Student onderzoekt oorzaken eigenrichting Ecuador

De wijk Atucucho in de hoofdstad van Ecuador

Drie mensen zijn er in een decennium gelyncht; in de arme wijk Atucucho in Quito. Alle gelynchten werden verbrand. Hoe kwam dat zo? Dat onderzocht Timo Peeters (30) in zijn afstudeeronderzoek voor de master Criminologie, waarvoor hij vier maanden in het Zuid-Amerikaanse Ecuador verbleef.

‘Hier verbrandt men’. Timo Peeters ontleende de titel van zijn scriptie aan een antwoord dat hij kreeg van een bewoner van de krottenwijk Atucucho in Quito, de hoofdstad van Ecuador. De vraag was of er in de wijk nog andere collectieve vormen van eigenrichting worden toegepast. De vrouw gaf aan van niet. Verbranden is namelijk gemakkelijk, omdat het altijd mogelijk is: je hebt er alleen benzine en een vuurtje voor nodig. En in het onwaarschijnlijke geval dat de politie achteraf zou besluiten om onderzoek te doen naar de lynchpartij, zijn er geen sporen achtergebleven.

Van 2000 tot 2010 werd er in de wijk drie keer een dief gepakt en verbrand, ontdekte Peeters. Dit waren de ernstigste incidenten. Daarnaast namen burgers ook nog op andere manieren het heft in eigen handen. In 2010 verrichte de criminoloog ter plekke vier maanden lang een casestudie naar de oorzaken en achtergronden van het lynchen in deze wijk. Zijn 120 pagina’s tellende scriptie leverde hem de scriptieprijs (PDF) van de Nederlandse Vereniging voor Kriminologie op.

Wat ben je te weten gekomen over de oorzaken en achtergronden van die lynchpartijen?
“Rijke burgers in Ecuador kunnen zich afsluiten voor het gevaar door in een gated community te gaan wonen, een woonwijk waarvan alle in- en uitgangen met hekken zijn beveiligd. Sloppenwijkbewoners hebben die luxe niet. Ze kampen met grote armoede en heel veel criminaliteit, waardoor er een enorme angstcultuur ontstaat. De armoede en criminaliteit willen ze een gezicht geven. Dat doen ze door een zondebok te creëren. In een proces van othering wijzen ze bepaalde mensen aan als ‘anderen’ die verantwoordelijk worden gehouden voor de onveiligheid in de wijk. Dit zijn mensen uit de Afro-Ecuadoriaanse gemeenschap in Atucucho of mensen die pas in de wijk zijn komen wonen, veelal afkomstig uit landen als Colombia, Peru of Cuba. Ook kan het om mensen gaan, die letterlijk van buiten de wijk komen om in Atucucho te stelen en te roven.

“De staat helpt de burgers niet. Dus bestrijden ze zelf het kwaad door onder bepaalde omstandigheden het ‘gezicht’ daarvan – de ‘anderen’ dus – te lynchen. Alle drie de lynchpartijen kenden als directe aanleiding een huisinbraak. Bewoners in Atucucho vertelden dat ze elke dag worden geconfronteerd met inbraken en berovingen. Ze zeggen er zelf slachtoffer of getuige van te zijn, of erover te horen. Dat juist dit soort delicten tot lynchen kan leiden, is omdat bij deze vermogensdelicten niet zozeer een slachtoffer centraal staat, maar een goed. Omdat het delict gezichtloos is, worden de angst en de woede gemakkelijk geprojecteerd op de dader.”

Helpt dat lynchen in de strijd tegen criminaliteit?
“Nee. Hoewel er naast het lynchen bijvoorbeeld ook huizen van dieven en andere delinquenten in brand worden gestoken, er pogingen tot lynchpartijen worden ondernomen en waarschuwingen als ‘gepakte dief, verbrande dief’ op de muren worden geschreven, neemt de criminaliteit niet af. Die is constant hoog en een lynchpartij, als wapen tegen criminaliteit, is niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. Een winstpunt van de lynchpartij, zo zou je kunnen zeggen, is het korte psychologische effect dat ‘slachtoffers’ zelf even voor rechter spelen en dat alle neuzen dezelfde kant opgaan.

“Overigens hoeven lynchende burgers niet te vrezen voor de politie, bij wie dit nul opsporingsprioriteit heeft. Zelfs bij de bekend geworden lynchpartij van El Pisuleño - ‘de man uit Pisulí’, een andere sloppenwijk in Quito - is er niemand vervolgd. En dat terwijl twee agenten toekeken. Een kapitein-generaal van de politie die ik sprak juichte het lynchen zelfs toe, hij noemde het dé oplossing voor onveiligheid in die wijken.”

Hoe kwam je eigenlijk op dit onderwerp?
“In 2007 heb ik een half jaar gebackpackt in Zuid-Amerika. Toen ik in Quito was, kwam een groep mensen in gele hesjes ons tegemoet. Ze hadden zichzelf onherkenbaar gemaakt met bivakmutsen en sjaals, in hun handen hadden ze honkbalknuppels en palen waar spijkers uitstaken. Ze keken ons indringend aan, maar liepen ons vervolgens zonder problemen voorbij. In het hostel hoorden we dat dit een uit burgers bestaande wijkbrigade was, die wacht hield in de wijk. Deze vorm van het heft in eigen handen nemen, fascineerde me en zo kwam ik op de zaak van de lynchpartijen.”

Heb je voor je onderzoek ook zelf in de sloppenwijk gewoond?
“Voor mijn onderzoek zou dat natuurlijk wenselijker zijn geweest. Je krijgt dan toch meer mee van wat er leeft en hoe het eraan toe gaat in zo’n wijk. Maar het zou niet veilig zijn geweest. Daarom woonde ik in La Primavera, Las Casas, een wijk met een iets betere reputatie. Uit veiligheidsoverwegingen was het ook zaak om een gatekeeper te vinden, iemand die geaccepteerd en gerespecteerd werd in Atucucho en mij kon helpen met het onderzoek. Via de directeur van een non-profitorganisatie kwam ik in contact met een vrouw die aan deze voorwaarden voldeed en bereid was mij te helpen.

“De interviews die ik had, liepen meestal via die vrouw en waren vaak ook bij haar thuis. In totaal heb ik in Ecuador 21 mensen geïnterviewd, onder wie wijkbewoners, mensen van de politie, het Openbaar Ministerie en een antropoloog. De interviews heb ik allemaal zelf gehouden, zonder tolk. Als kind heb ik een ietwat onverklaarbare voorliefde voor Latijns-Amerika opgedaan, vervolgens heb ik als hobby in de loop der jaren Spaans geleerd.”

Is het hele onderzoek- en schrijfproces goed gegaan?
“Echt noemenswaardige problemen ben ik eigenlijk niet tegengekomen. Ik ben tevreden over hoe alles is gegaan. Mijn begeleiding was ook prettig. Ik heb mijn begeleider Damián Zaitch zelfs nog in Quito ontmoet toen hij daar toevallig eventjes aan het werk was. Uiteindelijk ben ik wel wat uitgelopen op mijn eigen planning. Ik ben in oktober 2010 teruggekomen en pas in juni 2011 afgestudeerd.”

Wat zijn je toekomstplannen?
“Ik werk nu als junior docent bij het Willem Pompe Instituut. Ik heb gemerkt dat ik erg houd van het doen van onderzoek en hoop daarin verder te gaan.”

Advertentie