UU-onderzoekers: klimaatmodificatie kan afleiden van noodzakelijke veranderingen

Technologische aanpak klimaatcrisis: onvermijdelijk of ‘excuuswetenschap’?

Excuuswetenschap. Foto's: 123RF, illustratie DUB
Foto's: 123RF, illustratie DUB

Is het eigenlijk wel zo verstandig om een artikel over klimaatmodificatie te publiceren? De vraag duikt op aan het einde van een anderhalf uur durend interview met Jeroen Oomen. Als universitair docent doet hij onderzoek naar solar radiation management, een technologie die zonlicht reflecteert en zo de planeet kan afkoelen. Oomen krijgt steeds meer aanvragen voor interviews over zijn sociologische onderzoek, maar hij vreest dat hoe meer mensen over de technologie lezen, hoe sneller die normaliseert.

En dat is nét wat Oomen graag wil voorkomen. Solar radiation management (SRM) vereist een heel hoog niveau van politieke samenwerking tussen landen, en kan nadelige gevolgen hebben voor het lokale klimaat en de biodiversiteit, vinden hij en vele andere kritische wetenschappers. Maar wellicht het belangrijkste gevaar is dat SRM kan afleiden van andere maatregelen die noodzakelijk zijn om de klimaatcrisis tegen te gaan. 

“Zolang dit soort technologieën de suggestie wekken dat we niets hoeven te veranderen aan onze gebruikspatronen, zijn ze allemaal problematisch”, zegt hij. “Technologische oplossingen hebben een belangrijke functie te vervullen, maar ze zijn niet dé oplossing.” SRM is een belangrijk voorbeeld van een ‘excuuswetenschap’, vindt Oomen: een wetenschappelijke aanpak van het klimaatprobleem die óók als excuus gebruikt kan worden door beleidsmakers en bedrijven om geen maatschappelijke- of systeemverandering door te hoeven voeren.

‘We moeten nadenken over een alternatief’

Hoewel alle onderzoekers graag de klimaatcrisis willen oplossen, verschillen de meningen sterk over de manier waarop dat zou moeten. In de laatste jaren doen vooral discussies rondom geo-engineeringtechnieken als SRM veel stof opwaaien. Bij de meest besproken vorm van deze technologie spuiten honderden vliegtuigen aerosolen in de hogere lagen van de atmosfeer die een deel van het zonlicht terug de ruimte in kaatsen. Net zoals reflecterende zwaveldeeltjes die vrijkomen bij een vulkaanuitbarsting, kan dit de temperatuur van de aarde doen dalen.

Jeroen Oomen Foto: Marcel Hobma

Jeroen Oomen Foto: Marcel Hobma

Ondanks de onzekerheden biedt de technologie wel degelijk potentie, zegt Claudia Wieners, die als onderzoeker aan de UU de klimaateffecten van SRM modelleert. “Het liefst pak je de klimaatcrisis aan door de uitstoot te verminderen, maar dit punt zijn we al jaren voorbij”, zegt ze. 

Het doel om onder de 1.5 graad opwarming te blijven, wordt zelfs met zeer ambitieus emissiebeleid en CO2-opvang waarschijnlijk niet gehaald. En mocht het wel gehaald worden, dan is het onzeker of het wel genoeg gaat zijn om de achteruitgang van de biodiversiteit en de leefbaarheid van de planeet tegen te gaan. “De situatie is zo erg dat we ook moeten nadenken over een alternatief als SRM - ook al bevat dit zelf ook weer veel gevaren.”

‘Hoe zet je zo’n technologie rechtvaardig in?’

Hoewel er een goede reden is om SRM achter de hand te houden, liegen de gevaren er niet om. Voor wetenschappers als Jeroen Oomen en professor Frank Biermann was dit twee jaar geleden aanleiding om een voorstel voor een internationale non-use agreement te publiceren, gericht tegen het gebruik en de ontwikkeling van methoden om zonlicht te dimmen. 

“Momenteel is het huidige internationale politieke systeem absoluut niet in staat om een complex, langdurend project als SRM te kunnen managen”, zegt Biermann, de initiator van het voorstel. Volgens hem hebben de Verenigde Naties onvoldoende slagkracht om landen in het gareel te houden. En die slagkracht is hard nodig. Om het zonlicht succesvol te blokkeren, zullen de reflecterende deeltjes zonder onderbreking over zeer lange tijd over de gehele aardbol verdeeld moeten worden.

Solar radiation management kan ook op lokaal niveau verschillende effecten hebben, en dus beter of slechter uitpakken voor verschillende regio’s - op manieren die nauwelijks te voorspellen zijn”, zegt Biermann die deze maand in Zweden de Volvo Milieuprijs kreeg voor zijn onderzoek naar internationaal milieubeleid.

 “Je krijgt dus niet alleen een experimenteel designerklimaat, maar je moet ook een manier vinden om zo’n technologie rechtvaardig in te zetten. Hoe doe je dat? Hier bestaan nog geen politieke of juridische mechanismen voor.” Om deze redenen hebben een groot aantal Afrikaanse landen, maar ook eilandstaten als Vanuatu en Fiji, onlangs hun steun voor een non-use mechanisme voor SRM uitgesproken.

Eenmaal ontwikkeld, zou de technologie ook tot grote geopolitieke conflicten kunnen leiden, zegt Biermann. “Dit is het klassieke Oppenheimer-dilemma. Je ontwikkelt een nieuwe, high-risk technologie - zoals de atoombom - zonder te weten wat je ermee doet. Vervolgens belandt deze technologie in de handen van machthebbers die het politiek inzetten. Als wetenschapper heb je dan helemaal geen controle meer over je creatie.”

Frank Biermann. Foto uit privécollectie

Frank Biermann. Foto uit privécollectie

‘De geest is uit de fles’

Claudia Wieners herkent de uitdagingen en spreekt van een lastige afweging. Toch ziet zij geen reden in om het onderzoek en de ontwikkeling van SRM te stoppen. “Critici beweren dat meer onderzoek de kans verhoogt dat we SRM gaan gebruiken. Dat zou kunnen, maar mijn hoop is dat goed onderzoek juist de kans verkleint dat SRM verkeerd wordt toegepast.” 

Daarnaast wordt de technologie volgens haar al volop onderzocht - vaak achter gesloten deuren. “Het is eigenlijk al te laat om geo-engineering niet als serieuze optie te bekijken”, zegt ze. “De geest is uit de fles: als wij het niet doen, dan wordt het waarschijnlijk ontwikkeld in militaire laboratoria of binnen grote bedrijven. Nu produceren we in ieder geval openbare kennis over de mogelijke effecten van SRM.”

Maar een wellicht nog subtieler risico van klimaatmodificatie is dat het de andere oplossingen voor de klimaatcrisis de wind uit de zeilen neemt. De UU-onderzoekers zijn het erover eens: zelfs als geo-engineering succesvol ingezet wordt, moeten we minder consumeren en van de fossiele energie af. Maar met technologieën als SRM ontstaat de gelegenheid om deze ingrijpende veranderingen te vertragen, zegt Wieners. “Het risico is dat politici, maar ook burgers en lobbygroepen van bedrijven als Shell de beloften van technologische oplossingen als SRM gaan pushen om toch wat rustiger aan te doen met de transitie.”

‘Technologische beloften vertragen de energietransitie’

Momenteel wordt de technologie nog niet op deze manier in publieke discussies ingezet, zegt Wieners: Het is nog nét wat te controversieel. Maar volgens Jeroen Oomen is de publieke dialoog snel aan het verschuiven. “Steeds meer mensen worden bang voor klimaatverandering, dus kijkt iedereen naar kant-en-klare oplossingen zoals SRM.”

Dat nieuwe technologie afleidt van noodzakelijke maatschappelijke veranderingen, is onder andere het resultaat van bewuste keuzes van conservatieve denktanks en fossiele bedrijven, zegt Oomen. Zo kwam geo-engineering na een jarenlang taboe weer op de Amerikaanse politieke agenda nadat de Amerikaanse Academie van Wetenschap in 1992 een rapport publiceerde waaraan ook de fossiele industrie bijdroeg. 

Maar afleiding is ook een onbewust en subtiel proces, zegt hij. Veel wetenschappers die aan klimaatmodificatie werken, hebben volgens hem duidelijk voor ogen dat het een extreme aanpak is met veel nadelen en onzekerheden. Maar in het publieke debat verliezen wetenschappers vaak de controle over de communicatie, waardoor nuance verdwijnt.”

'In de vertaalslag gaan nadelen en onzekerheden verloren'

Dat het vaak zo gaat, blijkt uit de ontwikkeling van vergelijkbare technologieën, zegt Oomen. “Denk bijvoorbeeld aan grote bedrijven die al meer dan twintig jaar claimen dat ze op zoek zijn naar emissievrije fossiele energie, bijvoorbeeld door bij de verbranding CO2 af te vangen. Die belofte levert ze veel subsidies op en vertraagt de energietransitie, maar tot nu toe zijn vrijwel alle projecten mislukt." 

Desondanks hebben op- en afvangtechnologieën voor CO2 een belangrijke rol gekregen in klimaatbeleid, zegt Oomen “Toen in 2018 het 1,5 graden-rapport van de IPCC uitkwam, had eigenlijk niemand voorzien dat er zo’n ambitieus scenario geschetst zou worden. Eigenlijk had nog niemand goed onderzocht hoe het doel van maximaal 1.5 graden opwarming goed te bereiken is, dus bij het opstellen van nieuwe klimaatmodellen kreeg CO2-opvang een cruciale rol toegewezen.”

Claudia Wieners Foto: Marcel Hobma

Claudia Wieners Foto: Marcel Hobma

Maar zijn de klimaatmodellen wel realistisch? Volgens onderzoeker Lisette van Beek, die voor haar PhD-onderzoek de modellen bestudeerde, vormen ze op zijn minst een afleiding van andere maatregelen tegen de klimaatcrisis. “Er zitten bepaalde aannames in de modellen, bijvoorbeeld dat de economie blijft doorgroeien en dat technologie zich met een bepaalde snelheid doorontwikkelt, en er is een focus op kostenefficiëntie.” 

“De modellen gaan ervan uit dat toekomstige generaties rijker zijn, en daardoor meer middelen hebben om onze problemen op te lossen.” Alternatieve aanpakken zoals leefstijlverandering en het verminderen van consumptie worden volgens haar pas recentelijk gemodelleerd.

In de klimaatmodellen was een prominente rol weggelegd voor BECCS (Bioenergy with Carbon Capture and Storage) - een manier om energie op te wekken door biomassa te verbranden en daarbij CO2 af te vangen. “Om hiermee 1.5 graden opwarming te behalen, is een oppervlak van tot wel drie keer zo groot als India nodig”, zegt Van Beek. “Beleidsmakers nemen de scenario’s over, maar in de vertaalslag gaan de nadelen en onzekerheden verloren.” 

Volgens haar zijn de modellen afgestemd op de wensen van de beleidsmakers: die moeten hun bestuurders en politici immers wel handvatten voor mogelijk en politiek haalbaar beleid geven.

En dat is kwalijk, vinden zowel Van Beek als Oomen. De IPCC-modellen hebben een enorme autoriteit in discussies over klimaatbeleid, en vormen de wetenschappelijke basis van internationaal klimaatbeleid. Van Beek: “De modellen verkennen niet alleen de toekomst, maar maken ook de toekomst.” 

De aannames en politieke waarden en keuzes die in de modellen zijn ingebed, blijven volgens de twee vaak onbesproken. De onderzoekers willen deze waarden blootleggen en aan een publieke discussie onderwerpen, zodat ook andere opties voor de aanpak van de klimaatcrisis serieus overwogen kunnen worden.

‘Het klimaat heeft geen thermostaat’

Maar wat zijn die alternatieve opties om de klimaatcrisis aan te pakken? Wanneer je spreekt van afleiding, dan moet je ook definiëren waarvan afgeleid wordt, zegt Claudia Wieners. “Hebben we het dan over alleen uitstootvermindering, of over een complete maatschappelijke omwenteling?” 

Het is een vraag die niet alleen door de wetenschap beantwoord kan worden - het wereldbeeld en de waarden van mensen spelen een belangrijke rol. Zo passen technologische oplossingen als SRM en grootschalige CO2 op- en afvang in een antropocentrisch en techno-optimistisch wereldbeeld, zegt Oomen. 

“De klimaatcrisis wordt vooral gedefinieerd als probleem voor de mens, en niet voor andere dieren en de natuur. Daarnaast hangt het geloof in deze technologieën samen met het positivistische idee dat we met wetenschap de natuur heel goed kunnen kennen en veranderen. Ook zie je een sterk geloof in het kapitalisme en het idee dat menselijke, materiële wensen onveranderlijk zijn.”

Lisette van Beek. Foto: Marcel Hobma

Lisette van Beek. Foto: Marcel Hobma

Het alternatief zou hier haaks op moeten staan, vinden de UU-onderzoekers. Zo suggereert Oomen het afschaffen van het Bruto Nationaal Product als maatstaf voor hoe succesvol een samenleving is, en het weren van reclame uit de publieke ruimte. 

We zouden fossiele energie moeten uitfaseren en waarschijnlijk economisch moeten krimpen, wat enorme consequenties heeft voor ons dagelijks leven, zegt Van Beek. En voor zo’n omwenteling is een waardeverandering nodig. Oomen: “Hoe kun je een waardevol bestaan opbouwen die binnen de grenzen valt van wat de aarde aan kan? Wat voor werk past daarbij, en hoe vullen we onze vrije tijd in? Daar moeten we het met zijn allen serieus over hebben.” 

Daarbij is het belangrijk dat klimaatverandering niet als geïsoleerd probleem wordt gezien, zegt hij. Samen met Van Beek stelt hij daarom vragen bij de dominantie van de bètawetenschappen in het klimaatdebat en de wetenschapsfinanciering. De sociale- en geesteswetenschappen bieden verschillende manieren om kritisch naar de mogelijke oplossingen van de klimaatcrisis te kijken, maar ontvangen slechts een fractie van het onderzoeksgeld. 

“Wanneer je de natuurwetenschappen het probleem laat definiëren, krijg je een eendimensionale, technologische oplossing”, zegt Oomen. “Maar het klimaat heeft geen thermostaat met twee knoppen waaraan je zo kunt draaien: het is ook een sociaal fenomeen.” 

Advertentie