Terugblikken met het Ublad: ‘Psychologie voor wie niet wist wat ie wilde’


Ze vervolgt: “Psychologie was, is misschien nog steeds, een studie die je deed als je niet goed wist wat je wilde. Ik wist alleen dat ik een studie wilde wat ‘iets met mensen’ deed. Als er bij MaS weer eens een groep psychologen kwam eten, was ik altijd blij dat ik daar niet bij hoorde. Ook ben ik geen van-negen-tot-vijf-mens.”
Hoewel horeca minstens zo hard werken is, zag Olthoff het restaurant nooit als echte baan. “Zeker die eerste maanden was het één groot feest. Het liep waanzinnig goed, we leefden op het ritme van MaS. ’s Middags deden we inkopen, ’s nachts stonden we tot een uur of twaalf, of twee, in het restaurant. Daarna gingen we stappen, eten of films kijken. We waren echte nachtdieren: de ochtend was niets voor mij.”De drukte en stress, die ze toch ook wel noemden in dat 2001-interview, wuift Olthoff nu weg. “We stonden er geen seconde bij stil of het restaurant zou lopen of niet. We hadden geen geld, dus leenden we een paar ton. Maar om die schulden maakte ik me geen zorgen, die waren iets van de bank.”
Na anderhalf jaar stopte Pourchez ermee na onenigheid, maar Olthoff bleef bij MaS. Vriend Eric werkt vanaf dat moment meer en meer mee in het restaurant.
Pas toen Olthoff kinderen kreeg, werd het restaurant naast leuk ook gewoon een kwestie van volhouden. Laat naar bed, er heel vroeg weer uit. “En ik mis de bravoure soms. Als je ouder wordt, zet je lastiger je angsten opzij. Er staat meer op het spel. Ik heb kinderen, ben verantwoordelijk.”
Het U-blad interview ging in op de legitimiteit van haar keuze haar afgeronde studie terzijde te schuiven voor een horeca-carrière. Dat herinnert ze zich goed. “Mensen gaan er niet mee akkoord als je ergens serveerster bent, zeker als je gestudeerd hebt: ze denken dat je jezelf tekort doet. Maar die mening veranderde toen we MaS begonnen. Een eigen restaurant hebben - dát is status.”
Nu ze MaS van de hand heeft gedaan, loopt ze min of meer tegen hetzelfde aan. Steeds krijgt ze de vraag wat ze nu gaat doen of gaat neerzetten. “Als ik ervoor zou kiezen fulltime moeder te zijn, dan denk ik dat velen daar geen genoegen mee nemen. Je moet iets dóén.”
Goed, met thuiszitten neemt ze zelf óók geen genoegen. Steeds probeert ze dingen uit. Ze stond een tijd in een kledingzaak, om te zien of dat iets voor haar was: nee dus. “Nu ben ik in te huren als gastvrouw. Ik heb deze week toevallig mijn eerste kookopdracht gedaan, een driegangendiner voor vijftien man.” Maar het voelt als wérken: ze mist haar autonomie. Of Olthoff uiteindelijk zélf weer iets opzet, is geen vraag, maar een kwestie van tijd. En heeft dat dan misschien iets met psychologie te maken? Nou, nee. “Het zal toch weer horeca zijn. Het moet met eten en wijn te maken hebben, met mensen in de watten leggen.” Precies die woorden, ‘mensen in de watten leggen’, tekende de Ublad-journalist ook al op aan begin van Tijdperk MaS. Olthoff: “Ik vond het vreselijk moeilijk om na vijftien jaar te stoppen met MaS. Maar ik wist, als ik het nu niet doe, dan nooit. En ik wilde nog iets nieuws: daar wordt mijn leven langer van, in mijn hoofd tenminste. Ik heb een MaS-verleden. Nu ben ik dit aan het doen, straks komt er nog iets anders.”Partner Eric, die tot dan toe stilletjes aan de andere kant van de kamer zit, breekt even in: “Toen we stopten met MaS, waren sommige gasten echt bóós. Het was hun plekje.” Olthoff: “Ze waren haast in tranen. Dat vond ik hartverwarmend. MaS was duur genoeg om speciaal te zijn: men kwam hier niet wekelijks, maar als er echt iets te vieren was. Verjaardagen, samenwonen, eerste keer zwanger.” Eric vult aan: “Of de laatste maal voor het sterven. En er zijn kinderen naar het restaurant genoemd.” Olthof: “Mas. Het is ook een mooie naam. Het betekent ‘goud’ in het Maleis en ‘ober’ in het Balinees.”
Maar toen het besluit eenmaal genomen was, brachten de reacties en anekdotes van klanten haar niet meer op andere gedachten. “Ik wist dat ik af en toe spijt zou krijgen. Dat klopt ook. Maar nooit zoveel dat ik dacht, “Had ik maar…” Andersom zou dat vast zo zijn geweest. Dat ik op mijn 55ste zou denken: ik wil stoppen maar ik dúrf niet meer.”