De Nieuwe Dikke Dries al 50 jaar de vriend van menig student

'Soms merk je niks van de studenten – dan hebben ze tentamen'

Café Dikke Dries Jos de Winter en zoon Julius Foto: Victor Smit
Café Dikke Dries, Jos de Winter en zoon Julius. Foto's: Victor Smit

Als ik het café aan het Oudkerkhof binnenstap is Jos, die al 25 jaar uitbater van de Nieuwe Dikke is, nog volop in gesprek. Binnenkort openen ze naast het café een delicatessen- en broodjeswinkel en zo te horen hebben ze het er druk mee. Met zoon Julius, alweer de vijfde generatie De Winter die in de zaak werkt, neem ik de curiosa aan de wand door. 

Een foto van Jos als baby, een gravure van opa Joop, vergeelde krantenknipsels, foto’s van memorabele gebeurtenissen in het café en naamplaatjes van de ‘gouden gasten’ die het café hebben gesteund in de coronatijd. Boven ons hangt een discobal in de vorm van Nijntje. “Zal ik hem even aanzetten?” stelt Julius voor - en de gekleurde lichten vliegen door de zaal. Ze proberen hier géén stoffig café te zijn, maar een strakgetrokken feestcafé is het ook niet. Het zit er ergens tussenin.

Café Dikke Dries Jos de Winter en zoon Julius Foto: Victor Smit

Als Jos bij ons gaat zitten, begin ik dan maar gelijk met de vraag wat voor café dit precies is. Jos: “We proberen het gevoel van een bruin café te behouden. De kracht van een café is dat je de mensen kent en dat je gezellig met je vrienden, familie of studiegenoten langs kan komen. Daarin is niks veranderd, maar we proberen wel met de tijd mee te gaan. Toen mijn vader en moeder hier begonnen, gingen we om vier uur ’s middags open en kon je een bitterbal krijgen of een kop koffie uit de kan. Nu hebben we een moderne keuken, een espressomachine, doen we lunch, diner en borrel en meerdere dansavonden in de week. Dat is allemaal veranderd.”

Café Dikke Dries Foto: Victor Smit

Een echt studentencafé
Ik vraag of de Dries een écht studentencafé is. Julius: “Er komen hier veel studenten, dus in die zin is het een echt studentencafé, maar eigenlijk komen hier allerlei mensen.” Jos: “Alleen op de dinsdag en woensdag is het hier weleens 100 procent student, maar er zijn dagen dat je geen student ziet – dan hebben ze allemaal tentamen.”

Studenten over de vloer is over het algemeen heel erg leuk, zegt Jos. “Al kunnen ze soms ook bloedvervelend zijn, maar dat lossen we altijd wel op. Het is een heel trouw publiek. Het leuke is, ik werk hier nu 40 jaar. Degenen die toen kwamen, komen nu zo af en toe nog steeds.”

Op de vraag waarom er eigenlijk twee Dikke Driesen zijn, krijg ikeen stukje van de familiegeschiedenis te horen. Jos: “Mijn overgrootvader heette Dries en hij was behoorlijk dik. In Wijk C had iedereen een bijnaam en dus werd hij altijd Dikke Dries genoemd. Toen hij een café begon in 1937, vernoemde hij het naar zichzelf. Het café was vrij klein dus als daar drie gezinnen kwamen eten zat het al aardig vol.

“De  hele buurt stond overigens op de nominatie om gesloopt te worden, omdat Hoog Catharijne en het stationsgebied nog groter zouden worden. Net als nu met Amelisweerd is er toen veel actiegevoerd waardoor uiteindelijk een klein stukje Wijk C mocht blijven bestaan, met daarin de Dikke Dries, maar toen had de familie er al voor gekozen om in de binnenstad een café te openen. Toen had je dus twee Dikke Driesen: de Ouwe, en de Nieuwe.”

Café Dikke Dries Foto: Victor Smit

Studenten kwamen vroeger vaker
De band met het studentenleven begon al in de Ouwe (en toen enige) Dikke Dries vóór de Tweede Wereldoorlog. Met name corpsstudenten kwamen er graag en tijdens de oorlog, toen de meeste studentenverenigingen werden opgeheven, was de Dries één van de cafés waar het USC ondergronds kon voortbestaan. 

De band tussen het café en het corps is altijd hecht gebleven, maar Julius benadrukt dat er studenten uit alle hoeken van het studentenleven langskomen: van studieverenigingen tot de rugbyverenigingen en van Veritas tot Unitas. Julius: “Sinds kort is er op dinsdag ‘Dames-dispuut-dinsdag’, voor de onafhankelijke damesdisputen die de afgelopen jaren ontstaan zijn.” 

Ik vraag Jos of de studenten die hier door de jaren heen komen veranderd zijn. Jos: “Vroeger had je studenten die hier drie, vier of wel vijf keer per week langskwamen waarvan je dan dacht  ‘ga jij weleens studeren?’. Tegenwoordig is de studie veel meer op de voorgrond gekomen. Het caféleven naast de studie is wel wat afgenomen, maar als studenten langskomen, is het nog altijd net zo gezellig.”

Café Dikke Dries Jos de Winter en zoon Julius Foto: Victor Smit

Veel aandacht voor wat niet mooi is
Vanwege de hechte band die het café en het USC onderhouden vraag ik de heren toch even wat ze van de negatieve aandacht vinden die het corps zo nu en dan ontvangt. Jos springt graag voor zijn vaste gasten in de bres: “Er is in de pers veel aandacht voor wat er misgaat, maar het studentenleven is veel meer dan dat en over de mooie dingen hoor je verder te weinig.” Julius: “Wij keuren alle onzin natuurlijk af, maar wij staan daar verder buiten. Hier is het gewoon gezelligheid en als ze vervelend zijn zetten we ze eruit en de volgende keer schudden we ze weer de hand en maken we het goed.”

Als ik Julius en Jos de obligate vraag stel of ze nog een leuke anekdote hebben om aan het verhaal toe te voegen, trekt Jos een ietwat ondeugend gezicht. “Vroeger zat hierboven een studentenhuis. Veertig jaar geleden, toen mijn vader en moeder hier nog werkten, hadden ze gevraagd of ze hier een halloweenfeestje konden geven, hoewel dat helemaal nog niet gevierd werd in Nederland. Het verhaal gaat dat die studenten vervolgens uit het snijhuis van de universiteit een écht menselijk skelet hadden gestolen en hier aan de vlaggenmast hebben opgehangen. In die tijd gingen mensen  wat losser om met dat soort dingen.”

Hoewel Jos het zelf na een half weekje aan de hotelschool wel welletjes vond, is zijn waardering voor het studentenleven groot: “Utrecht is door en dankzij de studenten een ontzettend leuke stad geworden. Neem een stad zonder universiteit of hogeschool, daar is de uitgaanscultuur en de levensopvatting zó anders. Daar is iedereen zuur en wordt er alleen maar gewerkt. Hier heb je kunst en cultuur, en ja, soms ook overlast, maar het bruist en borrelt en het maakt een stad als Utrecht zoveel leuker, dan moet je de overlast af en toe maar voor lief nemen.”

Advertentie