Utrechtse student over zijn verslaving: 'Ik dronk een biertje onder de douche'

Thomas komt met een OV-fiets van het centraal station. Hij oogt als een doorsnee student. Maar dat is hij zeker niet. Hij heeft zware jaren achter de rug om van zijn verslaving af te komen. Sinds dit voorjaar drinkt hij geen druppel alcohol meer. Wij ontmoeten elkaar bij de Utrechtse locatie van Jellinek, een polikliniek die mensen helpt van hun verslaving af te komen. Thomas’ voormalige behandelaar Simon Engwerda verwelkomt ons. Even later schuift ook Floris aan. Hij is een jaarclubgenoot van Thomas die zijn drankinname heeft zien groeien en stoppen.

Wanneer ben je begonnen met structureel drinken?
Thomas: “Op mijn zestiende proefde ik mijn eerste biertje, later dronk ik weleens na het hockeyen. Toen ik in 2014 in Utrecht ging wonen, werd ik lid van een studentenvereniging. Het was vrijheid blijheid. Ik leefde op koffie, cola, bier, witte puntjes met tonijnsalade. Ook thuis dronk ik. Ik woonde voor het eerst op mijzelf, vond bier lekker, dus waarom niet? Na anderhalf jaar werd dat veel. Ik had een baantje in de horeca en als ik ’s nachts thuiskwam, dronk ik ongeveer een fles sterk leeg. Het moment waarop je denkt ‘nu is het wel genoeg’ had ik niet. Dat was mijn valkuil.”

Was je toen al verslaafd?
Thomas: “Dat heeft nog even geduurd. Tegen het einde van mijn tweede jaar in Utrecht dronk ik echt problematisch veel. Mijn lichaam raakte fysiek afhankelijk. Als ik niet dronk, werd ik trillerig en voelde me ellendig. Om ’s ochtends het trillen te laten stoppen, dronk ik na het wakker worden een biertje onder de douche. Ik zat toen op ongeveer een fles sterk en een krat pils dagelijks. Een jaar later moest ik ook drinken om mijn hoofd stil te krijgen en om even rustig te zijn. Ook om te kunnen slapen had ik een borrel nodig.”

Waarom denk je dat jij verslaafd bent geraakt?
Thomas: “Als ik iets doe, dan overdoe ik het. Zo ook met drinken. Op de vereniging grappen wij altijd over eerstejaars: dat ze nog niet kunnen zuipen. Na een paar maanden krijgen ze een alcoholtolerantie en kunnen ze het wel. Dat was bij mij ook zo. Drinken was lekker en het moest kunnen, maar ik had onderhand zo’n tolerantie opgebouwd dat ik kon blijven drinken zonder echt dronken te worden.”

Floris: “En hij zat in een omgeving waar veel gedronken wordt. Voor zijn commissie bij de vereniging was hij veel op de kroeg. Hij werkte in de horeca waar tijdens of na het werk behoorlijk wat drankjes naar binnengingen. En zoals velen die op zichzelf wonen en bij een vereniging zitten, zat hij met zijn vrienden ook vaak genoeg thuis met een paar kratjes. Zo heeft hij heel veel alcohol kunnen pakken. Om het plaatje compleet te maken is hij ook nog eens verslavingsgevoelig.”

Thomas: “Dat klopt, ik rook ook nog steeds. Ik raak ook nooit meer een ander middel aan waar je verslaafd aan kunt raken, want ik weet dat ik hier dan volgend jaar weer zit.”

Hadden je vrienden en huisgenoten door dat je een probleem had?
Thomas: “In het begin niet. Op de vereniging drinkt iedereen veel dus valt het niet op. Dat mijn tempo hoger lag, vond de rest juist lekker studentikoos. Als ik dan op een maandag de naborrel uitspeelde, werkte ik in twaalf uur wel meer dan vijftig bier en tien glazen sterk naar binnen zonder dat ik commentaar kreeg. Thuis verborg ik mijn verslaving voor mijn huisgenoten. Dat was heel simpel: ik deed mijn kamerdeur dicht en kwam er alleen uit om te pissen. ’s Avonds even naar beneden om het eten dat ik had besteld op te halen en dan weer naar boven. Als je om het trillen te voorkomen een biertje doet en je tanden poetst, ziet en ruikt niemand het. Ruiken ze het wel dan zeg je dat het van de avond daarvoor komt.

Later werd het moeilijker mijn verslaving te verbergen

“Om te zorgen dat ik niet ging trillen, moest ik blijven drinken. Ik had bij een slijterij een hele tree van die miniatuurflesjes gekocht. Als ik ’s ochtends op het station stond om naar college te gaan, kocht ik een blikje Fristi of iets anders dat heel erg meurde. Daar ging zo’n flesje doorheen en dat dronk ik in het openbaar vervoer om van het trillen af te komen. Rond één uur ’s middags ging er nog zo’n flesje door de ice-tea om te voorkomen dat ik weer ging trillen. Later werd het moeilijker mijn verslaving te verbergen. Ik was nooit op tijd, vergat veel dingen, mijn kamer was een zooi en ik zag er onverzorgd uit. Je moet je voorstellen: ik was permanent bezopen. Op den duur valt dat op.”

Floris: “Hij had al een paar studies geprobeerd maar elke keer werd het niets. Als ik hem ernaar vroeg, antwoorde hij dat de studie hem niet lag. Ik zocht daar verder niks achter. Toen ik vanwege een nieuwe baan drie maanden op zijn bank mocht blijven slapen, viel het mij pas op hoeveel hij dronk. Na zijn werk kwam hij ’s nachts thuis en ging hij achter zijn computer zitten drinken. Als ik dan rond zes uur ’s ochtends naar mijn werk ging, lag hij pas net in bed. Zijn bureau stond vol met flessen sterk. Ik dacht dat die er al even stonden, maar nadat ik had opgeruimd en twee boodschappentassen vol lege flessen had weggebracht, stonden er binnen een week weer acht nieuwe. Toen ik ernaar vroeg, loog hij dat de flessen er al stonden.”

“Hij was weer aan een nieuwe studie begonnen, bleef drinken en begon opnieuw achter te raken. Op de vereniging ging hij bij een commissie en toen merkte ik dat hij wel heel veel bier achter zijn kiezen had op zo’n avond. Je drinkt te veel, zei ik, maar hij schoot in de verdediging. ‘Nee, dat lijkt alleen maar zo. Ik haal een meter bier voor iedereen.’ Van de meter dronk hij er zelf negen en deelde hij er vier uit.”

“De jongens van onze jaarclub zagen eerst nog geen probleem. ‘Iedereen drinkt veel’ zeiden ze. Toen ze ouder werden, dronken ze minder vanwege belangrijke activiteiten als college of werk, behalve Thomas. Als experiment haalden we op een avond twee kratten en hielden we hem in de gaten. Terwijl wij pas aan ons vierde biertje zaten, had hij al een krat weggedronken. Toen we hem hier op wezen, zie hij sussend: ‘Zo erg is dat niet.’”

Je loog tegen anderen over je alcoholgebruik. In welke mate was je zelf bewust van jouw probleem?
Thomas: “Aan het einde van mijn tweede jaar op mijzelf besloot ik cold turkey te stoppen. Ik begon te trillen, voelde mij ellendig en kon niet meer eten of slapen. Toen ik me na twee biertjes weer helemaal normaal voelde, dacht ik: hier moet ik later eens wat aan doen. Je had wel door dat er wat fout zit, maar je negeert het. Ik paste niet in het beeld dat ik van alcoholisten had. ‘Ik ben veel te jong en hoogopgeleid. Ik zie er niet uit als een zwerver die met een papieren zak op straat zichzelf de ellende in heeft gezopen’, dacht ik. Iemand als ik denkt eerder ‘ik ben lekker studentikoos, het komt wel goed.’”

Simon Engwerda: “Dit verhaal is heel herkenbaar. Veel mensen hebben bij  een alcoholist het beeld van de 50-jarige man op straat achter het station en zijn dan minder geneigd hulp te zoeken. Daarnaast vergelijken mensen hun drankgebruik vaak met hun omgeving. Als jongeren in een alcoholcultuur zichzelf afvragen, ‘drink ik eigenlijk te veel?’, dan is het antwoord gauw: ‘Nee, want iedereen om mij heen drinkt ook veel, het valt wel mee.’”

Wanneer bereikte je het punt om hulp te zoeken?
Thomas: “Na een avond zuipen, werd ik wakker naast iemand anders dan mijn vriendin. Dat was voor mij de reden om hulp te zoeken. Vreemdgaan is voor mij iets wat je gewoon niet doet. Ik besefte op dat moment dat ik geen controle meer had over mezelf: er moest wat gebeuren. Ik ben naar de huisarts gestapt en werd doorverwezen naar een psycholoog. Vervolgens ben ik naar mijn ouders gegaan en heb ik ze alles open en bloot verteld. Mijn moeder ging op zoek naar een goede instantie en al snel daarna kon ik bij Jellinek terecht voor een intakegesprek met Simon.”

Hoe zag je behandeling er uit?
Thomas: “Ik begon met wekelijks cognitieve gedragstherapie. Mijn idee was om te leren gecontroleerd te drinken. Ik zou eerst een biertje doen, dan een cola drinken. Dat ging best wel prima.”

Floris: “Ja, de eerste twee uur. Daarna werd het al snel twee biertjes en een cola, drie biertjes en een cola, drie biertjes en een baco, en hield hij zich er niet meer aan.”

Thomas: “Ik was wel geminderd met drinken. Thuis dronk ik helemaal niet meer en in de zomervakantie die daarop volgde, dronk ik nauwelijks. Toen begon het college- en verenigingsjaar. Het ging weer rap bergafwaarts dus zei ik tegen Simon: ‘Ik zie dit weer fout gaan, kunnen we er iets aan doen?’ Hij antwoordde dat dit wel kon, maar dat het een drastische aanpak zou zijn. Roekeloos stemde ik in, want ik wilde er vanaf. Een paar maanden later zegde ik mijn kamer op. Het veranderen van je omgeving is een effectieve methode in de verslavingszorg en bovendien stonden de kratten bier in mijn studentenhuis tot aan het plafond. ‘Het is goed als je die verleiding niet meer hebt’, zei Simon. Toen werd ik opgenomen in een kliniek. Mijn ouders en drie commissiegenoten hebben mij met een cadeautje afgezet en uitgezwaaid.”

Er waren agressieve gasten met gedragsproblematiek waar je bang van wordt

“De eerste week was een klinische detox, ik moest fysiek afkicken. Gelukkig was ik al terug naar zes biertjes per dag en had ik geen afkickverschijnselen. Ik had wel veel moeite met de vrijheidsbeperking. Op de rookplek waren tralies van drie meter hoog, de ruiten waren van draadglas en de deuren waren beveiligd. Er was geen ruimte om te bewegen. Na de detox werd ik zes weken lang met een groep van tien man behandeld. Onder begeleiding van klinisch psychologen moesten we met elkaar in discussie. Waar ben ik in godsnaam aan begonnen, dacht ik. Iemand van dertig had ook gestudeerd en daar kon ik wel mee praten. Met de rest was het verschil zo groot dat ik het heel lastig vond om mijn mond open te trekken tijdens de groepstherapie. Er waren agressieve gasten met gedragsproblematiek waar je bang van wordt, ouderen met Korsakov die krom liepen van de zenuwschade en zelfs een neonazi met SS- en Swastikatattoos die had geprobeerd mensen dood te rijden. De behandeling heeft uiteindelijk ontzettend goed gewerkt maar ik doe het nooit meer.”

Engwerda: “Vaak proberen we jonge mensen die nog studeren of werken, poliklinisch te helpen om ze in de maatschappij te houden. Lukt dat niet dan moet je overgaan tot opname maar dan kom je wel bij een groep die meer problemen heeft dan alleen drinken.”

Je drinkt dus compleet niet meer. Mis je het?
Thomas: “Nee, de ethanol zelf niet. Er zijn wel een paar specifieke drankjes die ik mis maar die mis ik alleen vanwege de smaak. Daarnaast drink ik heel veel alcoholvrij bier. Daarbij moet ik wel zeggen dat het enige alcoholvrij bier met smaak uit Duitsland komt. Bier onder een half procent is daar al ‘alcoholvrij’ maar dat drink ik wel gewoon.”

“Sinds ik niet meer drink, slaap ik beter, kan ik een ritme aanhouden en ben ik 50 kilo afgevallen. Ik heb geen mysterieuze blauwe plekken meer en wordt niet meer op willekeurige plekken wakker - dat zijn dingen die ik in ieder geval niet mis. Ik mis mijn oude studentenhuis wel. Terugkijkend was ik er liever blijven wonen. Ik ben nu ook op zoek naar een nieuwe kamer. Ik ben niet bang dat ik dan weer ga drinken."

Ben je nu nog terug te vinden op de vereniging?
Thomas: “Voordat ik werd opgenomen zei ik op de vereniging dat ik niet meer terug zou komen, maar ik miste het. Als ik vrij had in de periode dat ik was opgenomen, ging ik weleens langs. Ook nu kom ik er nog vrij regelmatig. Iedereen weet van mijn vroegere verslaving. Soms wordt er per ongeluk uit beleefdheid nog weleens een biertje aangeboden, maar het wordt niet door mijn strot heen geduwd. Tot een uur of een heb ik het altijd gezellig, maar daarna wordt het vaak aapjes kijken. Soms is die dronken entertainment ontzettend grappig, maar meestal vind ik het dan mooi geweest en ga ik naar huis.”

“Ik krijg wel vaak reacties bij het doen van een sluitdrankje in de horeca. Als je vraagt om een 0,0 biertje dan krijg je er een rietje in of vragen ze waarom je niet drinkt. Pas als ik vertel dat ik twee maanden in een kliniek heb gezeten, worden hun ogen groot en houden ze erover op.”

Is het sociaal geaccepteerd om nee te zeggen tegen een biertje?
Thomas: “Niet drinken is geaccepteerd mits je uitlegt waarom je niet drinkt. Als je zegt dat er een medische reden is of dat je nog moet autorijden of iets belangrijks hebt als een tentamen dan is het geen probleem. Drink je niet, omdat je geen zin hebt of vindt je het niet lekker, dan is het: ‘Ah joh, wat doe je nou moeilijk.’ Je zou niet hoeven uitleggen waarom je niet drinkt. Als iemand je een biertje aanbiedt en je zegt ‘nee’ dan moet dat genoeg zijn. De ‘Hoezo niet dan?’ moet weg.”

Floris: “Toen Thomas problemen had, ben ik zelf ook gestopt met drinken. Omdat weinig mensen dit weten, krijg ik overal bier aangeboden. Je moet sterk in je schoenen staan om het telkens te weigeren.”

Minister van Engelshoven stelde onlangs dat je als student door de groep wordt verstoten als je niet drinkt. Zijn jullie het met haar eens?
Thomas: “Niet helemaal. Omdat ik al bij de groep hoorde en open ben over mijn probleem heb ik nergens last van. Kom je echter binnen als eerstejaars en zeg je zonder goede reden ‘ik drink niet’, dan val je buiten de boot. Heb je een vlotte babbel dan komt het alsnog wel goed maar je loopt dan wel achter op de rest. Je wordt niet verstoten maar je wordt moeilijker toegelaten.”

Floris: “Ik denk oprecht dat je haast geen jaarclub vindt als je uit eigen reden niet drinkt. Thomas was al lid toen hij stopte dus kende iedereen hem al.”

Thomas: “Even wat nuance: zo is het bij ons. Ik weet niet hoe het bij andere verenigingen is. Ik vermoed dat je bij de meeste klassieke gezelligheidsverenigingen buiten de boot valt, maar dat het bij andere verenigingen zoals sportverenigingen meer wordt geaccepteerd.”

Zien jullie nog positieve aspecten in het drinken van alcohol?
Thomas: “Het is een sociaal smeermiddel. Dat je geen drank nodig hebt om plezier te maken is bullshit. Het helpt. Dan werkt het als dutch courage: je krijgt er zelfvertrouwen van. Dat moet lekker zo blijven, maar het moment dat je wat belangrijks hebt, moet je nee kunnen zeggen. Je moet er balans in kunnen vinden.”

Engwerda: “Dat je met een paar biertjes makkelijk in gesprek raakt, is zeker een positief effect. Het is niet allemaal kommer en kwel wat we in de verslavingszorg prediken. Ik denk dat middelengebruik voor mensen ook altijd iets kan brengen. Namelijk het op het korte termijn belonend effect waarvoor iedereen het in de eerste instantie doet. Je kan sociaal een paar biertjes drinken of met een pilletje xtc een leuke avond in de club hebben, zolang je het maar in beperkte mate doet. Het sociale effect van bier kan al vanaf twee of drie biertjes, als je er dertig nodig hebt, wordt het een ander verhaal.”
 

Studenten en alcohol

Studenten kunnen geen alcoholist zijn, zo luidt de mythe. Hoewel dit niet klopt, worden weinig studenten met alcoholproblemen behandeld bij Jellinek, zegt Simon Engwerda. Alcoholisme is een progressieve ziekte die met de jaren erger wordt. “Gemiddeld lopen mensen zeven jaar rond met een alcoholprobleem voordat ze hulp zoeken bij ons. Een student is dan al vaak op het einde van zijn studententijd.” Dat een student veel drinkt betekent niet direct dat hij ook een alcoholist is. Als het drinken ten koste gaat van de studie, werk of relatie dan ben je een alcoholist.
Engwerda ziet wel dat studenten vaak met andere vragen bij de hulpverlening komen. “Ze zijn somber, hebben veel stress, de studie loopt niet lekker of ze hebben paniekaanvallen. We weten dat er een verband is tussen die klachten en alcoholgebruik, maar alsnog wordt er weinig naar het middelengebruik van de student gekeken.” Hoeveel en hoe vaak studenten gemiddeld drinken, is onduidelijk. Daar is verassend weinig onderzoek naar gedaan, zegt Engwerda. “Qua alcoholgebruik drinkt de leeftijdscategorie van 20 tot 24 jaar het meest, maar hier vallen ook andere jongeren onder.”
Op de vereniging merken Thomas en Floris dat sommige studenten kampen met alcoholproblemen. “Omdat ik zo open ben over mijn probleem, komen er geregeld mensen naar mij toe met vragen over verslaving, zegt Thomas. Hij krijgt ook vaak vragen over blowen en het gebruik van harddrugs. Toch rolt niet iedereen met een verslaving het studentenleven uit. Met de jaren gaat de studie meer vragen en dan is er minder ruimte om te drinken, stelt Floris. “Omdat iedereen van ons jaar bezig is met het schrijven van een scriptie of afstuderen, is dat een gebruikelijk gespreksonderwerp. Als je dan vier studies hebt gefaald dan valt dat op.” Thomas stemt met hem in. “Als ik nu nog steeds hetzelfde patroon zou hebben dan zou iedereen op de vereniging mij raar aankijken. Tijdens de studententijd wordt er veel gedronken maar zodra een student ouder wordt dan is het al snel huisje-boompje-beestje en gebeurt dat niet meer.”
Heb je minder controle over je alcoholgebruik dan je zou willen of heb je vragen over je middelengebruik? Neem dan contact op met je huisarts of bel voor vrijblijvend telefonisch advies naar Jellinek.

De namen van Thomas en Floris zijn gefingeerd. De identiteit van beide interviewkandidaten is bekend bij de redactie.

 

Advertentie