Postdoc Ilona Domen op zoek naar het geheim van goed interdisciplinair samenwerken
Het is inmiddels bijna een cliché geworden: grote maatschappelijke uitdagingen zoals de klimaatcrisis en de Covid-crisis kunnen alleen opgelost worden als meerdere wetenschappelijke disciplines samenwerken.
Die opvatting leidt ertoe dat interdisciplinair onderzoek in het brandpunt van de aandacht staat binnen de academische wereld. Maar hoe pakt dat in de praktijk uit?, vroegen leden van de Utrecht Young Academy (UYA) zich af.
Welke typen onderzoek lenen zich het beste voor interdisciplinaire samenwerking? En wat betekent die manier van onderzoek doen nu precies voor individuele wetenschappers en voor de kwaliteit van hun werk?
De kennis over de succesfactoren en de valkuilen is nog te beperkt, was de conclusie. Om die reden besloot de UYA voor het eerst een eigen postdoc aan te stellen die meer helderheid moest scheppen over die ‘promises and pitfalls’.
Je neemt aan dat iemand wel snapt wat je bedoelt, terwijl dat helemaal niet voor de hand ligt
De keuze viel op Ilona Domen. Zij had in haar Utrechtse promotieonderzoek naar de onbewuste percepties van mannen over vrouwen en vice versa gebruik gemaakt van een interdisciplinaire insteek door methoden uit de sociale psychologie en de neuropsychologie te combineren.
“Ik was zelf vooral enthousiast over het vooruitzicht dat dit onderzoek van de Utrecht Young Academy kan helpen om het interdisciplinair samenwerken te vergemakkelijken, zegt Domen in een Teams-gesprek.
Als promovendus woonde ze een summerschool in Edinburgh bij waar meer dan vijftig PhD’s de mogelijkheden en beperkingen van onderzoek over de grenzen van disciplines bespraken. “Toen kwam ik erachter hoeveel je van elkaar kunt leren. Maar ook hoe snel je aanneemt dat iemand wel snapt wat je bedoelt, terwijl dat helemaal niet voor de hand ligt als iedereen een heel andere achtergrond heeft.”
Het is één manier om tot een antwoord op een vraag te komen, niet dé manier
Domen kreeg grote vrijheid bij de opzet van haar onderzoek. Ze besloot zich te richten op de ervaringen van Utrechtse onderzoekers zelf. “Ik wil weten in hoeverre ze al interdisciplinair onderzoek doen. Werken ze zowel interdisciplinair en monodisciplinair of kiezen ze voor één van de twee? Tegen welke dingen lopen ze aan? Hoe kan de UU helpen?”
Vorige week ging er een vragenlijst naar promovendi, postdocs en onderzoekers in vaste dienst van de UU, deze week ontvangen onderzoekers die verbonden zijn aan het UMC Utrecht een mail hierover. Domen hoopt deze de zomer de resultaten uit te kunnen werken, zodat er in het najaar een adviesrapport naar het UU-bestuur kan.
De postdoc benadrukt dat ze er in haar onderzoek niet vanuit gaat dat alle UU-onderzoekers interdisciplinair onderzoek zouden moeten doen. “Het is één manier om tot een antwoord op een vraag te komen, niet dé manier. Ik vind dat onderzoekers plezier moeten halen uit het bevredigen van hun nieuwsgierigheid en dan is monodisciplinair niet ondergeschikt aan interdisciplinair. Bovendien moet je disciplinair sterk zijn om een bijdrage te kunnen leveren aan interdisciplinaire samenwerking.”
Tegelijkertijd ziet ook zij dat er steeds meer stimulansen en prikkels zijn voor wetenschappers om interdisciplinair te werken. Voor veel subsidies of beurzen is samenwerking tussen wetenschappelijke disciplines een vereiste. De universiteit zelf heeft haar onderzoek georganiseerd in interdisciplinaire strategische thema’s en verleidt individuele wetenschappers tot samenwerken met wetenschappers met andere achtergronden via zogenoemd zaaigeld.
Domen: “Dat zit ook in de vragenlijst: werken we samen uit interne overwegingen of externe? Persoonlijk denk ik dat eigen motivatie nog steeds doorslaggevend is. Als je echt liever op een andere manier werkt, dan zoek je misschien ergens anders geld.”
Vooral voor jonge onderzoekers is het goed om te weten wat de keuze voor een bepaald type onderzoek betekent voor hun loopbaan
Maar Domen wil wél graag onderzoeken of wetenschappers die interdisciplinair werken ook daadwerkelijk het gevoel hebben dat hun inspanningen gewaardeerd worden. Die vraag past bij de actuele discussie in de universitaire wereld over ‘anders erkennen en waarderen’.
In dat nieuwe denken over academische loopbanen gaat men er onder meer vanuit dat publicaties en impactfactoren niet langer zaligmakend mogen zijn. Andere bijdragen en onderzoeksproducten moeten ook beloond worden, zeker als die een grote maatschappelijke impact hebben. Interdisciplinaire samenwerking is vaak meer gericht op dat soort resultaten, denk bijvoorbeeld aan beleidsadviezen en -interventies of aan lesprogramma’s en workshops.
“We willen weten of wetenschappers tevreden zijn over de waardering die ze krijgen, of ze nu mono- of interdisciplinair werk doen. En als dat niet het geval is, of ze daar dan oplossingen voor hebben gevonden of daar suggesties voor hebben. Vooral voor jonge onderzoekers is het goed om te weten wat de keuze voor een bepaald type onderzoek kan betekenen voor hun loopbaan en hoe ze daarmee om kunnen gaan.”
In de vragenlijst omzeilt Domen overigens de eindeloze discussie in de academische wereld over wat nu precies interdisciplinair onderzoek is en hoe zich dat onderscheidt van multidisciplinair en transdisciplinair onderzoek. Ze koos voor de term ‘multidisciplinair’ waarmee dan ook de andere werkwijzen worden bedoeld.
Het is ook een groepsproces, dat wordt soms vergeten
De UYA-onderzoeker is ervan overtuigd dat interdisciplinair samenwerken andere obstakels met zich meebrengt dan monodisciplinair werken. Om een deugdelijke vragenlijst vast te stellen, deed Domen uitgebreid literatuuronderzoek. Ook hield ze gesprekken met onderzoekers en beleidsbepalers binnen de universiteit. En er was een pilot waarbij leden van de Young Academy vragen voorgelegd kregen.
Op die manier heeft ze een beeld gekregen van de ‘uitdagingen’ die onderzoekers tegenkomen als ze over de grenzen van vakgebieden willen samenwerken. Het kost vaak meer tijd en meer organisatievermogen. Daarnaast is publiceren lastiger bij een gebrek aan journals, editors en reviewers. Het moet je bovendien ook gewoon liggen. Persoonlijkheidskenmerken als flexibiliteit, creativiteit en een open houding voor andere zienswijzen helpen enorm.
De postdoc geeft ook workshops waar ze met de kennis die ze inmiddels heeft opgedaan tips en adviezen geeft. “Wat je vaak ziet is dat alle betrokken onderzoekers bij een project erop gericht zijn om dat zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Maar het is ook een groepsproces en dat wordt nog weleens vergeten. Je moet echt leren samenwerken en leren om elkaars taal te spreken. En daar moet je nu eenmaal tijd in investeren.”
Volgens Domen zouden onderzoeksteams bij de start van een project minimaal een aantal bijeenkomsten moeten plannen en elkaar ook gedurende het proces geregeld moeten ontmoeten. Mailcontact alleen is niet voldoende. Ze noemt een aantal punten waar duidelijkheid en overeenstemming over moet zijn.
“Bespreek verwachtingen met elkaar. Wat verwacht je van de ander? Wat verwacht je van het project? Wat is het doel? Hoe wil je dat bereiken? Zeker als er mensen van buiten de universiteit bij betrokken zijn, is dat belangrijk. Opvattingen over wat succes is en wat effectief is, verschillen nu eenmaal.”
“Bespreek ook alle definities in de onderzoeksvraag. Zijn die voor iedereen duidelijk? En vertel ook eerlijk hoeveel tijd je in een project kunt stoppen en wanneer. Als je niet op dezelfde plek werkt, kan samenwerken veel tijd kosten en daardoor tot frustratie leiden.”
Heeft Domen het idee dat onderzoekers dat nu al zo aanpakken? “Nee, niet altijd. Wetenschappers hebben nooit genoeg tijd. Als je zegt: we gaan eerst vijf uur praten dan lukt dat vaak gewoon niet. Het is ook lastig als je samenwerkt met verschillende disciplines, binnen en buiten je eigen universiteit, vaak ook internationaal.”
Opvattingen over wat succes is en wat effectief is, verschillen nu eenmaal
Ze is benieuwd welke hulpvragen de wetenschappers die interdisciplinair werken in de enquête melden. Ze verwacht dat een deel daarvan mikt op ‘systeemveranderingen’. “Meer journals die artikelen over interdisciplinair accepteren bijvoorbeeld. Of meer waardering voor de onderzoeksoutput van interdisciplinair werk in het kader van erkennen en waarderen’.”
Maar ze vraagt ook hoe de universiteit als werkgever kan helpen. Tijdens de pilot die ze uitvoerde met 25 leden van de UYA klonk onder meer een roep om stimulerend leiderschap en meer carrièremogelijkheden voor interdisciplinair werkende wetenschappers.
Andere zaken die werden genoemd waren: investeringen in de opbouw van competenties, verlichting van de organisatorische rompslomp bij samenwerking tussen verschillende faculteiten en grotere betrokkenheid van de ondersteunende staf bij de projecten. Maar Domen benadrukt dat het om een kleine steekproef ging.
Naar aanleiding van de uitkomsten van de enquête gaat ze nog aanvullende interviews houden met onderzoekers: “Het zou mooi zijn als dit onderzoek ertoe leidt dat mensen die interdisciplinair onderzoek willen starten zich bewust zijn van wat er op hun pad kan komen. Ook hoop ik dat ik straks kan laten zien hoe andere onderzoekers die al langer zo werken problemen hebben opgelost, zodat niemand het wiel opnieuw moet gaan hoeft uit te vinden.”
Onderzoekers van de UU en het UMC Utrecht kunnen de vraaglijst hier vinden.