Tour de France kan leren van onderzoek EYOF

De organisatie van het European Youth Festival (EYOF) 2013 presenteerde woensdag een onderzoek naar de resultaten van het evenement. UU-onderzoekers Bake Dijk en Frank van Eekeren werkten hieraan mee. Het onderzoek laat zien dat het lastig is om met een groot sportevenement maatschappelijke impact te bereiken.

Aan het EYOF namen ruim tweeduizend sporters uit 49 Europese landen deel. Onder de noemer Achmea High Five Challenge (H5C) waren er rond het EYOF verschillende activiteiten om basisscholieren te laten zien hoe leuk sporten is. Die vonden veelal in De Uithof plaats. Er deden 20.000 kinderen aan mee.

Dat het EYOF als evenement succesvol was, is duidelijk. Het verliep zonder wanklanken en deelnemers gaven een hoge waarderingsscore. Maar tegenwoordig is alleen een geslaagd evenement niet voldoende. De vraag is ook: wat is de waarde van zo’n evenement voor bewoners van een stad waarin het evenement plaatsvindt? En dan niet alleen economisch, maar vooral ook de maatschappelijke en symbolische waarde.

Dat verklaart waarom de EYOF-organisatie onderzoek heeft laten doen  naar de maatschappelijke impact. Bake Dijk en Frank van Eekeren onderzochten in opdracht van de EYOF-organisatie samen met het Mulier Instituut en de Hogeschool Utrecht de maatschappelijke betekenis van het EYOF en de High Five Challenge.

Van Eekeren en Dijk zijn verbonden aan het departement voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap en maken deel uit van het Utrechtse netwerk Sport & Society, een samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht en andere Nederlandse kennisinstellingen.

Zelfde effecten als bij Olympische Spelen 2012
Eerder deden Dijk en Van Eekeren soortgelijk onderzoek rondom het WK Voetbal 2010 in Zuid-Afrika en de Olympische Spelen in 2012 in Londen. Dijk: “Het grappige is dat je dezelfde patronen ziet terugkomen. Bij alle evenementen zag je spanning tussen de landelijke doelstelling en de lokale uitvoering.” Al ligt dat bij de wereldevenementen meer voor de hand, voegt Van Eekeren toe, omdat daar de gigantische organisaties FIFA en het IOC een grote vinger in de pap hebben. Maar overal hinkt men op twee gedachten: het evenement als een op zichzelf staand product versus het evenement als onderdeel van overheidsbeleid en als middel voor maatschappelijke ‘legacy’.

Studenten beperkt ingezet
De bestuurssamenstelling bleek niet optimaal. Volgens het onderzoeksrapport ontbraken er met de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht een paar cruciale organisaties in het bestuur van het EYOF.

De Universiteit Utrecht deed mee aan de aanvraag, het EYOF bid, maar zat niet in het uiteindelijke stichtingsbestuur. Nadat Utrecht de EYOF in 2013 mocht organiseren,  werd door de gemeente en NOC*NSF een stichting opgericht waar de Universiteit Utrecht geen onderdeel van uit maakte, omdat dit juridisch gezien niet mogelijk was.

De Universiteit Utrecht werd ‘public supplier’. Ze zorgde voor de faciliteiten en bleef meer op afstand. Daardoor was ze minder goed op de hoogte wat er speelde bij de organisatie van het evenement. De UU en de HU voelden zich te weinig eigenaar van het evenement en misten erkenning vanuit de andere organisaties in het EYOF-bestuur.

Terugblikkend had de relatie UU-EYOF verstevigd kunnen worden door studenten meer bij het evenement te betrekken. Dijk: “Dertien verschillende opleidingen konden een rol spelen in de organisatie, maar dat kwam niet echt van de grond. Zo waren fysiotherapiestudenten nodig, maar dat werd laat aangekondigd.”

Gemeente had teveel petten op
Bij het EYOF was de gemeente Utrecht geldschieter, bestuurslid én betrokken bij de uitvoering. Van Eekeren: “Het is, gezien de ontstaansgeschiedenis van EYOF, begrijpelijk waarom dit zo tot stand is gekomen. Voor een volgend evenement  waarschuwen we wel voor de gevolgen van zo’n vervlechting. Nu kreeg je de situatie dat een gemeentedirecteur bestuurt en een eigen ambtenaar het moet uitvoeren. Dat is anders wanneer een externe evenementenorganisatie de uitvoering doet.”

Van Eekeren en Dijk bevelen de Utrechtse organisatie daarom aan dit de volgende keer beter aan te pakken.

Lessen voor Tour de France
Het Achmea High Five Challenge (H5C) heeft 20.000 jongeren op een plezierige en inspirerende wijze kennis laten maken met sport. Het betrekken van Achmea in de organisatie van het EYOF Utrecht 2013 en de Achmea H5C is goed geweest voor de ontwikkeling van beide projecten. Het EYOF Utrecht 2013 kreeg meer uitstraling.

Hierbij waren ook een aantal lokale sportverenigingen betrokkenen. Achteraf gezien, zo concludeert het onderzoek, was het concept krachtig vorm gegeven, maar bood het weinig ruimte voor lokale partijen om eigen inbreng in het programma te hebben en zich betrokken te voelen.

Mede hierdoor is het de vraag of de H5C op termijn ook tot structurele toename van de sportparticipatie onder jongeren zal leiden. Om voort te bouwen op de H5C en de kansen van de aankomende Tour-start te benutten adviseren de onderzoekers om voortaan sportverenigingen eerder te betrekken. Dan zullen ze zich meer betrokken voelen en kun je gebruik maken van bestaande organisatiestructuren in de sport.

Van Eekeren: “Het hoeft echt niet ingewikkeld te zijn: je kunt als organisatie aansluiten bij evenementen die er al zijn. Bijvoorbeeld door het jaarlijkse toernooi van een tennisvereniging nog beter en groter te maken, zodat er kennisuitwisseling tussen lokale tennisverenigingen plaatsvindt.”

In aanloop naar de start van de Tour de France in Utrecht over een jaar biedt dit inzicht kansen, vindt Van Eekeren. “Hoeveel fietsclubjes zijn er wel niet? Koppel die aan wielerverenigingen. En leg links met andere sporten: schaatsers trainen bijvoorbeeld ’s zomers op de fiets.”  

Snelle reactie
De vraag is natuurlijk altijd wat een organisatie van de bevindingen en aanbevelingen vindt en wat ze er mee gaat doen. Zeker nu Le Grand Depart van de Tour de France er aan komt. De EYOF-organisatie verwerkte al direct een reactie in het onderzoeksrapport. Daarin beloven ze de aanbevelingen mee te nemen, maar gaat ook een aantal keren in de verdediging. Zo vragen de organisatoren zich af of een bestuurlijke deelname van alle partijen (lees UU en HU) tot een beter resultaat had geleid. En ze brengen een nuance aan op de stelling dat EYOF kansen heeft laten liggen om meer jongeren structureel aan het sporten te krijgen.

Toch wordt er ook gewerkt aan verbetering: de gemeente en Achmea kijken hoe ze samen de sportparticipatie kunnen bevorderen. Rondom Le Grand Depart van de Tour de France komt een ‘legacy-programma’ dat jongeren uit moet nodigen om meer te sporten. Daarin nemen ze de aanbevelingen van onder meer Van Eekeren en Dijk mee. Of de onderzoekers ook dan weer de maatschappelijke impact gaan onderzoeken, is nog niet bekend. Gesprekken daarover zullen nog plaatsvinden.

Advertentie