Scriptieprijswinnaar UU wil minister van Buitenlandse Zaken worden

De Nederlandse abortusboot op weg naar Ierland

‘De scriptie van Nik de Boer is het hoogwaardige verslag van een intellectuele topprestatie op het grensvlak van constitutioneel recht en filosofie’, schrijft de jury van de scriptieprijs van de Universiteit Utrecht in zijn laudatio. De meesterproef van Nik wordt verder omschreven als ‘excellent, gemeten aan the highest standards of intellectual rigour’.

Zelf is De Boer, die de bachelors filosofie en rechten allebei cum laude afrondde, er een stuk bescheidener over: “Toen ik mijn scriptie had ingeleverd, hoopte ik eigenlijk dat ik nog wel het een en ander kon aanpassen. Niet over alles was ik namelijk even tevreden. Als je dan een 9,5 krijgt is dat erg verbazingwekkend. Dat ik ook nog de scriptieprijs zou winnen, had ik totaal niet verwacht. Andere genomineerde scripties gingen over een methode die kan helpen bij het genezen van kanker, de taalstoornis afasie en een onderzoek naar getijden. Ik dacht hier niet mee te kunnen concurreren, omdat mijn onderwerp zo abstract is.”

Wat heb je dan precies onderzocht?
“Aan de hand van een voorbeeld wordt het duidelijker. Elke lidstaat van de Europese Unie heeft grondrechten in zijn grondwet, zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Er is een grote overlap tussen grondrechten in de verschillende lidstaten en hoe ze uitgelegd worden. Maar er zijn ook aanmerkelijke verschillen. Alle lidstaten erkennen bijvoorbeeld het recht op leven, maar in Ierland wordt ook het recht op leven van de ongeborene in de grondwet erkend. Daar is de abortuswetgeving dan ook veel strenger dan elders in de EU.

“Stel nu dat een Nederlandse abortuskliniek haar diensten wil gaan aanbieden in Ierland. Zou Ierland dat verbieden, dan lijkt dat in strijd te zijn met het vrije verkeer van diensten in de EU. Als het nationale recht met het Europese recht botst, wat moet dan prevaleren? Het is wenselijk als het Europese recht overal hetzelfde wordt uitgelegd, omdat iedereen dan precies weet wat hij of zij aan het EU-recht heeft. Dus zou je kunnen zeggen dat de Nederlandse kliniek zich in Ierland mag vestigen.

“Aan de andere kant is het ook van belang om nationale verschillen te respecteren, omdat lidstaten binnen de EU nog steeds een redelijk grote mate van autonomie hebben. Dat zou dan weer betekenen dat Ierland de kliniek mag verbieden. Af en toe krijgen rechters met dit soort lastige kwesties te maken. Voornamelijk het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) heeft een belangrijke rol bij het beoordelen van dit soort conflicten.

“In mijn scriptie heb ik onderzocht wat er nu eigenlijk allemaal op het spel staat bij deze tegenstelling tussen nationaal en Europees recht. Aan de ene kant roept het de vraag op waarom het nou eigenlijk belangrijk is om nationale verschillen te respecteren in de context van grondrechten. Zijn grondrechten niet zo belangrijk dat ze overal hetzelfde zouden moeten zijn? Daar staat tegenover dat ik me heb afgevraagd hoe belangrijk het is dat het EU-recht overal hetzelfde wordt uitgelegd en hoe respect voor de verschillende nationale grondrechtenbenaderingen daarmee in strijd kan zijn.”

Je hebt filosofische inzichten gebruikt om deze vragen te beantwoorden?
“Aan de hand van inzichten uit de politieke filosofie heb ik die spanning tussen nationale en Europese rechten onderzocht. Daarvoor heb ik gekeken naar het gedachtegoed over rechtvaardigheid van John Rawls, de belangrijkste politieke filosoof van de twintigste eeuw, plus enkele reacties die daarop zijn gekomen.

“Ik onderscheid daarin twee duidelijke richtingen. De richting van de ‘kosmopolieten’ zegt grofweg dat grondrechten universeel zijn en dan is het niet zo duidelijk waarom we nationale verschillen zouden moeten respecteren. Aan de andere kant zeggen de ‘nationaal liberalen’ dat een nationale identiteit een vereiste is voor onderlinge solidariteit en vertrouwen, en dus om een democratie en verzorgingsstaat te creëren.

“Ik zoek de oplossing hier tussenin. Historisch gezien zie je dat de vorming van de verzorgingsstaat, het feit dat mensen bijvoorbeeld een aow of bijstandsuitkering krijgen, juist de basis vormt voor het creëren van een nationale identiteit. Die identiteit zoals de nationaal liberalen zeggen, vind ik geen vereiste. De kosmopolitische positie vind ik ook niet helemaal overtuigend, omdat je best wat van mening kunt verschillen over welke grondrechten het belangrijkst zijn. Bovendien is het zo dat de nationale grondrechten berusten op een fundamentele democratische keuze, aangezien het volk erover heeft beslist. Die keuze moet je respecteren.

“Over de EU kun je iets soortgelijks zeggen. Dankzij rechten als het vrij reizen, het overal kunnen studeren en het overal mogen werken, kan er verbondenheid met de EU ontstaan. Dat zou je in zekere zin een Europese identiteit kunnen noemen. Ook is er door die rechten absoluut sprake van solidariteit, al is die wel minder dan op nationaal niveau. Kijk bijvoorbeeld naar de Griekse schuldencrisis. Voor veel Nederlanders is het moeilijker te rechtvaardigen en accepteren om steun te geven aan Griekenland, dan dat we de bijstand betalen van iemand uit Drenthe.”

Dus dat leidt tot de conclusie dat…
“Rechten op nationaal en op Europees niveau elkaar aanvullen. Het bestaansrecht van beide is evident en beide zijn belangrijk. Conflicten tussen nationaal en EU-recht moet je daarom zoveel mogelijk zien te vermijden. Er zijn geen overtuigende argumenten om op Europees niveau alles gelijk te trekken wat betreft interpretatie. De grondrechten van lidstaten zijn fundamentele beginselen, waar het volk uitdrukkelijk voor heeft gekozen. We hebben dus een goede reden om ze te respecteren, ook in EU-verband. Wel is belangrijk dat ze aan een bepaald minimumniveau voldoen en geen afbreuk doen aan belangrijke Europese regels. Het gaat om het vinden van de juiste balans.

“Mijn scriptie beschouwt dus een vrij specifiek en concreet probleem in het Unie-recht, maar gaat daarbij ook over de bredere kwestie van nationale autonomie en de vraag hoe ver integratie in de EU moet gaan. Daarmee raakt de scriptie aan actuele discussies over de EU en de oplossing van de Eurocrisis.”

Denk je dat de uitkomsten van je scriptie hun weg vinden naar de maatschappij?
“Dat hoop je. Rechters, en dan met name die van het HvJ EU, zouden mijn scriptie moeten lezen en kritisch moeten kijken naar de manier waarop ze nu met dit probleem omgaan. Ze moeten veel minder stellen dat er op Europees niveau één uniforme manier moet zijn om grondrechten uit te leggen.

“Of die hoop realistisch is, moet nog blijken. Rechters lezen natuurlijk academische literatuur. Nu is het nog maar een scriptie, maar op de dag van de uitreiking van de scriptieprijs ben ik aan mijn proefschrift hierover begonnen aan de UvA. Dat heeft in de regel natuurlijk een groter bereik dan een scriptie.”

Liep het schrijfproces op rolletjes?
“Door mijn ambitie om voor mijn scriptie filosofie en rechten te combineren, heb ik het mezelf wel moeilijk gemaakt. Een gevaar is dat je als filosoof of als jurist net niet goed genoeg bent. Daarbij komt dat het lastig is om hele abstracte filosofische theorieën te verbinden aan concrete problemen. Hoewel ik dat dus juist wel een uitdaging vond. Wat hielp was ook wel dat ik het goed kon vinden met mijn begeleider Leonard Besselink, die over is gegaan naar de UvA en nu ook mijn promotor is. We spraken elkaar bijna elke week.

“Er stonden 30 studiepunten voor de scriptie en ik heb er ook precies een half jaar over gedaan. Over mijn tweejarige master heb ik uiteindelijk wel 3,5 jaar gedaan. Dat komt omdat ik nog een half jaar stage heb gelopen bij de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Verenigde Naties in New York en omdat ik mijn filosofiebachelor nog moest afmaken. Ik schaam me daar dus niet voor.”

Lonkt na je promotieonderzoek een carrière in de wetenschap?
“Ik heb lang getwijfeld wat ik na mijn studie wilde gaan doen. Een tijdje heb ik naar het bedrijfsleven gekeken, vooral de consultancy. Het werd toch promoveren. Uiteindelijk ligt mijn ambitie op politiek vlak. Ik vind het belangrijk om mijn idealen te verwezenlijken en inzichten uit de wetenschap een meer praktische toepassing te geven. Vooral de Europese en internationale politiek interesseren mij. Tegen minister van Buitenlandse Zaken zou ik geen nee zeggen.

“Momenteel ben ik bestuurslid van de jonge tak van de Wiardi Beckman-stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Van die partij ben ik dan ook lid. Politiek vind ik mooi, maar misschien zou iets op het grensvlak van politiek en wetenschap beter bij me passen. Bijvoorbeeld de Wiardi Beckman-stichting of een denktank.”

Advertentie