Topdocenten: studenten bereiden colleges steeds slechter voor
Of klinisch anatoom Ronald Bleys óf scheikundige Andries Meijerink wordt woensdag docent van het jaar. DUB legt beide docenten zes prikkelende stellingen voor. "Studenten bereiden zich minder goed voor dan vroeger."
Het dubbelinterview vindt medio februari plaats. En al werken de concurrenten al decennialang in De Uithof, ze ontmoeten elkaar tijdens het interview voor het eerst.
Beide docenten zijn zeer geliefd bij studenten. Bleys (53) is bij geneeskunde uitermate populair. Studenten roemen de manier waarop hij de soms droge anatomische kost interessant maakt. Meijerink (49) krijgt lof voor zijn “passievolle en respectvolle” wijze van doceren, en de manier waarop hij scheikundestudenten betrekt bij colleges.
Hoe kijken de twee aan tegen het nut van hoorcolleges, of studenten die facebooken en whatsappen tijdens colleges? Om daar achter te komen, legt DUB de docenten zes stellingen voor.
Stelling 1: Colleges zonder interactie zijn niet meer van deze tijd
Bleys: "Het klassieke hoorcollege waarbij de docent een monoloog houdt, bestaat niet meer. Ik geef les aan soms wel 300 studenten. En toch is er veel interactie. Ik loop de zaal in en geef mijn microfoon aan studenten met een vraag. Of ik vraag om de handen in de lucht te steken: wie denkt dit, wie denkt het andere? Ik vraag ook altijd: wie denkt er niet? Het is altijd leuk om te zien dat er ook dan toch best wat handen de lucht in gaan."
Meijerink: "De hele discussie over het nut van hoorcolleges is gebaseerd op een misvatting. Hoorcolleges zonder interactie vinden bijna nooit meer plaats. Bij mijn hoorcolleges is er in elk geval veel interactie. Studenten stellen vragen, ik laat ze scheikundeproefjes zien."
Ik doe zelf wel eens een baarmoeder na in college
Bleys: "Anatomie is een visueel vak. Ik doe zelf wel eens een baarmoeder na in college. Dan trek ik een laken over me heen om bepaalde vliezen na te bootsen. Een docent horen en zien heeft een veel grotere impact dan leren op afstand."
Meijerink: "In de discussie over het afschaffen van hoorcolleges mis ik de mening van studenten. Onderwijskundigen en bestuurders vinden dat alles anders en moderner moet. Maar die scheikundestudenten die ik spreek zijn er faliekant op tegen."
Bleys: "De geneeskundestudenten ook. Die willen juist meer hoorcolleges, wel van het soort die over grote lijnen gaan, waar studenten kapstokken aangereikt krijgen om de stof beter te begrijpen."
Meijerink: "Je moet ook zo nu en dan grapjes maken om ze bij de les te houden. Als ik over diamagnetisme praat, dan teken ik altijd het kikkertje van nobelprijswinnaar Andre Geim op het bord. Maar ik kan helemaal geen kikkertje tekenen. Dat geeft veel hilariteit. Dat houdt ze scherp."
Stelling 2: Zet meer videocolleges in, en gebruik de contacturen voor werkgroepen
Bleys: "Niet voor alle studenten. Studenten van de selectieve geneeskundemaster SUMMA experimenteren nu met de Flipped Classroom. Ze bekijken thuis een hoorcollege, en dan gaan ze daarna tijdens een werkcollege ze dieper op de stof in. Dat vereist wel discipline van studenten. Ik vind dat studenten zich de afgelopen jaren minder voorbereiden dan vroeger. Dat is minder dan dat het ooit geweest is. Ik denk dat de Flipped Classroom best werkt voor SUMMA-studenten. Die hebben die discipline. Voor bachelorstudenten vraag ik me af of je er van uit kan gaan dat ze zich thuis voorbereiden."
Er is naast de studie ook zoveel leuks te doen
Meijerink: "Er is naast de studie ook zoveel leuks te doen. Je kan heel makkelijk uren verdoen met computerspelletjes en moderne media. In mijn tijd deed een student altijd het spelletje Snakebite op zijn Apple. Die heeft zijn studie verloren daardoor. Dan zat hij wel op level 42, maar tentamens halen, nee."
Bleys: "Met Snakebite maak je geen carrière, ha, ha."
Meijerink: "Het inzetten van videocolleges vergelijk ik met het kijken van een concert op televisie. Ik ben wel eens bij een concert van Queen geweest. Een fantastische belevenis. Zo moet een hoorcollege ook zijn. De ervaring om ergens live bij te zijn, en vragen te kunnen stellen, is heel anders dan 's avonds een video bekijken, en doorspoelen als je het niet zo interessant vindt."
Stelling 3: Je moet hard optreden tegen facebooken en whatsappen in de collegezaal
Bleys: "Niet mee eens. Studenten zijn volwassen mensen. Vroeger zaten ze met kranten in de collegezaal, tegenwoordig hebben ze allemaal laptops voor hun neus. Ik kan niet zien wat er aan de andere kant van het scherm gebeurt. Ze typen als ik praat. Maar of ze op Facebook zitten, dat weet ik niet. Ik let er ook niet op. En als ze dat doen, tja."
Vroeger zaten ze met kranten in de collegezaal
Meijerink: "Ik zeg er wel eens wat van. Een student kwam een keer te laat, en ging achterin de zaal de krant lezen. Dan kan je beter weggaan, heb ik tegen de student gezegd. Als je heel duidelijk iets anders aan het doen bent, dan hoef je niet bij mij in de zaal te zitten."
Bleys: "Ik maak eigenlijk weinig mee dat studenten echt afgeleid zijn."
Meijerink: "Bij werkcolleges zie ik studenten zo nu en dan nog wel eens een computerspelletje spelen. Dan loop ik langs en vraag ik wat ze daar van leren. En ze begrijpen de hint wel. Maar de motivatie moet uit studenten zelf komen. Ik ben ook helemaal tegen het idee van verplichte aanwezigheid. Dat is wel een manier om discipline af te dwingen, maar je kweekt er geen zelfdiscipline mee."
Stelling 4: Hoogleraren zijn betere docenten
Bleys: "Oneens. Ik ken genoeg toponderzoekers die geen goede docent zijn. Goed docentschap zit vooral in goede voorbereiding en weten wat je wilt bereiken. En het is belangrijk om je laagdrempelig op te stellen naar studenten. Creëer een veilige studieomgeving waarin studenten fouten mogen maken en het niet erg vinden om vragen te stellen. Die attitude bepaalt of je een goede docent bent."
Meijerink: "Ik ben er juist voorstander van om hoogleraren in te zetten in het eerste jaar. Bij scheikunde doen we dat ook. En het werkt. Vaak zijn toponderzoekers heel goed in het enthousiasmeren van studenten. Als onderzoekers veel tijd en aandacht in onderwijs steken - zoals het hoort - dan zijn het de beste docenten."
Bleys: "Ik ervaar bij geneeskunde een schisma tussen docenten en onderzoekers. Het gevoel leeft dat onderwijs afleidt van onderzoek. Ik heb collega’s die geen enkele zin hebben in doceren. Ik ken er ook zat die het moeten, en zich heel slecht voorbereiden. Is dat ook zo bij scheikunde?”
Meijerink: “Nee.”
Als je geen onderwijs wil geven, ga je maar werken voor een onderzoeks-instituut
Bleys: "Een toponderzoeker kan een topdocent zijn, maar dan moet hij wel zijn docentschap serieus nemen. Als dat gebeurt is dat ideaal. Want het loont als je kan vertellen over eigen onderzoeksresultaten en ervaringen, zeker bij colleges voor ouderejaars studenten."
Meijerink: “In het verleden hadden onderzoekers nog weleens een corveementaliteit met betrekking tot onderwijs. Maar dat mag gewoon niet. We zijn een onderwijsinstelling en we leiden studenten en promovendi op. Als je als scheikundige geen onderwijs wil geven, dan ga je maar werken voor een onderzoeksinstituut. Het besef dat onderwijs belangrijk is, is de afgelopen 20 jaar echt toegenomen in Utrecht."
Stelling 5: Het is goed dat er een minimum van 12 en een maximum van 18 contacturen per week komt
Meijerink: "Ik vind dat maximum van 18 uur per week een zeer zorgelijke ontwikkeling voor scheikunde. En voor geneeskunde idem dito denk ik. Studenten krijgen nu 12 uur per week practica, dat is essentieel om chemicus te worden. Dan blijven nog 6 uur over voor colleges, en dat is te weinig. Om elke opleiding te dwingen tussen maximaal 18 uur onderwijs te geven, is voor sommige vakken niet voldoende.
Bleys: "Het gaat bij ons niet werken. We hebben behoefte aan vaardigheidsonderwijs. Bovendien, vanaf het derde jaar lopen geneeskundestudenten coschappen. Dat past niet in dat keurslijf."
Meijerink: "Ik snap best dat je goed moet kijken naar hoe je docenten inzet. Je moet geen college geven aan te kleine groepen, maar eisen dat opleidingen het aantal onderwijsuren verlagen naar maximaal 18 uur, dat is niet goed."
Stelling 6: Ik heb liever dat studenten 'je' tegen mij zeggen dan 'u'
Bleys: “Vroeger vond ik het vervelend als ze ‘u’ zeiden, nu vind ik het vanzelfsprekend. Als ik mensen niet ken, zeg ik ook u; zo ben ik ook opgevoed. Maar ‘je’ is ook prima.”
Meijerink: "Ik heb liever dat ze ‘je’ zeggen. In het eerste jaar zeggen studenten nog vaak ‘u’, maar vanaf het tweede jaar tutoyeren de meesten me. Dan is het wel grappig als je een Poolse promovendus hebt, die blijft gewoon jarenlang ‘professor Meijerink’ tegen je zeggen. Dat vind ik niet zo prettig.”
Mails die beginnen met 'Hallo komma' vind ik vervelend
Bleys: “Dat is hun cultuur.”
Meijerink: “Ja, dat klopt. Maar toch. Wat ik wel vervelend vind, zijn e-mails die beginnen met ‘Hallo komma’. Ik heb liever als ze een e-mail met ‘beste Andries’ beginnen.”
Bleys: “Of nog erger: teksten als ‘Hoi, ik wilde ff dit en dit checken'. Ha, ha, dat gebeurt ook wel eens.”
Meijerink: “Toch geniet ik ook erg van het informele. Ik heb een goed contact met studievereniging Proton. Ik kan me een heel gezellige pubquiz herinneren, die steeds gezelliger werd naarmate het alcholgebruik toenam."
Bleys: “Ik vind de informele contacten met studenten ook heel plezierig. Ik zoek het niet bewust op, maar ga het niet uit de weg als het zich voordoet. Ik doe ook mee aan een pubquiz met studenten. Hartstikke leuk. Ik ben ook gevraagd om met mijn band op te treden bij de lustrumviering van studievereniging Sams. Geen haar op mijn hoofd die er aan twijfelt om dat te doen. Natuurlijk doe ik dat!"