Rode wangen en trillende handen bij specialistische reanimatie

CursusPraktijkonderwijs ‘kennismaken met specialistische reanimatie’
Niveau, hoeveelstejaarsvakBachelor, derdejaarscursus
StudieGeneeskunde
WaarHijmans van den Berghgebouw, ruimte 3.34
Datum & duurDinsdag 5 juli, 15.15 – 17 uur
DocentAbel van de Ven
Aantal  studenten11
VoertaalNederlands

"Ik geef niet écht een schok hè?” De student in korte broek vraagt het half grappend, half serieus. Het is toch goed om het zeker te weten, voordat je moet reanimeren, ook al ligt er dan een pop in het ziekenhuisbed. “Eigenlijk zou het wel goed zijn om dit mét stroom te doen”, zegt een studiegenoot. Want ja, dat zou de situatie wel realistischer maken, natuurlijk.

In een oefenzaal van het Hijmans van den Berghgebouw in De Uithof krijgen elf derdejaars studenten Geneeskunde praktijkles in specialistische reanimatie. Dat is dus iets anders dan de ‘gewone’ reanimatie waarmee wordt begonnen als iemand onwel raakt, legt docent Abel van de Ven uit. “Dat is basic life support. Specialistische reanimatie is de basale reanimatie aangevuld met meer mogelijkheden, zoals het toedienen van medicatie.”

Ter voorbereiding op het coschap
De studenten van dit college volgen, zitten in de voorbereiding van hun tweede coschap die ze gaan lopen bij interne geneeskunde. Ze hebben al een coschap chirurgie achter de rug. Sommigen hebben daarbij al te maken gehad met reanimatie, maar vaak indirect. Eén student heeft meegekeken terwijl er op de spoedeisende hulp gereanimeerd werd. Een ander vertelt dat er op haar afdeling een meisje overleden is na reanimatie.

Het zou zomaar kunnen dat deze studenten in een volgend coschap zelf een reanimatie gaan meemaken. Deze praktijkles leert ze hoe dat in zijn werk gaat. Dat betekent overigens niet dat ze het straks al volledig moeten kúnnen, want in het ziekenhuis neemt ervaren personeel de leiding. Het zou wel kunnen dat ze gevraagd worden er een rol bij te spelen.

Gezeten bij het bed van de te reanimeren patiënt - type crash test dummy - volgt eerst een theorieles van een halfuur. Om te peilen hoe het staat met de voorkennis, begint docent Van de Ven met een kort online testje. Studenten geven via hun mobiel antwoord. De antwoorden komen meteen op het digitale bord te staan. “Zo zie ik waar ik deze les extra aandacht aan moet besteden”, zegt Van de Ven.

Flat line
Er blijken allerlei verschillende hartritmestoornissen te bestaan. De studenten moeten de verschillen leren tussen asystolie, bradycardie, tachycardie en ventrikelfibrilleren. En dan zijn er ook nog allerlei verschillende vormen van ‘elektrische interventie’: manieren waarop je kunt reanimeren.

Per tweetal bespreken de studenten de verschillende stoornissen. Wat zijn de kenmerken van zo’n stoornis, en hoe moet je ‘m behandelen? Om te kunnen beoordelen wat er aan de hand is, is het nodig om verschillende signalen samen te wegen. Een heel hoge of juist lage hartslag is niet per se afwijkend, zegt Van de Ven. “Als gezond mens heb je wel eens een bradycardie, wanneer je op de bank hangt. Of juist een tachycardie, als je hard hebt gerend voor de bus.”

Verschijnt er in het scherm een volledig vlakke lijn, dan heet dat asystolie. Op dat moment kun je eigenlijk niets doen met elektrische interventie, legt Van de Ven uit. “Er moet enige elektrische activiteit zijn om te defibrilleren of te pacen. Je kunt wél doorgaan met reanimeren en het toedienen van medicatie.” Een schok geven, heeft dus niet altijd zin. Een student merkt op: “Dus al die series waarin ze bij een flatline patiënten schokken toedienen, is gebaseerd op gelul. Dat kan dus helemaal niet.” Klopt, zegt Van de Ven. En waar in ziekenhuisseries patiënten om de haverklap een schok toegediend krijgen – baat het niet, dan schaadt het niet - is dat in de realiteit helemaal niet zo. Op welke momenten je wel of niet een schok geeft, is precies vastgelegd in een protocol. En niet voor niets:  “Een schok levert ook schade op, en het kan pijnlijk zijn.”

Bed los
Reanimatie is ook voor de artsen niet zonder gevaar: het kan explosies en brandwonden opleveren. Vandaar dat de kreet ‘bed los!’ heel belangrijk is. Wie het bed aanraakt tijdens de schok, kan ook een klap krijgen. En zo bestaat de oefening met de pop uit meer routinematige handelingen. Eén voor één maken de studenten een rondje langs het apparaat: de een beademt de patiënt, een ander drukt met beide handen op zijn borst, de derde bedient het reanimatie-apparaat en een vierde deelt orders uit. Communicatie is misschien wel het belangrijkste bij een reanimatie, zegt Van de Ven. “Je moet goed naar elkaar luisteren én zorgen dat je gehoord wordt.”

Er wordt gelachen, maar er zijn ook rode wangen van concentratie en licht trillende handen. Er wordt toch een reële situatie nagespeeld, zegt een studente. “Het voelt nu niet echt, maar ik besef wel dat ik in de toekomst misschien een patiënt moet reanimeren." Docent Van de Ven besluit: "Aan de ene kant hoop ik dat jullie dat bespaard blijft, maar eigenlijk ook weer niet, want in de praktijk leer je het meest.”

Advertentie