Studiereis door het andere Irak

Een groep studenten van verschillende universiteiten ging dit voorjaar op studiereis naar Noord-Irak. De reis was georganiseerd door een Koerdische student die wil laten zien dat het land meer is dan oorlog. Kristel Segeren, afgestudeerd masterstudent internationale betrekkingen, schreef voor DUB een verslag.

Ons busje zoeft door een groen landschap. De koeien grazen rustig op de heuvels. We worden vriendelijk begroet als we door de dorpjes rijden. Als ik denk in een Zwitserleven reclame te zijn beland, moet ik mezelf even in de wang knijpen. Ik ben in Irak. Op studiereis notabene, met een groep van veertien Nederlandse studenten. Samen zijn we begin maart een week lang naar het noorden van het land afgereisd, een regio die ook wel Iraaks-Koerdistan of simpelweg Koerdistan wordt genoemd.

‘Irak, is dat dan wel veilig?’ was een vraag die we logischerwijs veel te horen kregen voordat we vertrokken. Veel mensen associeren immers Iraaks-Koerdistan met oorlog, terroristen en aanslagen; in de media lees je niet anders. Maar waar in Baghdad en andere steden zoals Kirkuk nog wekelijks bommen ontploffen, is het in het noorden toch echt een stuk rustiger. Iraaks-Koerdistan is feitelijk deel van Irak, maar heeft een de facto autonomie gekend sinds 1991, toen de Verenigde Staten er een no-flight zone realiseerden om de sinds lange tijd onderdrukte Koerden te beschermen tegen Saddam Hoessein’s regime. Sinds die tijd kan de regio net zo goed als apart land worden beschouwd, gezien ze in het bezit is van een eigen president en regering, paspoortstempels, taal en cultuur en zelfs een eigen legereenheid -de peshmerga-. Zodoende dat Noord-Irak misschien niet de meest gemiddelde bestemming van een studiereis is, maar in ieder geval veel beter bereisbaar en veiliger dan je zou vermoeden.

Dat was ook de reden dat vier studenten deze trip hebben georganiseerd, met als doel om een groep Nederlandse studenten met eigen ogen te laten zien en beleven hoe de situatie nu in deze regio is. Een jaar geleden nam Regien Sumo, zelf van Koerdische afkomst, het initatief voor deze reis. Na een hele hoop e-mails en telefoontjes zette zij samen met drie anderen het programma op poten. Tien studenten van uiteenlopende studierichtingen, van universiteiten uit het hele land, werden na een selectie uitgekozen om mee te gaan. Sommigen hebben zelf Koerdische roots en willen op termijn terugkeren, anderen wilden bekijken of ze zouden kunnen gaan ondernemen in Irak, weer anderen gingen mee voor het avontuur, maar bovenal waren we allemaal gewoon heel nieuwsgierig.

Het nieuwe Dubai
Tijdens de week lag de focus vooral op de potentie van de regio in economisch opzicht. Sinds de Amerikaans-Britse invasie in 2003 probeert de regering Iraaks-Koerdistan namelijk open te stellen voor buitenlandse investeerders, want naast olie (de motor van de regio) valt er op vlakken als real estate, landbouw en toerisme ook een hoop voor hen te halen. Vandaar dat inmiddels ruim twintig landen een consulaat hebben geopend in Erbil, de ‘hoofdstad’ van de regio. Zelfs Nederland heeft er een gezant zitten, die in zijn eentje probeert de economische banden tussen Nederland en Iraaks-Koerdistan aan te sterken. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitse of Zweedse bedrijven, zijn Nederlanders nog wat terughoudender om te investeren. Want ja, vanwege de associatie met het zuiden denk je toch niet direct aan zakendoen.

Aangezien je tegenwoordig met Transavia naar Erbil kunt vliegen, vertrokken we 7 maart vanaf Schiphol. De douanier, een voormalige militair die ooit zijn dagen sleet in Baghdad  fronst nog even de wenkbrauwen bij het horen van onze groepsreisbestemming, voor hij onze paspoorten teruggeeft.  Het vliegtuig zat bomvol, want met Newroz in aantocht, het nieuwjaar dat groots wordt gevierd op 21 maart, keren veel Koerdische gezinnen terug naar hun familie. Na zes uur vliegen komen we aan op het hypermoderne vliegveld in Erbil, waar we hartelijk werden ontvangen door onze Koerdische gidsen.

Het eerste wat opvalt als we vanaf het vliegveld naar het centrum van Erbil rijden zijn de enorme witte SUV’s overal; het lijkt Saudie-Arabië wel. Erbil is met drie miljoen inwoners opgebloeid tot de meest welvarende stad van Irak, grotendeels door Turkse investeringen, en dat is te zien. Werkelijk  overal wordt gebouwd aan luxe hotels, malls en toeristische resorts en het aantal hijskranen overtreft het aantal minaretten ruimschoots. Vanwege deze boom in korte tijd wil Koerdistan zich ook wel ‘The new Dubai’ noemen. Niet alleen de studenten van Nederlandse afkomst moesten even met hun ogen knipperen door al het constructiewerk, ook de mensen van de groep met Koerdische roots hadden moeite met het zoeken van herkenningspunten.  

Koerdische Studenten Unie
Met Erbil als thuisbasis, crossten we gedurende de week met ons eigen busje van afspraak naar afspraak. Veel tijd om te slapen was er niet, vaak hadden we wel vijf meetings per dag. Zo bezochten we de Universiteit in Erbil, de Libanese bank, gingen we op de thee bij de Koerdische Studenten Unie, woonden we een conferentie op de Amerikaanse Universiteit in Sulaimani bij en kregen we zelfs een rondleiding over een actief producerende olieboorsite. Gelukkig zagen we tussen al deze meetings door ook nog veel van de regio zelf, bestaande uit de drie provincies: Duhok, Erbil en Sulaimani. Samen zijn zij even groot als Zwitserland en de natuur lijkt er zelfs wel wat op. De besneeuwde bergtoppen, cayons en watrervallen zijn in ieder geval zeker spectaculair te noemen. Bovendien introduceren de Koerden ons maar als te graag in hun cultuur. Zo bezochten we een pelgrimsoord van de Jezidi’s (een van de oudste religies ter wereld), kregen we lokale klederdracht aangemeten en leerden onze Koerdische reisgenoten de houten Hollanders maar al te graag de lokale dansjes.

Dat de week niet alleen bijzonder is voor ons,  maar ook voor de inwoners van de regio zelf blijkt wel uit de media-aandacht die we krijgen. Bijna dagelijks stonden we in de krant of verschenen we op de Koerdische televisie. Zoals tijdens de herdenkingsceremonie die we meemaakten in Halabja, een middelgrote stad vlakbij de Iraanse grens. Op 16 maart 1988 werd deze in één klap van de kaart geveegd door de gifgasaanvallen van Ali ‘Chemicali’ Hassan al-Majid. In het museum van Halabja is de totale verwoesting van mens en natuur in beeld gebracht. De gids die ons rondleidt heeft de aanval zelf ternauwernood overleeft. Na afloop van zijn verhaal bezoeken we de graven van de 5000 die hierbij zijn omgekomen, leggen een bloemetje neer en staan we even stil bij het feit dat de aanval 25 jaar geleden plaatsvond.

Koerden snakken naar erkenning
Ondanks alles wat ze hebben meegemaakt, blijven de Koerden positief in het leven staan. De mensen in de regio zijn open en gastvrij en erg blij met buitenlands bezoek. Ze snakken immers naar erkenning; ze willen dat iedereen van de geschiedenis van Iraaks-Koerdistan weet en dat het bestaat. Zo zetten Koerden zich wereldwijd in om de gasaanval in Halabja als genocide erkend te krijgen. Dat zij trots zijn op hun relatief nieuwe vrijheid blijkt wel uit de rood-wit-groene vlag van de regio, waarop een stralende zon in het midden prijkt, die aanwezig is op vrijwel iedere heuvel, auto en gebouw.

Fascinerend was het zeker om te zien hoe de pasgeboren regio zich ontpopt en met welke drift de inwoners bezig zijn hun gebied op te bouwen. Noord-Irak is bijna een oase van rust en veiligheid te noemen als je het vergelijkt met de rest van het land, waar je je leven niet zeker bent. Als we een week later weer terug zijn op Schiphol kunnen we terugkijken op een indrukwekkende week, met ontelbare bijzondere ontmoetingen, vol Koerdische cultuur en met heel veel kebab. Ook dit is Irak. Maar je weet het pas, als je er bent geweest.

Advertentie