UU-ethicus Annelien Bredenoord wordt Eerste Kamerlid
Universitair hoofddocent Annelien Bredenoord (35) was tot vorige maand voorzitter van D66 in Utrecht. Op 9 juni wordt ze geïnstalleerd als lid van de Eerste Kamer. Ze zou nooit zonder de politiek willen, maar haar vak als medisch ethicus staat op één: “Dit is mijn baan.”
Op haar twintigste kreeg de politiek haar te pakken, om niet meer los te laten. Tijdens haar promotietraject leek het haar slim om even afstand te nemen, zodat ze zich helemaal op haar onderzoek kon storten. Maar zo werkte het niet. “Het ging meteen weer kriebelen. Toen ik nog studeerde ben ik lid geworden van D66 omdat ik naast mijn studie theologie iets in de wereld wilde doen. Ik ben veel beter in mijn werk, zowel in de wetenschap als in de politiek, als ik beide combineer.”
Annelien Bredenoord (35) is vijftien jaar actief bij D66, waarvan de laatste vier jaar als bestuursvoorzitter in Utrecht. Die functie legde ze vorige maand neer, omdat ze in juni begint als senator. Haar portefeuilles zijn volksgezondheid, privacy, familierecht, big data en haar eigen vakgebied, medische ethiek. Ze kan niet wachten, zegt ze: “Ik vind het ontzettend eervol dat ik dit op mijn 35ste mag gaan doen.”
Jonge vrouw tussen de babyboomers
Dat ze nog jong is -behalve Bredenoord zijn er nog twee dertigers in de senaat, alle andere leden zijn (een stuk) ouder - was een reden voor haar om zich kandidaat te stellen. Net als het feit dat ze vrouw is. “De stem van mannelijke babyboomers is ruim vertegenwoordigd, er moet meer diversiteit zijn.” Net als in de hele maatschappij, vindt ze.
Bij D66 is ze betrokken bij het Els Borst Netwerk, dat aandacht vraagt voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politiek. “Ik ben helemaal geen uitgesproken feminist, maar ik vind wel dat we moeten uitvinden wat vrouwen tegenhoudt. Zodat we daar wat aan kunnen doen.”
De naamgeefster van het Els Borst Netwerk is een voorbeeld voor haar. Borst, die begin vorig jaar om het leven kwam na een misdrijf, was minister van Volksgezondheid, minister van Staat en hoogleraar. “Ze wist ethische onderwerpen, zoals euthanasie, op de agenda te zetten en er tegelijk heel genuanceerd over te praten.”
Een andere inspiratiebron is journalist en onderzoeker Hannah Arendt, die bekend werd met haar boek over nazi Adolf Eichmann en ‘de banaliteit van het kwaad’. “Ik bewonder haar vanwege haar intellectuele werk, maar ook omdat ze theorie en praktijk, wetenschap en maatschappij combineerde. Ik noem politiek weleens ‘ethiek in de praktijk’.”
Wetenschap vertalen naar politiek
In haar eigen leven vindt Bredenoord het dan ook volstrekt logisch om zowel met wetenschap als politiek bezig te zijn. “Neem bijvoorbeeld een onderwerp als regeneratieve geneeskunde, stamcelonderzoek, maar ook actuele ontwikkelingen omtrent gene editing, het genetisch veranderen van embryo’s. Dergelijke vraagstukken zijn wetenschappelijk én politiek-maatschappelijk relevant, en moeten dus vanuit beide perspectieven besproken worden. Dat vraagt mensen die een vertaalslag kunnen maken en zich op beide terreinen thuis voelen.”
Ze vindt het belangrijk dat wetenschap en politiek elkaar goed in de gaten houden. “Wetenschappers moeten proberen de maatschappelijke implicaties van onderzoek, en de normen en waarden van de maatschappij mee te nemen in hun onderzoek, zodat er sprake kan zijn van sociaal robuuste kennis.”
Andersom moet de politiek weten welke ontwikkelingen er in de wetenschap gaande zijn. Niet alleen omdat dat leidt tot evidence based politics, maar ook omdat ontwikkelingen in wetenschap en technologie ons voor nieuwe politiek-maatschappelijke vraagstukken stellen, zoals klimaatproblematiek of medisch-ethische vragen. “Soms zit er tien jaar tussen de publicatie van een onderzoek en de realisatie van, bijvoorbeeld, een medicijn. Ik vind dat kennis zo snel mogelijk moet worden omgezet naar uitvoering.”
De universiteit heeft een publieke taak
Over publicaties gesproken: ze is het eens met de veelgehoorde klacht dat de academische wereld is doorgeschoten in een publicatiecultuur. “Natuurlijk tellen publicaties mee als graadmeter voor wetenschappelijk succes, maar nu lijken ze wel de enige maatstaf.”
Als lid van de Jonge Academie van de KNAW spreekt ze zich uit voor herijking van de rol en functie van de universiteit. Eén waar óók wordt uitgegaan van maatschappelijke vragen. De Nationale Wetenschapsagenda vindt ze een goed initiatief. “Nee, dat is geen ‘u vraagt, wij draaien’. Naast fundamenteel onderzoek heeft de universiteit een publieke taak, voor grote maatschappelijke vraagstukken heb je óók de wetenschap nodig.”
Ik blijf bijdragen aan maatschappelijk debat
Hoe groot haar maatschappelijke betrokkenheid ook is, en hoe sterk haar mening over sommige onderwerpen, als senator kan ze daar straks niet direct iets mee. Dat wil zeggen: ze kan als Eerste Kamerlid geen onderwerpen op de agenda zetten. Een Eerste-Kamerlid toetst wetten, ze bedenkt ze niet. Niet erg, zegt Bredenoord. “Ik blijf actief lid van de partij, dus ik zal als lid en als ethicus blijven bijdragen aan het debat.”
Wat haar trekt in het Eerste-Kamerlidmaatschap is juist de controlerende rol van de functie, en het feit dat het parttime is. “Je bent betrokken bij de laatste fase van een wetsontwerp. Een heel belangrijke taak, je moet heel zorgvuldig kijken naar de toepasbaarheid, kwaliteit, draagvlak en rechtsstatelijkheid van een wet.”
De komende vier jaar zit Bredenoord in de Eerste Kamer. De dinsdag is gereserveerd voor Den Haag, de zondag voor de voorbereidingen. Maar de rest van de week blijft voor het UMC, daar is ze resoluut in. Er zijn nog zo veel dingen waar ze zich in wil verdiepen. Kwesties rond grootschalig dna-onderzoek, bijvoorbeeld: wat willen mensen weten als ze zich laten screenen, en moet je het hen vertellen als je daarbij dingen ontdekt waar ze niet voor zijn gekomen? Familie-ethiek: moet je medische informatie over erfelijke ziektes ook delen met broers en zussen of kinderen van een patiënt? “Dit is mijn baan. De Eerste Kamer is een nevenfunctie.”