concludeert nu dat bijna een kwart van de promovendi (24,8 procent) risico loopt op een burn-out. Dat is bijna het dubbele van het percentage Nederlanders (13 procent) dat in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van TNO aangeeft burn-outklachten te hebben. “Hoewel we de eerdere onderzoeken in Amsterdam en Vlaanderen natuurlijk kennen, zijn we hier toch erg van geschrokken”, zegt Hilje Doekes, voorzitter van de PhD Council. “Van elke vier promovendi, heeft er één het moeilijk. Dit kunnen we niet negeren.”
Volgens Linda Vissers, die samen met collega-promovendi Femke van Rhijn (inmiddels aangewezen als contactpersoon mental health van de council) en Anke Tukker de resultaten analyseerde, is het nog niet mogelijk om op basis van de antwoorden duidelijke oorzaken aan te wijzen voor het onbehagen. “We zien bijvoorbeeld wel dat het percentage overwerk hoog is, 30 procent werkt 10 tot 20 uur over en 10 procent meer dan 20 uur, maar we kunnen niet hard maken dat dát een oorzaak is. Hopelijk kunnen we volgend jaar in ons onderzoek explicieter vragen naar factoren waarvan bekend zijn dat ze tot burn-outrisico leiden en naar factoren waarvan promovendi zelf denken dat die meespelen.”
Van elke vier promovendi heeft er één het moeilijk
De resultaten van de enquête zijn inmiddels neergelegd bij het overleg van drie faculteitsdecanen die samen verantwoordelijk zijn voor de graduate school. De GSLS besteedt al een aantal jaar aandacht aan de promovendiproblematiek. Zo is er nu een Course Centre waar PhD’s gratis cursussen kunnen volgen. Inmiddels zijn er drie trainingen die gericht zijn op het geestelijk welbevinden, waaronder een cursus mindfulness.
Onderzoek naar de oorzaken
“Ik ben niet verrast door de uitkomsten”, zegt Saskia Ebeling, secretaris bij het decanenoverleg en directeur van het Course Centre. “Dit zag je ook in andere onderzoeken. En het is ook een beetje de tijdgeest; deze generatie verwacht en eist enorm veel van zichzelf.”
Volgens Ebeling ontwikkelt de GSLS daarom een programma voor de begeleiders van promovendi. “Daarin komen ook aspecten aan bod als ‘hoe pik ik impliciete signalen van promovendi op?’ en ‘hoe ga ik daarover in gesprek?’. Verder gaat een werkgroep aanbevelingen doen voor verbeteringen van het promotietraject.
Doekes en Vissers waarderen die inspanningen, maar waarschuwen ook. “Het probleem wordt te vaak bij de promovendus gelegd”, denkt Vissers. “We moeten ook naar het systeem kijken. Wat is er mis in de opleiding tot wetenschapper en wat moet er veranderen?” De Life Sciences-promovendi pleiten daarom voor een breder opgezet universitair onderzoek naar de oorzaken van de problemen rondom het geestelijk welbevinden van promovendi. Doekes: “Dit probleem beperkt zich niet tot de Life Sciences en moet op een hoger niveau worden opgepikt.”
Deze generatie verwacht en eist enorm veel van zichzelf
Volgens Nico Naus, universiteitsraadslid van de Utrechtse Promovendi Partij (UPP), is het behoorlijk lastig om aandacht voor de psychische gezondheid van promovendi echt op de kaart te krijgen op bestuurlijk niveau. In aanbevelingen voor de versterking van de PhD-fase die deze week in de U-raad werden besproken, komt het thema niet expliciet aan bod. Daarin gaat het vooral over de begeleiding, de community-vorming en de loopbaanoriëntatie van promovendi.
Naus: “Ik ben natuurlijk blij met alle voorgestelde verbeteringen. Die kunnen de situatie van promovendi verbeteren, zeker als er echt geld voor komt. Meer onderzoek, zoals de PhD Council wil, is ook toe te juichen. Maar ik denk dat we daar allemaal niet op kunnen wachten. Een groot deel van de promovendi loopt nú het risico straks ziek thuis te zitten.”
Van het kastje naar de muur gestuurd
Met het promovendiplatform Prout pleit de UPP voor een universitaire psycholoog die zich specifiek richt op de PhD’s. Daarnaast probeert Naus samen met Ana Poças van Prout al enige tijd een pilot van de grond te krijgen voor een gratis universiteitsbrede cursus voor promovendi met psychische problemen. “Dergelijke cursussen mogen niet alleen voor de promovendi van Life Sciences toegankelijk zijn. Als zo’n pilot goed bevalt, is dat hopelijk een prikkel voor graduate schools om een breder pakket aan cursussen aan te bieden.”
Maar voorlopig heeft Naus het gevoel van het kastje naar de muur te lopen. De directie Onderwijs & Onderzoek van de UU vindt aandacht voor het psychologisch welzijn van promovendi van groot belang, maar stelt zich op het standpunt dat vooral de graduate schools daarvoor verantwoordelijk zijn. Sommigen daarvan hebben al een cursusaanbod, maar dat volstaat volgens Naus niet. Behalve Life Sciences biedt niemand cursussen mentale weerbaarheid aan, blijkt uit zijn inventarisatie.
De graduate schools toonden weinig interesse toen door O & O gevraagd werd of ze een pilot zoals voorgesteld door Naus zouden willen organiseren. Alleen de Graduate School of Natural Sciences bleek deze week wel bereid een cursus 'mental health' te organiseren. Deze zal ook openstaan voor andere promovendi, maar wordt niet gratis. De bedoeling is dat de kosten 100 euro of lager zullen zijn, heeft Naus zich laten vertellen.
Het U-raadslid: “De afwerende houding van graduate schools heeft ons wel verbaasd gezien de ernst en urgentie van de problematiek. Maar waarschijnlijk is het een geldkwestie.”
De afwerende houding verbaast gezien de ernst en urgentie
Volgens Saskia Ebeling heeft de GSLS vanaf de start van het Course Centre drie jaar geleden aangegeven dat promovendi van andere graduate schools daar gebruik van zouden mogen maken. “Ons cursusaanbod is ook interessant voor andere promovendi, en als er specifieke wensen zijn dan wil ik daar graag naar kijken. Maar het initiatief daarvoor ligt bij de andere schools. Die moeten daar dan geld in willen stoppen. De besluitvorming daarover verloopt traag.”
Graduate school is verantwoordelijk
In de faculteitsraad van Bètawetenschappen werd deze week gevraagd naar de verschillen in het cursusaanbod voor promovendi van verschillende graduate schools en in de kosten daarvan. Decaan Van Meer legde uit dat die het gevolg zijn van andere financieringswijzen van het onderwijs. Op dit moment wordt binnen de faculteit onderzocht hoe daar meer uniformiteit in kan worden aangebracht.
Saskia Ebeling vindt het overigens, net als Naus, niet juist dat het universiteitsbestuur de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van promovendi geheel bij de graduate schools legt. “Waarom zou je niet een klein percentage van de promotievergoeding gebruiken voor een aanbod van cursussen of toegang tot psychische ondersteuning? De meeste promovendi zullen er geen gebruik van maken. Maar al voorkom je maar 10 procent uitval, dan heeft het toch nut gehad.”
Al voorkom je maar 10 procent uitval ...
In een reactie laat de directie O & O weten dat promovendi met psychische problemen gebruik kunnen maken van het universitaire bedrijfsmaatschappelijk werk. Ook voor beurspromovendi zal een oplossing worden gezocht. De opleiding en begeleiding van promovendi is volgens de UU echter in de allereerste plaats de verantwoordelijkheid van de faculteitsdecanen en hun graduate schools. De supervisors moeten met hun promovendi het gesprek aangaan over zaken als mentale weerbaarheid.
Maar mogelijk geven de uitkomsten van de GradSERU, een internationaal vergelijkend onderzoek onder promovendi en studenten van onderzoeksmasters, aanleiding om “aanvullend op de facultaire verantwoordelijkheid” nog extra stappen te nemen, zo laat O & O weten. De Utrechtse resultaten van dat onderzoek worden op dit moment geanalyseerd.