Springplankbijeenkomst eerstejaars helpt student met opstartproblemen
De Universiteit Utrecht begon in het najaar van 2015 in navolging van andere Nederlandse universiteiten met een kwalificatietraject voor studentbegeleiders. Studenten kunnen bij studieadviseurs terecht met onder meer persoonlijke problemen, motivatieproblemen in de studie en wanneer ze bijvoorbeeld vastlopen met hun bachelorscriptie.
Ruben van Doorn (45), studieadviseur bij Liberal Arts & Sciences (LAS), was in juli één van de acht die het traject Basiskwalificatie Studieadvies (intranet) als eersten met een diploma afsloten. Hij heeft voor het traject gekeken hoe motivatieproblemen bij de start van een studie kunnen worden aangepakt.
Idealiter stelt hij zou je met elke nieuwe student individueel een intake of matchingsgesprek willen hebben, maar bij een grote studie zoals bijvoorbeeld LAS met zo’n driehonderd eerstejaars, is dat geen doen. Bij deze brede studie moeten studenten veel eigen keuzes maken en dat is niet voor iedereen weggelegd. Het kan een reden zijn dat relatief veel van die eerstejaars uitvallen. Lopen ze vast, dan komen ze vaak bij de studieadviseur langs. Ruben van Doorn: “Eigenlijk zie ik ze pas als het al te laat is. Dat moment wilde ik voor zijn.”
De oud-docent bedacht een groepssessie voor studenten van wie hij vermoedde dat ze in het begin van de studie mogelijk met motivatieproblemen zouden kampen. Om geschikte kandidaten te vinden, mailde hij studenten die óf niet op het introductiecollege waren gekomen, of niet bij het eerste college van het kernvak kwamen opdagen of de eerste tutorbijeenkomst misten. Het opstellen van de mail, viel niet mee. “Communicatie luistert nauw”, zegt Van Doorn. “Ik wilde studenten niet in een hokje stoppen. In plaats van ‘slechte start’ had ik het daarom over een ‘springplank’.”
Twintig studenten kregen een mailtje, de helft jongens en de helft meisjes. Tijdens de groepsbijeenkomst op het Janskerkhof kwamen uiteindelijk negen jongens en maar één meisje opdagen. Maar of opstartproblemen nu meer een jongensprobleem is? Van Doorn waagt zich er niet aan.
Natuurlijk kent hij de theorie over jongens die minder presteren op school en in het begin van de studie door een neurologische achterstand en een later volwassen worden. En natuurlijk, hij bespeurt zelf dat studerende meiden ijveriger zijn dan hun mannelijke equivalent. Maar het is moeilijk om daar vergaande conclusies uit te trekken. “Ik denk dat een groepssessie voor zowel jongens als meisjes kan helpen.”
Voor veel studenten is het begin van het jaar overrompelend. Ze moeten wennen aan de studie na een lange vakantie zonder verplichtingen of zijn druk met een vereniging waar ze zich voor hebben ingeschreven of het zoeken naar een kamer waardoor de studie niet als prioriteit wordt ervaren. “Dat bleek ook bij de bijeenkomst."
Ruben begon dezet met het geven van een klein college over motivatieproblemen, maar merkte al snel dat de eerstejaars daar niet heel erg warm voor liepen. Toen hij de deelnemers vroeg ervaringen uit te wisselen werden ze enthousiast. Ze herkenden zich in elkaar en gaven elkaar tips. "Aan het eind probeerden we samen tot wat concrete tips te komen. Dat varieerde van simpele suggesties als het kopen van een wekker of het aanschaffen van het boek van het college tot het maken van een planning of communiceren met een docent of studieadviseur”, zegt Van Doorn.
Zo’n groepsbijeenkomst als ‘springplank’ voor de studie is geen garantie voor succes, zegt hij. Veel studenten in het eerste jaar worstelen met zaken als het vinden van de balans tussen studie en bijvoorbeeld de vereniging, sport of het leven in een studentenhuis. En hoewel hij in de loop van het jaar niet veel contact had met de studenten van de groepssessie, kreeg hij wel terug dat de bijeenkomst hen heeft geholpen bij het stellen van concrete doelen.
Ook hoorde hij dat ze het fijn vinden om te praten met mensen die in hetzelfde schuitje zitten. Ze voelen zich serieus genomen en merken dat door de tips en de vragen over concrete stappen de studie meer op de voorgrond kwam te staan.
Of dergelijke groepssessies helpen de uitval terug te dringen? Van Doorn weet dat nog niet. “Studiesucces hangt van veel variabelen af. Of het echt helpt, zullen cohortanalyses moeten uitwijzen.” Voor Van Doorn staat wel vast dat het proactief benaderen van studenten met opstartproblemen goed werkt. Ook dit jaar komt er weer een groepsbijeenkomst, die hij samen met een collega opzet.
Vooralsnog vinden de groepssessies alleen bij LAS plaats. “Maar het kan best zijn dat ik in de toekomst ook sessies bij informatica en geschiedenis ga geven.” Ook hoopt hij dat meer studiebegeleiders zijn idee oppakken. “Deze weg wordt door een studieadviseur te weinig benut. Het is óf groepsvoorlichting óf individuele begeleiding als er al problemen zijn. Dit zit er tussenin: je hebt een subgroep te pakken én de problemen zijn nog niet in een vergevorderd stadium.”
Het grote voordeel van deze aanpak is volgens Van Doorn dat je al actie onderneemt voordat er problemen zijn en dat studenten veel hebben aan het uitwisselen van informatie. Hij zou zich kunnen voorstellen dat er in de toekomst ook andere subgroepenkomen voor studenten die in de problemen dreigen te komen, zoals studenten met adhd of add.