Beeldvorming over universiteiten en hbo's moet veranderen
'Universiteit is niet beter dan hbo, wel anders'

Hoofddocent aan de Hogeschool Utrecht Mirjam de Haas en onderwijskundig adviseur en trainer Jonne Vulperhorst aan de Universiteit Utrecht begonnen aan hun onderzoek vanuit het project Wisselstroom - een project waarin hogescholen en universiteiten samenwerken om ervoor te zorgen dat meer studenten op de voor hen juiste plek terechtkomen. Vulperhorst: “We weten best veel over leerlingen die van het voortgezet onderwijs naar het hoger onderwijs gaan, maar de uitwisseling tussen hogeschool en universiteit heeft altijd vrij weinig aandacht gehad. Voor zover wij weten, is hier niet eerder onderzoek naar gedaan. Dat moest veranderen.”
DUB interviewde overstappers Bram en Dorien. Waarom stapten ze over, wat kwam er kijken bij de overstap en hoe bevalt het op de UU en de HU? De interviews zijn onder het verhaal met de twee onderzoekers te lezen.
Waarom is dat belangrijk?
Vulperhorst: “Het wordt voor universiteiten en hogescholen steeds belangrijker dat scholieren bij de voor hen meest geschikte instelling terecht komen. Uit cijfers blijkt dat 30 tot 35 procent van de eerstejaars stopt. Dat percentage is al jaren stabiel, maar uitval kost instellingen geld en gaat ten koste van het welzijn van de student.
De Haas: “Daarnaast hoorden we voorafgaand aan dit onderzoek van studieloopbaanbegeleiders, studieadviseurs, medewerkers en collega’s, dat studenten met een andere vooropleiding dan het voortgezet onderwijs, andere ervaringen hebben. Dat wilden we nader bekijken. Wat zijn die ervaringen dan precies? Waar lopen ze tegenaan?”
En waar lopen ze tegenaan?
Vulperhorst: “Een van onze bevindingen is dat studenten een vertekend beeld hebben van het hoger onderwijs. De universiteit wordt als hoger en beter gezien. In alle zestien interviews met studenten die een overstap hebben gemaakt, kwam naar voren dat wie vwo had gedaan, van zichzelf ook naar de universiteit moest. Die druk komt vanuit de maatschappij. Wat wij heftig vinden, is de rol die ouders, schooldecanen en medescholieren hierin spelen. De druk die zij opleggen om vooral voor de universiteit te kiezen en dat de hogeschool onder niveau zou zijn of verspilling van talent voor een vwo-leerling. Hiermee neemt de druk op studenten toe om vooral niet te falen.”
Hoe staan de onderwijsinstellingen hierin?
Vulperhorst: “Eén van de studenten gaf aan hoe er op de middelbare school werd gesproken over de elite die naar de universiteit gaat en dat je daar bij wilt horen. Het is ook veelal impliciet, verweven in onze cultuur. De vwo’er die bijvoorbeeld gevraagd wordt voor uitjes en clubjes of de begeleiding van leerlingen en de havo-student niet. Dit leidt tot een bepaalde beeldvorming.”
Maar wat doe je daaraan?
Vulperhorst: “Beeldvorming is het lastigste om te veranderen, maar wel één van de belangrijkste. De manier waarop gesproken wordt over studies speelt hier een grote rol. Die moet veranderen. Je wil dat instellingen al tijdens de oriëntatiefase van aankomende studenten de focus leggen op de theoretische of beroepsgerichte benadering van studies, in plaats van te spreken over niveauverschillen. Dat kan ook voorkomen dat studenten vastlopen, omdat ze niet voor een niveau maar voor een leerstijl kiezen.”
Maar is het erg om je leerstijl te moeten wijzigen als je overstapt?
De Haas: “Nou nee. Het vormt je en je leert of iets wel of niet bij je past. Maar we kunnen wel kijken hoe we studenten hierbij kunnen helpen. Dat de universiteit veel theoretischer is en dat je als student zelfstandiger aan de slag moet, weten de meesten wel. Maar studenten die de overstap maakten van de hogeschool naar de universiteit, hadden het gevoel dat ze moesten zwemmen. Deze studenten hebben een andere leerervaring dan studenten die rechtstreeks van het vwo komen, dat voorbereidt op wetenschappelijk onderwijs. Hier moet je als instelling oog voor hebben.
“We zagen ook dat studenten die van de universiteit naar de hogeschool gingen moeite hadden met praktijkgerichte opdrachten en dat ze vonden dat ze wel heel erg aan het handje werden meegenomen, terwijl ze al veel zelfstandigheid gewend waren. Het gevolg is dat studenten zich eerder afsluiten van informatie, waardoor er weer een mismatch ontstaat. Het is dus beide kanten op wennen. Daar kan je op inspelen.”
Hoe zie je dat voor je?
De Haas: “Door bijvoorbeeld opleidingen van de HU en het equivalent op de UU bij elkaar over de vloer te laten komen. Dat studenten zien wat de praktische kant doet en wat de wetenschappelijke kant inhoudt. Het Radboud en de HAN in Nijmegen en Arnhem vergelijken in een filmpje waarin studenten aan het woord zijn over hun opleiding de praktische variant van een opleiding met de wetenschappelijke variant van een opleiding.”
“Dat maakt het voor studenten heel concreet. Ook een langere introductieperiode met ruimte voor wat er van studenten verwacht wordt en waarin ze hun stress en twijfels kunnen uiten, kan helpen. Studenten die zich thuis voelen en meer sociale binding hebben, zullen meer hun best doen.”
Maar dan moet het systeem wel meewerken.
Vulperhorst: “Klopt. Het moet mogelijk zijn om aan het begin van het jaar nog over te stappen. Ook moet het instroomproces zich gaan richten op studenten die niet meteen van de middelbare school komen. Voor deze studenten is het vaak onduidelijk waaraan ze moeten voldoen of waar ze aanspraak op kunnen maken, zoals vrijstellingen voor bepaalde vakken.”
“Ga je van de hogeschool naar de universiteit dan moet je bovendien alles handmatig regelen en zelf contact opnemen. Ik hoorde van iemand van een bètafaculteit op de UU dat een overstap soms zelfs actief ontmoedigd wordt. Of dat de opleiding er belang bij heeft om de student binnen te houden. Dat wil je natuurlijk niet.”
De Haas: “Maar het omgekeerde gebeurt ook. Docenten die juist veel moeite doen om de overstap makkelijker te maken voor de student. En dat werpt zijn vruchten af. Het is dus belangrijk dat we doorpakken en dit onderwerp voor eens en altijd op de kaart zetten.”
Het onderzoek is hier te vinden.
Van Universiteit Utrecht naar Hogeschool Utrecht

Naam: Dorien
Leeftijd: 21
Middelbareschooldiploma: vwo
Studie: bachelor Finance, Tax & Advice aan de Hogeschool Utrecht
“Ik ben na een jaar Economics & Business Economics op de UU overgestapt naar de HU. Ik vond de manier van studeren op de universiteit niet fijn. Ik miste de binding met de studie en studiegenoten. Ieder blok weer een andere klas, alles in het Engels en de afstand tussen docent en student was vrij groot. De interactie met studenten en de kleinere groepen op de HU vind ik leuk. Gezelliger ook. Op de HU spreek je docenten gewoon aan bij hun voornaam. Of docenten benaderen jou, omdat ze je kennen. Het is allemaal wat laagdrempeliger. Hoewel ik weet dat de switch tussen UU en HU door veel mensen wordt gezien als een stap terug, ervaar ik dat zelf niet zo. Grappig genoeg mijn vrienden ook niet. Mijn ouders dachten ‘wat doe je nou?’, maar mijn jaarclub zei ‘gewoon doen’.
"Voor mij was het dan ook relatief makkelijk om van de UU naar de HU over te gaan. Ik voldeed aan alle toelatingseisen. Daarnaast is de startdag op de HU heel uitgebreid. Heel anders dan op de UU. Op de universiteit begin je met een informatiecollege en wordt je die dag begeleid door een paar ouderejaarsstudenten. Er is misschien nog een kennismakingslunch en dat is het dan. Op de HU zit je de hele dag met een groepje mensen in een lokaal, met naamkaartjes en oefeningen. Heel interactief.
"En ja, ik ervaar de studie op de HU wel als makkelijker. Maar ik moet nog steeds leren. Het is nog steeds veel werk en ik heb veel meer contacturen dan op de universiteit. Maar daar was het mij ook om te doen. Waar ik wel tegenaan loop zijn de vrijstellingen. Dat aanvraagproces is niet duidelijk. Het is waarschijnlijk gemakkelijker om gewoon maar het vak te halen, dan een verzoek in te dienen. Ook is de hogeschool minder modulair. Je kunt dus niet vooruit werken, maar bent afhankelijk van wat er per blok wordt aangeboden. Daar staat tegenover dat ik op de HU naar iets concreets toewerk. Hier heb ik meer richting.”
Van Hogeschool Utrecht naar Universiteit Utrecht

Naam: Bram
Leeftijd: 23
Middelbaarschooldiploma: havo
Studie: bachelor Filosofie aan de Universiteit Utrecht
“Ik verruilde drie jaar geleden de studie Journalistiek aan de HU voor een studie Filosofie aan de UU. Met mijn propedeuse op zak was dat een niet al te moeilijke overgang. Veel drempels heb ik dan ook niet ervaren. Wel miste ik de kennis bij mijn docenten op de HU over de overstap naar de universiteit. Maar ook dat is goed gekomen. Op de site van de UU kon ik veel terugvinden. En als je 19 bent, mag je ook wel verwachten dat je dit soort dingen zelf weet te vinden, niet?
Ik was gemotiveerd om naar de universiteit te gaan. Ik miste de theoretische uitdaging. Mijn studie aan de HU was heel praktisch. Ik denk dat het voor mij ook aan de manier van lesgegeven lag. Want dat is een ander groot verschil. Op de UU heb ik ook werkgroepen, maar ze zijn intensiever dan op de HU en je wordt er minder aan de hand meegenomen. Ik heb op de UU minder contacturen met de docent en er is minder interactie met medestudenten. Ik vind dat juist fijn. Het sluit beter aan bij mijn manier van leren. Maar dit moet maar net bij je passen. Het is even schakelen, maar het hoort erbij.
Er heerst misschien een beeld dat een studie aan de universiteit beter is dan een studie aan de hogeschool. Maar een hogeschoolstudie blinkt in andere zaken uit dan een universitaire studie. Ik denk dat een studie aan de universiteit intellectueel uitdagender is. Op de universiteit ligt de nadruk op het ontwikkelen van je wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden en ben je meer theoretisch bezig. Maar wil je praktisch sterk zijn, dan moet je naar de hogeschool. Bij journalistiek ben ik bijvoorbeeld beter geworden in schrijven en bellen. Door te gaan studeren aan de universiteit is mijn journalistieke schrijfstijl achteruitgegaan en ben ik weer wat huiveriger geworden om te bellen. De verschillen laten zien wat bij je past en ik vind dat je die verschillen moet koesteren. Je moet het ervaren en niet alleen naar de universiteit gaan voor het papiertje.”