UU-docent: een geweldige baan met gebreken

Elk jaar is er een prijs voor de beste UU-docent. UU-docenten zjn blij met hun niet ideale werk. Foto DUB

Het bericht op de website van de TAUU over de resultaten van de enquête wekt nieuwsgierigheid. In het artikel van de club die circa zeven jaar geleden werd opgericht om een gemeenschapsgevoel onder UU-docenten tot stand te brengen, zeggen docenten te genieten van het werken met jonge mensen en van de intellectuele vrijheid aan de universiteit. Maar problemen zijn er ook. De deelnemende docenten melden werkdruk, gebrek aan waardering, weinig gemotiveerde studenten en managers die niet weten waar ze het over hebben.

Alle reden voor DUB om de resultaten eens op te vragen. Maar dat blijkt niet zo eenvoudig. De vragenlijst moest vooral de TAUU zelf een idee geven van welke onderwerpen leven onder UU-docenten. Zo was het de meer dan dertig respondenten ook voorgespiegeld. Volgens Jaap Bos heeft de TAUU bovendien niet de pretentie een volwaardig onderzoek te hebben uitgevoerd. “Het is niet meer dan een peiling waarop natuurlijk vooral docenten hebben gereageerd die zich betrokken voelen bij het Utrechtse onderwijs. Maar ons geeft het aardige informatie.”

Harde noten gekraakt
Toch wil het TAUU-bestuurslid best met DUB wat interessante observaties langslopen. Om te beginnen kijkt hij naar de uitspraken van docenten over de mooie kanten van het vak. Bos: “Uit de peiling spreekt heel veel enthousiasme en commitment. Er is niets mooier dan de ontwikkeling van studenten van zo nabij mee te maken. Die passie is ook iets waar ik zelf als docent op drijf. En dat is natuurlijk wat we als TAUU ook willen delen: lesgeven is iets heel moois.”

Maar er worden daarnaast in de enquête harde noten gekraakt door de respondenten. “Dat gaat om zaken die ik zeker herken. Ze hebben overigens niet allemaal betrekking op mijn eigen ervaring als docent, maar ik weet dat ze spelen. Dat mensen kritisch zijn is bovendien goed, het hoort bij de academische geest en toont aan dat het onderwijs hen aan het hart gaat.”

Dat werkdruk een probleem is, moet volgens Bos eenvoudigweg worden erkend. “Dat is gewoon zo. Ik doe nu veel meer dan dertig jaar geleden. Ik geef meer colleges, meer werkgroepen, kijk meer tentamens na. En die hogere productie geldt ook voor studenten, die meer deeltentamens en tussentijdse opdrachten maken dan ooit. Daar betalen we met z’n allen een prijs voor in de vorm van overbelasting met als gevolg een burn-out, tegenwoordig komt dat zelfs onder studenten voor.”


Kapitaal weggooien
Bos maakt zich vooral veel zorgen over de jonge garde docenten. De TAUU ondersteunde eind vorig jaar een bijeenkomst waarbij een manifest ter ondersteuning van deze groep werd gepresenteerd. Tijdelijke docenten krijgen volgens Bos allerlei verantwoordelijkheden die niet bij hun aanstelling passen en moeten keer op keer investeren in nieuwe werkzaamheden. Vaste contracten zijn voor hen vrijwel niet weggelegd, en al helemaal niet als ze niet gepromoveerd zijn.

Hij verwijst naar de gang van zaken rondom zijn collega Robbie Voss, een populaire docent die onlangs plaats moest maken. “We gooien kapitaal weg. Met de invoering van de vierjarige contracten is er al iets verbeterd, maar we kunnen en moeten nog beter. Hoe moeilijk dat ook is voor een universiteit.”

Met de aandacht voor onderwijs, is bovendien de administratieve rompslomp toegenomen, constateert Bos samen met respondenten van de peiling. “Ik snap het wel. We moeten transparant zijn en overal laten zien dat we het goed doen. Maar dat kan ook te ver gaan.” Voor de TAUU schreef Bos een blog over ‘rubrics’, de scorelijsten die gebruikt worden om de kwaliteit van antwoorden bij tentamens te beoordelen. Dat maakte veel los onder docenten en leidde tot een discussiebijeenkomst. “Ik ben kritisch over die rubrics. Het is een tweesnijdend zwaard. Transparantie enerzijds, uniformering anderzijds.”

Onderhandelen over de norm
Bos begrijpt waarom sommige respondenten zich negatief uitlaten over de motivatie van studenten (“lamme takken”, “arrogant”, “alleen geïnteresseerd in een voldoende”, zijn enkele citaten). Maar hij wijst ook naar een universiteit die zelf steeds schoolser wordt en studenten in een keurslijf dwingt. “We geven studenten vaak kleine, goed afgebakende maar niet al te creatieve taakjes - ik ook. En eigenlijk is dat droevig. Als ik studenten vraag om een paper, is de eerste vraag hoeveel woorden dat moet bevatten. Als ik zeg: vierduizend, is de volgende vraag: mag het ook in minder woorden. Ze vragen dus eerst om de norm en gaan dan dáárover onderhandelen. Terwijl het mij eigenlijk geen jota uitmaakt hoeveel woorden ze schrijven, als het maar een goed verhaal is.”

Toch relativeert Bos, zelf universitair hoofddocent bij Sociale Wetenschappen, sommige van de negatieve opmerkingen uit de peiling: “Als docenten zeggen dat onderwijs in vergelijking met onderzoek nog steeds een ondergeschoven kindje is aan de universiteit, dan hebben ze gelijk. Maar de aandacht aan de UU voor docentprofessionalisering en onderwijsloopbanen is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Kijk naar de ondersteuning die we als TAUU krijgen en naar de oprichting van het Centre for Academic Teaching. Daar ben ik best tevreden over, al kan het natuurlijk altijd beter.”

Hij waarschuwt voor cynisme. “Is de universiteit een diplomafabriek geworden, zoals iemand schrijft? In essentie zijn we inderdaad een diplomafabriek. De meeste studenten komen hier voor dat papiertje, daar kun je niet omheen. Maar het is onze taak om ervoor te zorgen dat ze pas een universitair stempel krijgen als ze hebben geleerd kritisch en onafhankelijk te kunnen denken. En die ruimte is er nog steeds.”

Eén punt van kritiek dat uit de peiling naar voren komt, herkent Bos bovendien wat minder. Dat het management “niet altijd evenveel verstand heeft van onderwijs” en onderwijsvernieuwingen zonder inspraak botweg “meedeelt”, is niet zijn eigen ervaring. Ook niet dat docenten alleen worden afgerekend op de evaluaties van studenten en visitatierapporten. “Ik denk dat het uitmaakt welke positie je inneemt in de organisatie en hoeveel vrijheid je hebt om je eigen stempel te drukken op je werk, en misschien ook waar je werkt en wie je leidinggevende is. Met dat laatste heb ik veel geluk.”

Meer tijd nodig
De peiling heeft TAUU een indruk gegeven van de “bandbreedte waarbinnen de gedachten van betrokken docenten over hun werk zich bewegen”, stelt Bos. Hij hoopt dat er de komende jaren nieuwe initiatieven komen voor bijeenkomsten, workshops en discussies over onderwerpen waar veel docenten mee worstelen. Doceren aan een steeds internationalere - en als het goed is ook steeds diversere - groep studenten, is naar zijn mening zeker één van die onderwerpen.

In de peiling merken docenten overigens op dat er eerder te veel dan te weinig wordt georganiseerd aan de UU om docenten te helpen. De universiteit zou er beter aan doen om docenten meer tijd te geven, zodat ze ook daadwerkelijk in staat zouden zijn om aan cursussen en bijeenkomsten deel te nemen. Bos ziet het probleem, maar zegt dat via de TAUU niet te kunnen oplossen: “Wij hopen vooral dat docenten zichzelf activeren en onderwerpen die zij belangrijk vinden via de TAUU op de agenda zetten. Dat gaat ons best goed af. iedereen die lesgeeft is een TAUU’er; we zijn er voor en door docenten.”  

Van 1 tot en met 5 juli vindt de Versterk Je Onderwijs Week plaats. Er zijn blogworkshops, netwerkwandelingen en discussies (bijvoorbeeld over het nut van docentevaluaties). Kijk voor meer informatie op de agenda van de TAUU.

Advertentie