'Verrassingsinspecties beter dan gewone accreditatie'
De keuring van opleidingen in het hoger onderwijs kan beter, vindt vice-rector Simone Buitendijk van de Universiteit Leiden. Ze denkt aan verrassingsbezoekjes in plaats van zesjaarlijkse accreditaties.
Het huidige accreditatiestelsel werkt niet goed, meent Buitendijk, maar eigenlijk kan niemand daar iets aan doen. Iedereen dacht dat de nieuwe vorm beter zou zijn dan de oude. Er zou minder administratief gedoe nodig zijn en meer aandacht komen voor verbetering van de opleidingen.
Maar onderzoekers aan haar eigen universiteit stellen dat er niet genoeg van terecht is gekomen. Ze hebben Leidse docenten en medewerkers ondervraagd over hun ervaringen met de opleidingsaccreditatie en stellen vast dat deze “onvoldoende inspireert tot verbetering van de onderwijskwaliteit”.
Daarom moet het roer om, vindt vice-rector Buitendijk. Ze denkt aan zwaardere toetsing van de hele onderwijsinstelling en veel lichtere, onaangekondigde toetsing van de afzonderlijke opleidingen.
Wat is uw voornaamste bezwaar?
“Dat de accreditatie nu te weinig oplevert. Er komt geen dialoog tot stand tussen de deskundigen die de opleiding komen beoordelen en de docenten. De gemiddelde docent geeft met plezier les en wil de opleiding graag verbeteren. Daar doet de huidige accreditatie onvoldoende recht aan.”
Wilt u dan een minder strenge accreditatie?
“Nee, daar gaat het niet om. Als we nog beter gaan kijken of een instelling op centraal niveau de zaakjes op orde heeft, dan hoeven we dat niet meer bij alle afzonderlijke opleidingen te doen. Die kun je natuurlijk wel controleren – we willen heus geen pottenkijkers buiten de deur houden – maar dat zou dan ook onaangekondigd kunnen gebeuren. Nu zijn opleidingen eens in de zes jaar veel tijd kwijt met de voorbereiding van de accreditatie, terwijl ze hun kwaliteit elke dag op orde moeten hebben. In het ziekenhuis ga je ook niet eens in de zes jaar je handen wassen omdat er inspecteurs langskomen.”
Voorheen moesten opleidingen meteen dicht na een onvoldoende. Nu krijgen ze een ‘herstelperiode’. Heeft dat niet geholpen?
“Iedereen dacht dat het een goed idee was, maar zo’n herstelperiode is nog altijd een zware maatregel. En die wordt bovendien sneller opgelegd, omdat de consequentie minder ernstig is. Het nodigt nog steeds niet tot een gesprek uit.”
Vaak is toch allang duidelijk hoe je opleidingen kunt verbeteren, ook zonder gesprek met een accreditatiecommissie? Een massale studie als rechten kan bijvoorbeeld best wat meer docenten gebruiken. Dat staat ook in de accreditatierapporten.
“Geen docent staat ’s morgens op met het plan om slecht les te geven. Bestuurders willen ook niet slecht besturen. Allemaal zoeken we de beste manier. We zijn ons er verrekt goed van bewust dat we studenten moeten opleiden op een manier die de maatschappij van ons verwacht. Maar de eisen veranderen, en didactische inzichten ook. Daar zou je het gesprek over moeten aangaan.”