UU-docent gidst student naar wetenschappelijke carrière

Oude rot Martin Everaert en jonge hond Loes Koring over hun bijzondere band

Voor de portretserie ‘Jonge hond, oude rot’ organiseert DUB vier keer een gesprek tussen een aanstormend wetenschappelijk talent en een door de wol geverfde wetenschapper. Als eerste spreken taalwetenschappers ‘oude rot’ Martin Everaert en ‘jonge hond’ Loes Koring over werken in de wetenschap.

Toen jonge hond Loes Koring (30) werd geboren, was oude rot Martin Everaert (60) halfweg met zijn promotieonderzoek. Het was een compleet andere tijd. Taalkunde werd in Utrecht geheel anders beoefend dan nu. Experimenten werden nog amper gedaan. Mede door Everaerts inspanningen als onderzoeksdirecteur kwam er later geld beschikbaar om ook experimentele technieken toe te passen, zoals eye tracking.

Koring belandt binnenkort in een walhalla voor experimenteel taalkundig onderzoek. Het interdisciplinaire Australische onderzoeksinstituut voor taal en cognitie waarvoor ze gaat werken, heeft zo ongeveer alle denkbare faciliteiten en relevante disciplines in huis.

Na drie jaar komt Koring terug naar Utrecht, voorspelt Everaert, alwaar ze een aanvraag voor een Vidi-beurs doet en universitair docent wordt. Koring plaatst daar haar vraagtekens bij: “Misschien vind ik het surfen wel zo leuk dat ik dat blijf doen. Ik vind het moeilijk om zo ver vooruit te kijken.”

Carrière maken is niet het doel, goed onderzoek doen wel
Voorafgaand aan het tweegesprek, ontdekte het duo dat ze eigenlijk allebei geen ambitie hebben. Althans, niet in de zin van een streven om carrière te maken. Koring: “Ik was bijvoorbeeld helemaal vol van het afronden van mijn promotieonderzoek, toen ik Martin tegenkwam bij het fietsenrek. Hij zei: ‘Je contract loopt bijna af, toch? Dan ben je dadelijk dus werkloos.’ Dat was waar, maar ik had er nog niet op die manier over nagedacht.”

Ambitie hebben ze wel op inhoud. Everaert: “Anders kun je geen onderzoeker zijn. En lukt het je ook niet om een proefschrift te schrijven. Je wilt zoveel mogelijk over een onderwerp te weten komen en een bepaald punt maken. Dat is hard werken.”

 
 
Everaert over Koring:
“Het sterkste punt van Loes is dat ze breed is geïnteresseerd en bereid is om van haar omgeving te leren. Wat ik bij Loes zie – en dat zag ik vroeger ook bij mezelf – is dat ze wel wat zelfverzekerder mag zijn. Vind jezelf goed, dat helpt je verder. En ik hoop dat ze ‘nee’ durft te zeggen als iets haar wordt gevraagd, maar niet uitkomt.”
Koring over Everaert:
“Wat ik roem aan Martin, zijn zijn bestuurlijke capaciteiten: overzicht bewaren, mensen op de juiste plek krijgen, met iedereen contact houden en ze motiveren. Zijn zwakte vind ik het gebrek aan subtiliteit. Soms vind ik wat hij zegt te hard en direct, en zou ik het zo zelf niet durven zeggen. Maar dat zou mij misschien wel een slechte bestuurder maken.”

Everaert zag dat Koring boven het maaiveld uitstak
Everaert was steeds een gids op Korings carrièrepad. Voorafgaand aan haar promotieonderzoek, postdocschap én haar aanstaande Australië-avontuur was hij op de één of andere manier betrokken bij de vervolgstap.

Hun verstandhouding gaat terug tot 2006. Koring volgde een master en Everaert moest studenten voordragen voor een toptalentbeurs van NWO. Everaert: “Loes blonk duidelijk uit. Niet alleen door haar cijfers, maar ook door haar betrokkenheid bij en belangstelling in het vakgebied. Het lag dus voor de hand dat ik haar zou kiezen.”

Koring werd uitgenodigd om haar werk te presenteren voor de beoordelingscommissie. Everaert: “Het was mijn beleid om te trainen met mensen die in aanmerking kwamen voor een NWO-beurs. Wat voor vragen kun je verwachten? Hoeveel tekst stop je in je Powerpoint? Dat soort dingen. Dit deed ik ook met Loes.”

Het oefenen hielp. Koring kreeg de beurs, waarmee ze haar promotieonderzoek – op basis van een zelfgekozen onderzoeksvraag – kon financieren. Daarna moest de promovenda even pas op de plaats maken. Koring: “Ik moest geopereerd worden en het herstel duurde langer dan gedacht. Daar bovenop kreeg ik Pfeiffer. Uiteindelijk ben ik een jaar uit de running geweest.”

Everaert onderhield als onderzoeksdirecteur al die tijd contact met haar over de voortgang van haar werk. “Toen Loes vertelde dat zij met twee van onze collega’s een artikel in het prestigieuze blad Cognition gehonoreerd had gekregen, wist ik dat het uiteindelijk goed zou komen.”

Onderzoek versus onderwijs
In 2013 rondde Koring cum laude haar promotieonderzoek af. Het gesprek bij het fietsenrek leidde er uiteindelijk toe dat Koring, mede dankzij de inzet van Everaert, les kwam geven bij Taalwetenschap. Het contact tussen de twee groeide, vooral toen ze samen een vak gaven. Everaert: “Dan leer je elkaar veel beter kennen dan tijdens het praten over onderzoek, dat we trouwens ook veel doen. Allebei zijn we geïnteresseerd in onderzoek naar taalverwerving bij kinderen, en Loes doet het ook daadwerkelijk. Momenteel onderzoeken we ook beide idiomen, zoals de uitdrukking ‘het varkentje wassen’.”

Het laatste jaar moest Koring veel onderwijs geven. “Dat vind ik leuk en ik wil het graag blijven doen. Maar het was het laatste jaar zó veel dat ik dacht: nu even alleen maar onderzoek. Dat is de hoofdreden voor mijn vertrek naar Australië volgende maand.”

Everaert: “In Australië kan dat makkelijker dan hier, er lijkt meer geld te zijn. In Nederland heb je altijd het gevoel dat je blij moet zijn als je onderzoek mag doen. Door het permanente geldgebrek worden naar mijn gevoel promovendi en postdocs aan onze faculteit gedwongen om onderwijs te geven. Het is niet slecht om onderwijs te geven. Integendeel. Het is wel slecht als het móet.”

Besturen is makkelijker dan onderzoek doen of onderwijs geven
Tussen 2004 en 2011 was Everaert onderzoeksdirecteur van het Institute of Linguistics. Everaert: “De helft van je tijd gaat dan op aan directeurstaken en de andere helft aan onderzoek. Onderwijs heb ik toen nauwelijks gegeven. Bovendien ging het ook ten koste van onderzoek. Een artikel hoeft bijna nooit morgen af te zijn, terwijl een vergadering niet kan wachten.”

De ‘bestuurlijke inslag’ had Everaert al tijdens zijn studie aan de UU, toen hij lid was van het faculteitsbestuur. Zijn cv telt nog een dozijn andere bestuurlijke functies. Leuk vindt de hoogleraar Lexicon en syntaxis besturen niet. Everaert: “Het probleem is een beetje dat ik het kán. Het bestuurlijke werk is inhoudelijk niet erg uitdagend. Onderwijs geven en onderzoek doen is veel moeilijker.”

Minder onderzoek doen, nauwelijks onderwijs geven, niet zoveel uitdaging op inhoud: voor Koring zijn dit allemaal redenen om Everaert niet op dit vlak te volgen op haar eigen carrièrepad.

Wie interdisciplinair wil werken, moet daar moeite voor doen
Toch zat er ook een groot voordeel aan zijn bestuursfunctie, stelt Everaert. “Ik ben als directeur een bredere taalkundige geworden. Overleggen over de financiën is natuurlijk boring. Maar je krijgt van alle onderzoeken binnen het instituut wat mee, al dan niet noodgedwongen. Ook kwam ik sneller en meer in contact met niet-taalkundigen zoals psychologen en biologen. Dat heeft mijn eigen onderzoek weer verder gebracht, bijvoorbeeld omdat ik nadrukkelijker op het pad kwam van taalevolutie.”

Koring: “Bij de afdeling waar ik ga werken, zitten ook mensen die kijken hoe het brein werkt en het geheugen in elkaar steekt. En er is meer apparatuur, bijvoorbeeld voor MRI-onderzoek.” Everaert: “Taalkunde is onderdeel van cognitiewetenschap, waartoe ook bijvoorbeeld psychologie, informatica en logica behoren. In Utrecht is samenwerken wat lastiger, omdat alles in verschillende departementen en faculteiten zit. In de onderzoeksomgeving waar Loes terechtkomt, zit alles op elkaar. Dat is mooi.”

Everaert heeft Koring aangemoedigd naar Australië te gaan. Had Everaert niet ook graag een paar jaar onderzoek gedaan in het buitenland? Everaert: “Het ligt niet in mijn karakter besloten om terug te kijken. Maar als het moet en ik daar iets over moet zeggen, dan zou ik misschien eerder zijn gestopt als onderzoeksdirecteur. Nu ik weer terugben in de opleiding, realiseer ik me hoe leuk het is om les te geven en studenten te helpen.”

Mini-cv Martin Everaert:
Geboren: 1953 te Soerabaya, Indonesië
1979: doctoraalstudie Algemene Taalwetenschappen, Universiteit Utrecht
1986: PhD, The Syntax of Reflexivization, Universiteit Utrecht
Vanaf 2003: bijzonder hoogleraar Lexicon en syntaxis, Radboud Universiteit Nijmegen, later hoogleraar in Utrecht
2004-2011: onderzoeksdirecteur Utrecht Institute of Linguistics OTS
2002-2007: onderzoeksdirecteur Netherlands Graduate School of Linguistics

Centraal in Everaerts onderzoek staat de vraag waarom kinderen snel en perfect een taal kunnen leren. Zijn theoretisch taalkundig onderzoek gaat vooral over eigenschappen van taal die terugvindbaar zijn in alle talen.

Mini-cv Loes Koring:
Geboren: 1984 te Breda
2007: Research Master Linguistics, Universiteit Utrecht
2013: PhD, Seemingly similar: Subjects and displacement in grammar, processing, and acquisition, Universiteit Utrecht
2013-2014: postdoc Universiteit Utrecht
Vanaf zomer 2014: postdoc ARC Centre of Excellence in Cognition and its Disorders

Koring onderzoekt de structuur en eigenschappen van taal. Ze bekijkt dit onder andere door (experimenteel) onderzoek naar taalverwerving bij kinderen te doen.

 

Advertentie