'Te weinig stimulansen voor studenten die naar het buitenland willen'
Er zouden meer Nederlandse jongeren in het buitenland moeten studeren, vindt de vereniging van studenten die de sprong al gewaagd hebben. Daar heeft Bussemaker te weinig oog voor.
Er komen veel buitenlandse studenten naar Nederland. Minister Bussemaker is daar blij mee en legt de loper voor hen uit. Ze wil hen overhalen om na hun studie in Nederland te gaan werken, meldde het ministerie afgelopen weekend. Daar zou de Nederlandse economie flink van profiteren.
Intussen kiezen weinig Nederlandse jongeren voor een complete bachelor- of masterstudie in het buitenland. Het zijn er maar een paar duizend. Daar zou Bussemaker meer aandacht aan moeten besteden, vindt Nick Hirschstein van de vereniging Nederlandse Wereldwijde Studenten. Ze zou Nederlanders moeten aanmoedigen in het buitenland te studeren.
NWS verspreidde een vragenlijst onder haar leden, die door 553 Nederlanders is ingevuld. Zij studeren in het buitenland of hebben dat gedaan. NWS vroeg naar hun verwachtingen en ervaringen. Binnenkort komen de resultaten naar buiten.
Uit het onderzoek blijkt dat studenten ontevreden zijn over voorlichting en financiering van hun buitenlandavontuur. “Een van de studenten heeft zelfs eerst twee jaar lang een maximale lening bij DUO afgesloten zodat ze het collegegeld van haar buitenlandse opleiding kon betalen.”
Waarom is het goed voor onze economie als meer Nederlanders in het buitenland studeren?
“We zijn een land van import en export en buitenlandse contacten zijn belangrijk. Er komen veel meer buitenlandse studenten hierheen dan omgekeerd. Daar zou wat meer balans in moeten komen.”
Buitenlandse studenten leveren de Nederlandse economie veel geld op, heeft het Centraal Planbureau berekend. Is het dan omgekeerd niet nadelig als Nederlandse studenten naar het buitenland gaan?
“Ze kunnen veel geld opleveren, maar dan moet je ze wel bij Nederland blijven betrekken. De respondenten in dit onderzoek vinden dat daar weinig voor wordt gedaan. Daarom blijven ze vaak langer weg, of zoeken ze een baan in het land waar ze gestudeerd hebben. Dan nog zijn ze als ‘ambassadeurs’ van waarde voor Nederland.”
Hoe zou je hen bij Nederland betrokken kunnen houden?
“Bijvoorbeeld door het bedrijfsleven aan te moedigen om beurzen te geven aan studenten die naar het buitenland willen. In ruil daarvoor komen de studenten dan later terug om een paar jaar bij dat bedrijf te werken. Het is maar één van de mogelijkheden. Universiteiten en hogescholen zouden ook meer aan hun alumnibeleid kunnen doen. Als iemand een master in het buitenland gaat volgen, hoort hij nauwelijks nog iets van zijn bacheloropleiding.”
Wat houdt jongeren tegen om de sprong te wagen?
“Het is bijvoorbeeld moeilijk om informatie te vinden over buitenlandse opleidingen, verzekeringen, visa en woonruimte. Er zou één goede website moeten komen met alle relevante informatie. Ook moet je al vier maanden van tevoren studiefinanciering aanvragen voor een buitenlandse opleiding. Vaak weet je dan nog niet of je bent aangenomen. Ik had daardoor de eerste drie maanden van mijn masterstudie geen beurs. Verder schieten de international offices van universiteiten en hogescholen tekort. Waarom heeft de minister daar geen prestatieafspraken over gemaakt?”
Maar het heeft jullie leden dus niet weerhouden om te gaan.
“Gelukkig niet. Maar zij hebben het hele proces doorlopen en hebben ervaren wat er meeviel en wat lastig was.”
Jij studeert nu in Zweden. Waarom ben je daarheen gegaan?
“Ik werd verliefd op een Zweedse en ben haar achterna gereisd. We studeerden allebei aan de Roosevelt Academy in Middelburg. Het was een goede keuze. Ik vond het een verademing om eens iets anders dan Nederland te zien.”
Nederlandse universiteiten zijn naar verhouding behoorlijk goed. Zou dat misschien de reden zijn dat jongeren niet vertrekken?
“Misschien, maar dat zou niet terecht zijn. Als je naar de ranglijsten kijkt, zijn er zoveel universiteiten die hoger scoren dan de Nederlandse. Waarom zou je daar niet naartoe willen?”