Van bezoeker naar onderzoeker: het Universiteitsmuseum gooit het roer om

Conservatoren Reina de Raat en Paul Lambers. Foto: Martine Jansen

Het Caroline Bleekergebouw aan de Sorbonnelaan in Utrecht nodigt niet direct uit tot nadere inspectie. Zelfs de foto-impressie op de site van de Universiteit Utrecht probeert het niet mooier te maken dan het is. Bakstenen, groenstroken en beton die doen denken aan een distributiecentrum. Kleine elektrische vrachtwagentjes staan keurig geparkeerd in de parkeervakken. Een openstaande deur geeft een kijkje in de laadruimte erachter. Niets hier wijst erop dat in de kelder van dit monument van jarenzestigarchitectuur de schatten van het Universiteitsmuseum Utrecht (UMU) schuilgaan.

Via een trapje omhoog, dubbele deuren en een lange trap naar beneden wandelt Marieke Verhoeven, adviseur Marketing & Communicatie UMU, richting het ondergrondse gangenstelsel. Geen daglicht hier. Alleen met tl-buizen verlichte kamers. “De verbouwing van het museum is naar verwachting eind januari achter de rug. Dan kunnen alle medewerkers weer richting het pand aan de Lange Nieuwstraat”, spreekt Verhoeven zich verwachtingsvol uit. “Het depot blijft hier.”

De verbouwing van het UMU had wat voeten in de aarde maar kon in 2021 eindelijk van start. Al het personeel verhuisde naar andere locaties van de Universiteit Utrecht. De museale voorwerpen verdwenen in het depot. Een depot dat inmiddels zo’n 200.000 objecten huisvest. Een deel daarvan zal straks het daglicht weer zien in de nieuwe tentoonstellingen, een groter deel blijft achter in de verholen opslagruimten. 

Een wereld onder de grond
In een van de ondergrondse gangen maken conservatoren Reina de Raat en Paul Lambers hun opwachting. Het UMU heeft vijf depots. Vier daarvan bevinden zich op het terrein van het Utrecht Science Park, drie in het Caroline Bleekergebouw: het werkterrein van De Raat en Lambers. Zij adviseren welke objecten straks weer te zien zijn in het museum.

Bewapend met latex handschoenen opent Lambers de luchtdichte blauwe deur van het eerste depot. Zodra er een voet over de drempel is gezet, ontpoppen De Raat en Lambers zich tot wandelende wegwijzers. In het geheel van gangen en kasten zijn zij een baken van licht. De nachtmerrie van iedere schoonmakers, de droom voor verzamelaars.

“Met 200.000 objecten is het soms lastig kiezen”, verzuchten beide conservatoren, maar volgens Lambers hebben ze duidelijk voor ogen wat ze straks in de vernieuwde collectie willen laten zien. “Het museum krijgt vijf zalen die nu nog de werktitels ‘mens en ontwerpen’, ‘vergelijken van mens en dier’, ‘aarde en verbanden leggen’, ‘experimenteren in de wereld van materie’ en ‘mens en maatschappij’ dragen. Aan de hand van die zalen laten we het wetenschappelijke proces zien. Maar dan wel op een andere manier dan in het oude museum.”

Paul Lambers en Reina de Raat in het Caroline Bleekergebouw. Foto: Martine Jansen

Hét onderzoeksmuseum van Nederland
De onderzoeken die in de 19de en 20ste eeuw in Utrecht werden gedaan, zijn nog steeds grote vakgebieden binnen de Universiteit Utrecht en hebben richting gegeven aan de keuzes voor de nieuwe collectie. Door de pioniers van het Utrechtse onderzoek samen te voegen met modern Utrechts onderzoek en de bezoekers actief te betrekken, wil het UMU hét onderzoeksmuseum van Nederland worden.

“We hebben objecten gekozen waarvan je kunt zien hoe het onderzoek werd uitgevoerd en hoe het vandaag de dag wordt gedaan. Daar verbinden we dan weer activiteiten aan. Iedereen die op bezoek komt, moet het gevoel hebben zelf een beetje onderzoeker te worden”, licht De Raat toe. “Daarnaast moet het onderzoek natuurlijk uit Utrecht komen. We kunnen het wel gaan hebben over dinosauriërs, maar dat mogen ze in Naturalis doen”, lacht Lambers. “Het moet wel uniek voor Utrecht zijn. Nergens op de wereld, alleen maar hier.”

De Raat loopt resoluut richting een kast met gipsen afgietsels. Terneergeslagen ogen in witte koppen staren stoïcijns de ruimte in. Een gezicht met een gat, een ander zonder neus, weer een ander bedekt in ijzerwerk. De hoofden komen uit de verzameling van de eerste vrouwelijke Utrechtse lector prothetische tandheelkunde, Jansje Gretha Schuiringa en gaan straks voor het eerst onderdeel uitmaken van de vaste collectie.

Onmisbaar, volgens De Raat. “Schuiringa werd in 1913 tandarts en hielp mensen met aangezichtsdefecten. Ze ontwikkelde hulpstukken die aan andere hulpstukken werden vastgemaakt om tot een werkende prothese te komen. Voorheen paste dit niet in het museum. Nu ook het onderdeel ‘mens’ een belangrijke rol krijgt in de tentoonstelling, komen andere essentiële onderdelen van het wetenschappelijke proces aan bod. Eén daarvan is creativiteit. Daar past Schuiringa met haar onderzoek uitstekend in. Ze moest creatief zijn om deze mensen te kunnen helpen.”

Foto: Martine Jansen

Wetenschapswijsheid ook voor volwassenen
Om tot de nieuwe opzet te komen, liet een team van conservatoren, onderwijsdeskundigen, projectleiders en museummedewerkers zich inspireren door onder andere de Science Gallery in Dublin en het Gents Universiteitsmuseum. “Maar het UMU wil ook uniek zijn”, vertelt communicatieadviseur Verhoeven. “Wat kunnen we anders doen? We wilden iets bedenken wat nog niet eerder was gedaan. Uiteindelijk kwamen we uit op een vorm van ‘wetenschapswijsheid’: het publiek meenemen in de stappen die wetenschappers doorlopen bij het doen van onderzoek. Welke vragen stellen zij? We willen een kijkje in de keuken geven en niet alleen het eindresultaat laten zien.”

Bij dat kijkje in de keuken staat de doelgroep ‘gezinnen met kinderen in de leeftijd van 8 tot 14 jaar’ centraal. “Juist samen dingen doen en bekijken, dat werkt vaak goed”, aldus Verhoeven, “maar ook in je eentje moet je het UMU kunnen bezoeken.” Het wordt geen kindermuseum, volgens conservator Lambers. “Het vernieuwde museum moet ook de individuele bezoeker blijven boeien. Je moet de collectie kunnen zien zonder dat je aan alle interacties meedoet. Je moet er gewoon doorheen kunnen lopen en er je eigen verhaal bij kunnen vormen.”

“Hoe deden ze vroeger onderzoek en hoe doen ze het nu? Dat zijn de vragen die we willen oproepen bij de bezoeker”, aldus Aniek Bax, projectleider Vernieuwing UMU. Bax licht de plannen enthousiast toe. Zo bestaat het voornemen om ‘wetenschappers op zaal’ te zetten. Een minder luguber idee dan het in eerste instantie doet klinken. “Er komt een ‘ruisvrije’ onderzoeksruimte, waar wetenschappers bezig zijn met lopend onderzoek”, aldus Bax. “Bezoekers kunnen vragen stellen en ter plekke meehelpen.”

Ook zal het museum alle wetenschap van de universiteit gaan belichten. “Natuurlijk hebben we gekeken naar onderdelen die het in het verleden goed deden, maar we kijken ook naar wat er in de huidige maatschappij speelt. Om die reden zijn de onderwerpen breder getrokken. We richten ons niet alleen op de bètakant van onderzoek; de sociale, gedrags- en geesteswetenschappen zijn nu ook beter vertegenwoordigd.”

De nieuwe ideeën hebben aardig wat inspanning gevraagd van het projectteam. Onderzoek is complexe materie. Hoe leg je dat kort en bondig uit? Hoe geef je hier vorm aan op een manier die voor iedere bezoeker te behappen is? En hoe richt je het zo in dat de bezoeker zelf aan de slag wil gaan? Het antwoord hierop staat voor Bax op tafel: een witkartonnen kubus. De ‘mystery box’. Een prototype nog. Dit mysterieuze doosje van 15x15x15 centimeter wordt straks de gids van de bezoeker in het museum. Vanaf kleine pilaren zal het uitnodigen om te onderzoeken wat het schuilhoudt. De mystery box mag betast, besnuffeld en opgepakt worden, maar níet geopend. “Alle vijf de zalen tonen de bezoeker verschillende manieren om achter de inhoud van de box te komen, maar het daadwerkelijke antwoord blijft geheim”, aldus Bax.

Vol verwachting
Terug in het depot haast conservator Lambers zich naar een stellingkast vol glazen objecten. “We gaan allemaal hele verantwoorde dingen laten zien over wetenschap, maar er komen ook dingen in het museum die gewoon mooi zijn,” vertelt hij glunderend. Hij wijst naar de bovenste plank van een kast, waar kleine glazen modellen van zee- en weekdieren, in de volksmond Blaschka’s genoemd, schitteren in blauw, paars en zachtroze. Vader en zoon Blaschka vervaardigden in de 19de eeuw meer dan 10.000 van deze gedetailleerde onderwaterwezens voor natuurhistorische musea en onderwijsinstellingen. Ze brachten daarmee de anatomie van ongewervelde zeedieren naar de mensen toe en waren daarin uniek. Het UMU heeft de enige collectie in Nederland. De Blaschka’s krijgen in de nieuwe tentoonstelling dan ook een prominente plek. “Ze hebben altijd al in het museum gestaan, maar ze stonden er beroerd bij”, bekent Lambers. “Nu krijgen ze een uitgelichte plek in de zaal ‘mens en dier’ waar ze voor iedereen goed te bewonderen zijn.”

Glasmodel van een buispoliep. Foto: Peter Rothengatter, HetFotoAtelier

Rond april 2022 hopen De Raat en Lambers het museum te kunnen vullen met alles wat ze hebben uitgezocht. In december moet dan een spectaculaire opening volgen. “Een opening waar niemand omheen kan”, lacht projectleider Bax, “dat is de bedoeling.” Ondertussen doet het museum van alles voor het publiek dat nu niet op bezoek kan komen. Het biedt educatie op locatie aan, houdt fossielenspeurtochten in de stad, doet rondleidingen in het depot, heeft een onlineversie van zichzelf gelanceerd, onderhoudt contact met scholen en wint advies in bij collega-musea zoals Rijksmuseum Boerhaave in Leiden. Alles om zichtbaar te blijven. “Bang dat ze ons zullen vergeten, ben ik dus niet”, aldus Bax.

Conservatoren De Raat en Lambers zwieren onder de grond van de ene stellingskast naar de andere. Af en toe naar links en rechts wijzend op apparaten, instrumenten, hulpstukken en opgezette fauna. De hart-longmachine van de Utrechtse hoogleraar Jacob Jongbloed gemaakt met een fietsketting, de 19de-eeuwse meetapparatuur gebruikt in een onderzoek naar de snelheid van het geluid, de instrumenten waar professor Franciscus Cornelis Donders wereldfaam mee behaalde. Alles heeft een verhaal dat straks een weg gaat vinden naar het vernieuwde museum. Als het aan De Raat en Lambers ligt liever vandaag dan morgen. Tot die tijd blijven ze zich hier bewegen als vissen in het water, in afwachting van wat komen gaat.

Advertentie