'Valoriseren is het niet verloren laten gaan van talent'
Willem Koops nam op 1 juni afscheid van de faculteit Sociale Wetenschappen. Hij was er bijna tien jaar decaan. Tijd voor een terugblik met de Groninger die de dingen graag onverholen zegt en niet gelooft in selectie aan de poort, motivatiegesprekken en visitaties.
Het kan niet anders of zijn collega-decanen keken jaloers naar Willem Koops (68). De ontwikkelingspsycholoog stond aan het hoofd van één van de meest succesvolle Utrechtse faculteiten. Als het gaat om studierendementen, onderzoekskwaliteit en het binnenhalen van subsidies. Daarbij is Sociale Wetenschappen financieel gezond. Hoewel loyaal, heeft Koops ook genoeg kritiek op het reilen en zeilen van de Universiteit Utrecht en die steekt hij niet onder stoelen of banken. Koops in 10 statements.
1 - ‘Vroeger deed je het decanaat erbij, nu kan dat niet meer’
"In 1984 werd ik decaan bij de Vrije Universiteit. Op maandagochtend zat ik de faculteitsraad voor. Dat was van 9 tot 11 uur. Om kwart over 11 gaf ik college aan eerstejaars. Om de andere maandag gaf ik ook college aan ouderejaars. Ik moest rennen van het ene naar het andere gebouw, de trap op naar de achtste verdieping of zo. De liften waren altijd overbezet tijdens het wisseluur. Ik kwam meestal ietsje te laat en bezweet aan en vroeg me af welke studenten er in de zaal zaten. Ik liep naar een bekend gezicht toe en vroeg waar ik vorige week gebleven was. Hij zei dan een paar zinnen en dan wist ik of dit eerste- of vierdejaars waren en welk college daar bij hoorde. Zo ging dat toen. Je deed het decanaat erbij. Dat is nu wel anders. Bestuurlijk gesproken is de universiteit met de jaren enorm verzakelijkt. De bureaucratie is toegenomen. Het heeft het karakter van een echte bedrijfsvoering gekregen. Een decaan moet oppassen geen echte manager te worden; zelf ben ik daar altijd te ironisch voor geweest, maar het is lastig om je verre van de bureaucratie te houden en van de bijbehorende vocabulaire als facultair management team, uitrollen en de kar trekken. In 2003 werd ik in Utrecht decaan. Vanaf 2007 ben ik ook officieel twee dagen in de week universiteitshoogleraar. Ik kan je verzekeren: dat waren tot nog toe altijd de zaterdag en de zondag.”
“Ik was er helemaal op ingesteld om op mijn 63ste te stoppen, na mijn eerste termijn als decaan. Toen ik de baan aanvaardde, had ik een extra sabbatical bedongen. Wie decaan wordt, krijgt een sabbatical, dus ik had er twee. Die had ik willen gebruiken om me toe te leggen op kindergetuigenissen. Dat ligt op het vlak van mijn expertise. Dan had ik nog wat familierecht gestudeerd en was getuige-deskundige geworden met een bedrijfje aan huis. Maar het College van Bestuur vroeg me nog een termijn decaan te blijven. Dat heb ik gedaan. Ik heb nu dus drie jaar sabbatical staan, maar ik zal er niet om zeuren. Die twee zijn al meer luxe genoeg.”
2 – ‘Met selectie voor de poort, krijg je geen betere vwo'ers binnen’
“Selectie voor de poort kan de vwo examencijfers nauwelijks verbeteren als selectiemechanisme. De gedachte is geïnspireerd op hetgeen universiteiten doen in de Verenigde Staten. Jongeren met een highschooldiploma zijn van uiteenlopend niveau: van analfabeet tot hoog opgeleid. Daarom is het voor universiteiten niet moeilijk om de selectie die highschool heet, te verbeteren met een testje. Onze jongeren met een vwo-diploma zitten per definitie in die bovenste schaal van de highschool. Daar valt niet veel meer aan te verbeteren, dus moet je dat ook niet willen, vind ik. Positief aan selectie zou kunnen zijn, dat ik aankomende psychologiestudenten kan weigeren die niet goed zijn in wiskunde. Maar dat is het dan ook.”
3 – ‘Motivatie kun je veinzen’
“Het idee bij deze universiteit is nu dat je kan selecteren op grond van motivatiegesprekken: daar geloof ik dus helemaal niks van. Ik geef geen cent voor gesprekken met aankomende studenten over motivatie. Binnen de kortste keren kunnen ze trainingen volgen hoe ze gemotiveerd over kunnen komen. Dat wordt een industrietje dat niks toevoegt. Wat je zou kunnen doen is instrumenten ontwikkelen om motivatie daadwerkelijk te toetsen. Daar zijn een paar miljoen en vijf jaar voor nodig. Onze psychologen, onderwijskundigen en methodologen zouden dat goed kunnen. Het geld heb je er dan zo mee terugverdiend. Selectie on the job werkt wel. We waren de eerste faculteit in Utrecht die het bindend studieadvies invoerden. Kijk, daar kun je wel studiemotivatie uit afleiden.”
4 – ‘Meer studenten moeten naar het hbo’
“De opleiding Psychologie is groot, Nederland heeft de grootste psychologendichtheid ter wereld, geloof ik. Ze komen ook lang niet allemaal in de psychologie terecht en al veel minder in het onderzoek. En dat is met veel universitaire studenten zo. Een groot aantal wil praktisch werk doen met mensen en daar hebben de studenten hoogwaardige kennis voor nodig, maar dat is wat anders dan kennis ontwikkelen, wat wetenschap is.
“Dit type student zou beter naar het hbo kunnen. Maar het hbo heeft een status’- en kwaliteitprobleem. Ouders met een kind dat succesvol het vwo heeft doorlopen, willen dat het kind naar de universiteit gaat. Het vermeende statusverlies speelt hier een rol. Dat werd me dertig jaar geleden in één klap duidelijk toen ik naar de radio luisterde. Daar zat een gesprek tussen twee boeren in. De een zei tegen de ander: wat doet die zoon van jou tegenwoordig?’’ De ander: ‘Die gaat naar de Pabo. Reageert de een: O ja? Ik dacht dat die zo goed kon leren?
“Daarom ben ik ook zo blij met de Alpo, de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs. Vice-decaan Theo Wubbels is daar de grote kracht achter en ik heb hem daarin graag bijgestaan. Alpo-studenten krijgen een universitair diploma Onderwijskunde en een diploma van de Pabo. De opleiding blijkt een succesvolle ontsnappingsroute voor intelligente dames die niet naar de Pabo mochten.”
5 – ‘Visitaties hebben geen waarde meer voor mij’
“Voor het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs worden we gevisiteerd op een manier die een industrie is geworden. Er is de klassieke onderwijsvisitatie en er is de instellingstoets, waardoor je lichter gevisiteerd wordt – hoewel ik daar nog geen donder van heb gemerkt. Nu zijn er weer de prestatieafspraken met Zijlstra en een nieuwe commissie staat te popelen om de universiteit binnen te vallen. Dat zijn er dus al drie, drie lagen die over elkaar rollen.
Dan de onderzoekvisitaties. Die zijn helemaal een ramp geworden. Ongelooflijk veel papierwerk. Ik heb besloten dat ik ook geen vertrouwen meer heb in de uitkomsten van die commissies. Die visitaties hebben er voor gezorgd dat er nu nog maar heel weinig kwaliteitsverschil is. Twintig jaar geleden waren er bij psychologie nog grote verschillen: van heel goed tot slecht en daar tussen in. Door de visitaties is de kwaliteit enorm opgekrikt, hebben alle facetten van psychologie hun plafondkwaliteit bereikt. Vergelijkende analyses binnen een faculteit zijn niets meer waard.”
6 – 'Vreselijke naam dat Utrechts Science Park’
“Science Park als naam voor de Uithof? Het klinkt heel dapper en zo heel Amerikaans. Maar ik vind het vreselijk, vooral omdat het maar een ding betekent: science is van de bèta- en bètamedische wetenschappen. Als ik zeg dat ik een scientist ben, denken ze dat ik een natuurkundige ben. Alle andere wetenschappers worden dus uitgesloten met de naam Sciencepark.”
“Deze kamer (Achter de Dom 20) heb ik te danken aan Hendrik Gispen. Hij heeft hem afgestaan en heeft nu een flexplek op zolder. Geweldige daad van vriendschap, vind ik. Ik vind een vaste plek wel fijn. Bovendien werk ik graag tussen mijn boeken – twee ton aan gewicht zeiden ze bij de verhuizing – en die kan ik thuis niet meer kwijt. Ik zit in dit pand nu met oud-rectoren, oud-decanen, universiteits- en faculteitshoogleraren. Het voorportaal van het bejaardenhuis? Ha, ha, nee hoor. Er zitten hier ook jonkies als Herman Philipse (1951, red.) en Frits van Oostrom (1953, red.).
7 - ‘Als wij valoriseren kost dat geld’
“Ook op Valorisation Centre ben ik niet gek. Dat mag ik nu weer zeggen, nu ik geen decaan meer ben. Het klinkt alsof valorisatie altijd geld moet opleveren. Ik doe veel aan valorisatie die niets oplevert. Net als vele collega’s van mij. De sociale- en gedragswetenschappen bijvoorbeeld gebruiken de wetenschappelijke kennis om tussenmenselijke relaties en de samenleving en het onderwijs te verbeteren. Dat levert geen geld op, sterker nog daar moet je in investeren en kost dus geld. Maar investeren wil niemand. Psychologen heb je niet nodig, want iedereen weet alles zelf beter; pedagogen heb je ook niet nodig, want we kunnen allemaal opvoeden.”
8 – ‘Ondersteuners en geleerden moeten contact houden’
"Tot mijn verbijstering heb ik laatst mogen zien, hoe onze financiële afdeling aan het werk was gezet. We kregen controle van één of twee Europese aanvragen. De vloer lag bezaaid met papieren en ordners. Die mensen hebben dagen, zo niet weken, zitten ploeteren op die oude archieven om uit te zoeken of er fouten zijn gemaakt. Ik weet zeker dat een hoogleraar die zo’n aanvraag heeft gedaan, daar geen idee van heeft.
“Ik hoop dat ondersteuners en geleerden intensief contact met elkaar houden. Dat wordt door de grotere schaal, de centralisatie en de toenemende bureaucratie moeilijker. Maar als je weet wat de ander doet, kweek je begrip voor elkaars werk en kun je makkelijker met elkaar rekening houden. Als je niet van elkaar weet wat je doet, neemt de betrokkenheid af.”
9 – ‘Wetenschap hoort niet bij Economische Zaken’
“Links of rechts op onderwijs, het maakt niets uit. Universiteiten zijn electoraal niets waard, dus een bezuinigingsnoodzaak wordt op universiteiten verhaald. Ik klaag er niet over, het zij zo. Maar het onderbrengen van topsectoren voor wetenschappelijk onderzoek bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is het einde van de beschaving. Wetenschap hoort bij onderwijs, kunst en wetenschappen. Het is een beschavingsoffensief, wetenschap hoort bij het emanciperen van mensen. Een minister moet er voor zorgen dat geen talent verloren gaat, dat mensen kunnen leren, dat kunst niet exclusief wordt. Dat is valoriseren. Als je dat overhevelt naar ELI ben je bezig met ontschaven en niet beschaven.”
10 – ‘De gammawetenschappen zijn eindelijk geëmancipeerd’
“De mooiste dag, was de dag dat de gammawetenschappen eindelijk financieel emancipeerden. In de ogen van derden gebeurde er iets kleins, maar voor mij was het iets heel groots. Het was de dag dat de universiteit besloot de vaste voet te dynamiseren. Om te weten waarom het zo’n mooie dag was, moet je de geschiedenis een beetje kennen.
“In de jaren 80, toen ik net bij de VU kwam, werd de voorwaardelijke financiering ingevoerd. Alle wetenschapsgebieden moesten onderzoeksprogramma’s maken. Als die positief werden beoordeeld, kreeg je het geld. Via visitaties achteraf werd gekeken of je je doelen had gehaald. We waren redelijk succesvol in de psychologie en pedagogiek, maar we haalden het niet bij de bèta’s. Zij waren al 30 tot 40 jaar gewend om op deze manier geld binnen te halen om zo hun dure apparaten te kunnen betalen. Het vervolg hierop was financiering volgens de B-delen. Deze waren gebaseerd op het succes van de voorwaardelijke financiering. Daardoor kregen de bèta’s 2 of 3 keer meer dan wij. Dat heb ik altijd oneerlijk gevonden. Nu, na 30 jaar gekanker en gedoe, hebben de decanen en het College van Bestuur besloten om die vaste voet te dynamiseren. De vaste voet wordt afhankelijk van prestaties, ongeacht in welke discipline je zit. Voor mij is dat het toppunt van emancipatie van de gammawetenschappen. Dat ik dat nog als decaan heb mogen meemaken!