Taal & Cultuur: stoere jongens, giechelende meisjes

Een screenshot uit Lingo Straattaal, een uitzending van 3 minuten.

Wat zegt de manier waarop we praten over onze identiteit? Bij het college Taalvariatie & Culturele Identiteit zoeken studenten naar het antwoord. Onder meer door naar online gesprekken tussen Marokkaanse jongens en meisjes te kijken, die elkaars taal belachelijk maken.

Cursus Taalvariatie & culturele identiteit
Niveau, hoeveelstejaarsvak Bachelor, derdejaarscursus
Studie Minor Nederlandse Cultuur
Waar ICU Descartes, zaal 203
Datum & duur Woensdag 9 december 2015, van 9 tot 12.45 uur
Docent Khalid Mourigh en Martine Veldhuizen
Aantal  studenten 15
Voertaal Nederlands

Ewa G, faka dan? Gister had ik die pipa van Gino genakt ouwe, ik wou zo die OV torrie zetten, dus ik zo met die koevoet zo naar de scotoebureau toe dacht ik ga me mattie Mo uit de cel halen toen zijt ik tegen die kankelijer of je geeft me donnie of ik scot je moer. Klik klak boem a sahbi. Docent taalkunde Khalid Mourigh leest het droogjes voor, de studenten lachen.

Het werkcollege in de cursus Taalvariatie & Culturele Identiteit van vandaag gaat over gender en taalgebruik. Wat is vrouwelijk en mannelijk taalgebruik, en hoe denken mannen en vrouwen daar zelf over? Om dat laatste te laten zien, bekijkt Mourigh met zijn studenten een discussie op het forum van Marokko.nl. In het topic ‘Gedraag je hier naar het andere geslacht’ doen Marokkaans-Nederlandse jongens alsof ze een meisje zijn, en andersom.

Wat is een donnie?
Toen ik een paar jaar geleden zelf nog Nederlands studeerde, beperkte de collegestof zich meestal tot literaire en wetenschappelijke teksten. Er waren inspirerende docenten bij, maar nooit eentje die ons uitlegde wat een scotoebureau is (politiebureau), of een donnie (tientje). Ik ben een beetje jaloers op de studenten van deze minor: als je taal boeiend vindt, de taal die nú op straat wordt gebruikt, is dit een superinteressant vak.

Dat ik het college vernieuwend vind, is niet zo gek: dat is het vak ook, vertellen de docenten. Taalkundige Mourigh en letterkundige Martine Veldhuizen zijn ook niet gewend om hun beide vakgebieden samen te brengen. Veldhuizen: “Het is een uitdaging voor de studenten, maar voor ons ook. Verder kijken dan je eigen vakgebied vraagt flexibiliteit.” Mourigh: “Ik leer er veel van. Normaal gesproken kijk ik alleen naar taalkunde, niet naar de sociale component van taal. Die komt in literatuur juist naar voren.” 

Mourigh laat de teksten van het forum niet zomaar zien, vertelt hij. “Het is een rijke bron als het om jongerentaal gaat. De discussie waar we dit college naar kijken, laat niet alleen zien welke taal Marokkaans-Nederlandse jongeren gebruiken, maar ook wat hun taalattitudes zijn: welke normen en waarden ze verbinden aan bepaald taalgebruik.” De meisjes op het forum maken de stoere praatjes van de jongens belachelijk, de jongens zetten de meisjes neer als giechelende tutjes.

Student Sarah Achahchah, zelf Marokkaans-Nederlandse, herkent daar wel wat in. “Als meisje krijg je snel commentaar van jongens. ‘Praat vrouwelijk’, zeggen ze dan, ‘praat niet straat’.” Ze vindt het vak een mooie aanvulling op haar studie Islam en Arabisch, die vooral erg gericht is op het lezen van Arabische teksten. “Hier gaat het ook over hoe taal gesproken wordt, en hoe het zich tot je identiteit verhoudt.”

Taalseksisme: waarom manuren en geen vrouwuren
Volgens onderzoeken praten mannen echt anders dan vrouwen, vertelt Mourigh. “Wie van jullie praat met een Gooise R?” In de zaal steekt bijna iedereen haar hand op – de enige mannelijke student niet, hij komt uit Zeeland. Dat beeld klopt aardig met het onderzoek: de Gooise R is populair geworden door vrouwen. Zij associëren het accent van bekende vrouwen als Sacha de Boer met status en roem, en ze zien taal als een manier om te klimmen op de sociale ladder. Bij dat laatste wordt wat gefronst, maar toch.

De groep is klein, en daardoor kan iedereen bijdragen aan het college. Dat gebeurt ook, vooral als het gaat over taalseksisme. Een onderwerp waar je misschien wel uren over kunt praten. Want kunnen termen als ‘mankracht’ en ‘manuren’ eigenlijk nog wel, en waarom vervoegen we onzijdige woorden met ‘zijn’ (het karakter en zijn eigenschappen)? Iemand vertelt dat ze commentaar kreeg toen ze in een paper schreef: ‘de lezer en zijn…’. Een ander vertelt dat daar het woord ‘zaar’ voor is bedacht: een samentrekking van ‘zijn’ en ‘haar’. Een beetje geforceerd vind ik dat, maar misschien raken we daar ooit aan gewend – net zoals de Engelsen, die vaak niet spreken van ‘his or her’, maar van ‘their’.

Aan het eind van de collegereeks moeten de studenten in een wetenschappelijk artikel laten zien dat ze met een taalkundige bril naar een literaire tekst kunnen kijken. Martine Veldhuizen bespreekt de voorstellen met ze. Er zitten originele plannen bij: de één wil een stuk schrijven over de rol van dialect in Bartje – het Drentse jongetje van ‘Ik bid niet veur bruune bonen’ -, de ander gaat een toneelstuk van Maria Goos analyseren en een derde stort zich op de liedteksten van de Zeeuwse zanger Broeder Dieleman. Het is dat ik geen artikel hoef te schrijven, maar ik kan zo een paar onderwerpen bedenken: hoe leuk zou het zijn om onderzoek te doen naar de teksten van rappers als Fresku en Typhoon bijvoorbeeld?

Advertentie