Reviewcommissie verwacht veel van prestatieafspraken
De prestatieafspraken met universiteiten en hogescholen zullen hun vruchten afwerpen, verwacht Frans van Vught. Als voorzitter van de ‘reviewcommissie’ moet hij staatssecretaris Zijlstra over de afspraken adviseren.
In “marathonsessies” heeft de commissie van Frans van Vught alle universiteiten en hogescholen de afgelopen weken gesproken over hun ambities. Hoe gaan ze ervoor zorgen dat minder eerstejaars afhaken, meer studenten slagen en het onderwijs op een hoger niveau komt?
Uiteindelijk zal zeven procent van het budget voor universiteiten en hogescholen afhankelijk worden van hun prestaties en profiel, heeft het kabinet besloten. Er hangt dus nogal wat vanaf voor het hoger onderwijs.
Wat is uw eerste indruk van de ingediende voorstellen?
“Dat de instellingen het allemaal serieus nemen. Ze hebben nadrukkelijk overwogen waar hun eigen sterktes en zwaktes liggen.”
Hoe gaat u de ambities beoordelen?
“We proberen alle instellingen te zien in het licht van hun eigen geschiedenis en ambitie. Technische universiteiten hebben bijvoorbeeld een duidelijk ander rendement dan de algemene universiteiten. Dat heeft te maken met de zwaarte van opleidingen, maar ook met traditie. Wij vergelijken de instellingen op allerlei manieren. We kijken naar de vijf algemene universiteiten, de drie technische universiteiten, de groene opleidingen in het hbo, de grote hogescholen, de kleine, enzovoorts. Met zulke ‘multivergelijkingen’ proberen we een goed beeld te krijgen.”
Stuurt u ook instellingen terug naar de tekentafel?
“Dat is niet aan ons. We kunnen alleen om extra informatie vragen. Uiteindelijk brengen we advies uit en dan moet de staatssecretaris bepalen of hij akkoord gaat met de voorstellen of niet.”
Sommige instellingen blikten vooruit naar het jaar 2020. Is dat niet wat ver weg?
“Die vraag hebben wij natuurlijk ook meteen gesteld. We moeten in 2016 beoordelen of de instellingen de verwachtingen hebben waargemaakt, dus wat zeggen de vooruitzichten over 2020 dan? Maar daar zijn we samen uitgekomen.”
Drie instellingen schreven hun voorstel in het Engels. Wat vindt u daarvan?
“Engels kunnen we ook lezen. Het had van ons niet gehoeven, maar als ze het document ook intern willen gebruiken, kan het handig zijn dat ze het niet meer hoeven te vertalen. Er is overigens ook belangstelling uit het buitenland voor wat we hier aan het doen zijn.”
Wat voor belangstelling?
“Ik ben benaderd door de Ierse autoriteit voor het hoger onderwijs. Die wil iets dergelijks gaan doen. Ook uit Australië kreeg ik bericht. Daar maken ze al soortgelijke afspraken, maar er hangt nog geen geld vanaf. Wat wij doen, is uniek.”