Gaza-oorlog maakt van UU-docent bekende tv-persoonlijkheid
Peter Malcontent: ‘Mijn grootste zorg is dat er niets gaat veranderen’
Bij muziekfanaat Peter Malcontent staat de nieuwe verzamelbox van The Who tegen een kast in de woonkamer van zijn Utrechtse dertigerjarenwoning. De afgelopen weken luistert hij weer wat vaker naar een van zijn favoriete seventies-hits Won’t Get Fooled Again.
“Dat nummer zegt dat je je niet moet laten bedotten en je niet zomaar moet laten meeslepen door een of ander verhaal dat mensen vertellen. Eigenlijk is dat wat ik in mijn colleges en in mijn tv-optredens ook altijd probeer over te brengen.”
Sinds hij op een lome zaterdagochtend begin oktober door zijn vriendin werd wakker geschud met het nieuws dat er iets loos was in Gaza en hij al drie telefoontjes van Hilversumse redacties gemist bleek te hebben, heeft de docent Internationale Betrekkingen zich ontpopt als een vooraanstaande commentator van de situatie in het Midden-Oosten.
Die avond op 7 oktober was hij een van de eerste experts die in de actualiteitenprogramma’s de beelden van de Hamas-aanvallen van context voorzag. “Ik had heel snel moeten uitzoeken wat er nu in vredesnaam gebeurd was. Want om eerlijk te zijn, was ik totaal verrast. Dit kon eigenlijk helemaal niet. Net als de meeste andere wetenschappers ging ik ervan uit dat Hamas een transformatie aan het doormaken was: van militant naar meer gematigd. Maar klaarblijkelijk hadden we ons in de luren laten leggen.”
De dagen daarna bleef zijn telefoon onophoudelijk zoemen. Tot gekmakends toe. “Op maandag begon ik me wel af te vragen hoelang dit ging duren, want dit zou ik echt niet lang volhouden.”
Dat iedereen bij hem terechtkwam, is volgens Malcontent niet helemaal verwonderlijk. “De groep Nederlandse wetenschappers die zonder al te veel voorbereiding iets kan zeggen over Israël en de Palestijnen is niet zo groot. Bovendien heb ik jarenlange toneelervaring waardoor het mij vrij aardig lukt om al te veel gehakkel of eh’s te vermijden. Maar bovenal vind ik het enorm leuk om te doen. De docent in mij wint het nu eenmaal heel vaak van de onderzoeker.”
De mediastorm is inmiddels ietwat gaan liggen, maar alle aandacht blijft hem soms een dubbel gevoel geven, erkent hij. “Alsof de wetenschapper Peter Malcontent over de ruggen van de slachtoffers zijn finest hour beleeft. Maar door rustig en duidelijk informatie te blijven geven aan het Nederlandse publiek, kan ik hopelijk ook een positieve bijdrage leveren.”
Want wat is je rol van wetenschapper in zo’n tv-studio?
“Daar heb ik natuurlijk wel over nagedacht. Die rol moet een andere zijn dan die van bijvoorbeeld ooggetuigen of van vertegenwoordigers van belangenorganisaties. Ik probeer vooral alles zo feitelijk mogelijk uit te leggen en te analyseren. Ik wil context geven zonder conclusies te trekken die ik niet op feiten kan baseren. Wat dat betreft verschilt een tv-optreden niet heel veel van een college. Je probeert mensen handvaten te geven zodat ze zelf tot gefundeerde meningen en conclusies kunnen komen en al het geroeptoeter kunnen buitensluiten.
“En ik ben historicus. Ik wil dus niet alleen naar de waan van de dag te kijken, maar ook een stapje terug doen. Zijn er in het verleden aanknopingspunten te vinden voor wat er vandaag gebeurt? Daar moet mijn uitleg op zijn gericht. Dat past ook bij hoe er binnen mijn afdeling Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen wordt gewerkt. Mijn collega Beatrice de Graaf wordt bijvoorbeeld ook vaak door de media gevraagd om duiding te geven over onderwerpen als hedendaags terrorisme.
“Mijn meest vruchtbare moment was misschien wel toen een oud-student van me opbelde. Hij werkte op de NOS-buitenlandredactie en zag daar dat veel van zijn collega’s achtergrondinformatie over het conflict misten. Of ik hen tijdens een lunchpauze zou willen bijpraten. Vervolgens bleek dat iedereen daarbij wilde zijn, er was geen bureau meer bezet. Toen dacht ik: nu doe ik echt nuttig werk.”
Dit conflict is enorm gepolariseerd en de emoties lopen ook nu weer hoog op. Kun je het als duider dan wel goed doen?
“Dat ik bespuwd zou worden door deze of gene, dat wist ik wel. Dat gebeurde in 2018 ook toen mijn boek over de relatie van Nederland met Israël en Palestina uitkwam. Nota bene in de boekenbijlage van de NRC werd ik door een recensent weggezet als Israël-ontkenner. In Nederland is dat een vriendelijke manier om je voor antisemiet uit te maken, veel erger kan het niet.
“Het was allemaal gebaseerd op verdraaiingen en verkeerde aannames en uiteindelijk is het ook wel rechtgezet in de krant, maar de schade was al aangericht. Het boek verkocht niet geweldig en dergelijke verdachtmakingen blijven echt even aan je kleven. Toen heb ik wel door een zure appel moeten bijten.
“Maar uiteindelijk blijkt het gewoon zo te zijn dat je mensen met meer radicale opvattingen toch nooit tevreden kunt stellen. En die zitten aan beide kanten. Ik kwam er al snel achter dat er ook aan de pro-Palestijnse kant veel kritiek was. Dan doe ik blijkbaar toch iets goed, concludeerde ik. Sindsdien kan ik me er niet heel druk meer om maken.”
Echt niet? Wat voor reacties krijg je op je tv-optredens?
“Ik kijk eigenlijk bijna nooit op Twitter. Op advies van vrienden heb ik dat ook de afgelopen maanden maar even nagelaten. Verder krijg ik zo’n zeven of acht mailtjes per week binnen. Bellen doen ze gelukkig nooit.
“De mailtjes zijn meestal van mensen met een meer pro-Israëlische mening. Sommige zijn inderdaad van het niveau: klik maar op delete. Eén keer heb ik gedreigd een mail door te sturen naar het universiteitsbestuur. Die was van iemand die mij min of meer opdroeg zelfmoord te plegen. Nu slaap ik echt niet minder van dat soort berichten, maar daar werd een grens overschreden. Dat er toen een excuusbericht kwam, vond ik dan weer behoorlijk grappig.
“Als ik maar enigszins het idee krijg dat er iets van een gesprek mogelijk is, dan probeer ik te antwoorden. Vaak verwachten mensen dat helemaal niet en zijn ze van hun stuk gebracht. Maar ze waarderen het wel dat ik de moeite neem om op hun commentaar te reageren. Soms zit er ook wel eens iemand bij die eerlijk toegeeft dat mijn antwoord tot verder denken heeft aangezet.”
Merk je iets van de spanningen in je collegezaal?
“De interesse voor het onderwerp is in ieder geval groot. Drie weken geleden ben ik weer met mijn mastercursus begonnen en ik kreeg te horen dat er zelfs geld werd geboden voor een plekje. Toen heb ik maar besloten om ook nog een lezing te geven voor ál onze studenten.
“Eigenlijk ervaar ik tijdens die colleges en lezingen – ook wel een beetje tot mijn eigen verbazing -vrijwel geen problemen. Ik probeer altijd van tevoren duidelijk te maken wat de context is, waar we het over gaan hebben en hoe we erover gaan praten. Dat we niet één maar meerdere perspectieven op het conflict gaan bestuderen, Israëlische en Palestijnse, Westerse en niet-Westerse. Anders kunnen we het conflict niet begrijpen. Als je dan van tevoren afspreekt dat we het netjes houden, elkaar niet gaan overschreeuwen en proberen om naar elkaar te luisteren dan gaat het eigenlijk altijd goed.
“Dat bleek ook tijdens een bijeenkomst van Studium Generale van de Rotterdamse Erasmus Universiteit waarbij ik een lezing over de geschiedenis van het conflict gaf. Daar zaten heel veel kritische studenten in de zaal die heel grote moeite hadden met het Israëlische optreden in Gaza. Maar door een goede organisatie werd het een prima avond met een discussie zonder enige wanklank waarin ook echt naar elkaar geluisterd werd.”
Universiteiten nemen een neutrale houding aan, wat vind je daarvan?
“Ik vind dat universiteitsbesturen sowieso geen politieke standpunten moeten uitdragen. Ik zou werkelijk niet weten waarom. Om die reden vond ik het ook niet handig dat het bestuur zich eerder wel liet verleiden tot uitspraken over de Russische inval in Oekraïne. Ik geloof dat het bestuur zich dat nu ook zelf wel realiseert. Want waar houdt het op? In Dafur zijn op dit moment opnieuw vreselijke slachtpartijen gaande. Moet het UU-bestuur daar dan ook iets over zeggen?
“Wel vind ik dat medewerkers van de Universiteit zich individueel mogen uitspreken. Een van de kenmerken van een academische gemeenschap is voor mij nu juist dat er verschillende meningen en posities kunnen bestaan, als die tenminste maar gefundeerd zijn.”
Waarom raakt de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden toch steeds zo’n gevoelige snaar in Nederland?
“Nou, dat moet je wel in het juiste perspectief zien. Dat doet het eigenlijk vooral op het Haagse en het politieke niveau. Vanaf de tweede helft van de jaren 70 hebben de politieke partijen aan de linker- en aan de rechterzijde hun stellingen betrokken. De schaduw van de Shoah is daarbij een belangrijke factor, meer dan in andere landen. De spijt over het wegkijken van veel Nederlanders bij de Jodenvervolging is groot.
“In de Nederlandse samenleving zelf heeft die tegenstelling Israël versus Palestina in feite nooit een grote rol gespeeld. Uit onderzoeken blijkt steevast dat meer dan de helft van de Nederlanders geen idee heeft wat ze ervan moeten denken. De groepen die steun uitspreken voor een van beide zijden zijn veel kleiner. Dat verandert ook niet echt.
“Door de jaren heen zijn Nederlanders wel kritischer geworden op Israël, maar dat betekent niet per se dat er meer steun is voor de Palestijnen. Het Midden-Oosten is voor de meeste Nederlanders sowieso een ver-van-hun-bedshow en ze identificeren zich gemakkelijker met de westers uitziende bewindslieden van Israël.
“Dat is natuurlijk anders voor nieuwe Nederlanders met roots in Arabische landen. Die zie je nu ook vaak bij de demonstraties her en der. Maar die bijeenkomsten zijn niet heel massaal. Ook bij de studentendemonstraties in Utrecht gaat het steeds om relatief kleine aantallen.”
Heeft het oplaaien van het conflict dan nog impact gehad op de uitslag van de Nederlandse verkiezingen?
“Nee, ik denk dat die invloed verwaarloosbaar is. Dat neemt niet weg dat ik erg ongelukkig was met hoe de Nederlandse regering zich aanvankelijk opstelde. Men zei zich bewust te zijn van de gevoeligheden in de samenleving en van de noodzaak om te de-escaleren. Maar het enige wat ik zag was escalatie.
“Rutte had de eerste week alleen maar oog voor de Israëlische slachtoffers terwijl de aantallen slachtoffers aan Palestijnse kant in Gaza razendsnel toenamen. Ook werden er Israëlische vlaggen op de overheidsgebouwen gehangen. Zo vervreemd je mensen van elkaar en maak je een dialoog onmogelijk. Later werd die toon gelukkig wat milder.”
En nu krijgen we mogelijk de meest pro-Israëlische regering ooit. Wat betekent dat volgens jou?
“Mijn grootste zorg is dat er niets gaat veranderen. Sinds de Oslo-akkoorden in 2000 explodeerden, heeft Israël voor een unilaterale koers gekozen: niet meer onderhandelen en de boel zo nodig hardhandig onder controle houden. We zien nu wat de gevolgen zijn van dat beleid.
“Binnen de EU vormde Nederland samen met Duitsland altijd al het pro-Israëlische motorblok, de afgelopen jaren gesteund door nieuwe lidstaten uit Oost-Europa. Rechtse partijen hadden in de afgelopen decennia ook vrijwel zonder uitzondering een meerderheid in het Nederlandse parlement. Er was weinig oog voor ander beleid waarbij meer druk gezet zou kunnen worden op Israël.
“Nu lijkt Nederland te hebben gekozen voor een regering die de Netanyahu-doctrine van ‘je slaat erop en je roeit het uit’ van harte zal steunen. Je ontkomt er bijna niet aan om sommige politici te verdenken van – laten we het noemen – “een oriëntalistische blik”. Die denken dat de Arabieren leven bij het zwaard en zwaar emotioneel zijn en dat je de problemen met hen alleen met geweld kunt stoppen.”
Voorlopig lijkt je eerste bezoek aan Israël er dus niet in te zitten?
”Ha, nee. Sinds 2015 – toen ik de vraag kreeg om een boek te schrijven over de relatie van Nederland met Israël en Palestina – verdiep ik me in de situatie daar. In de eerste jaren was het een bewuste keuze om er niet naartoe te gaan. De focus van mijn boek lag op het Nederlandse perspectief. Ik wilde die niet laten vertroebelen door emoties die ik bijvoorbeeld bij een bezoek aan een Palestijns vluchtelingenkamp zou ervaren.
“Nadat mijn boek verscheen in 2018 nam ik mij elk jaar voor om te gaan. Maar er komt werkelijk steeds iets tussen. Was het eerst covid, nu is het deze oorlog. Het is natuurlijk wel zo dat er een tsunami aan beeldmateriaal en geschriften beschikbaar is. Je hoeft er niet per se naartoe om iets zinnigs te kunnen zeggen over de situatie daar.”