'Vreemde eenden' delen dezelfde wetenschappelijke nieuwsgierigheid
Zij, de jonge hond, is een rasechte idealist. Hij, de oude rot, een praktisch ingestelde realist. Maar de twee hebben vooral veel met elkaar gemeen. Allebei hebben ze meerdere banen, zijn ze druk bezig een boek te schrijven en hebben ze behoorlijk wat omzwervingen gemaakt voordat ze – toevallig – in de geschiedenis van de diergeneeskunde terechtkwamen. “Ik sta nu in de startblokken om de rest van mijn leven te wijden aan een discipline die is geschapen door Peter.”
Een vakgebied creëren, daar is blijkbaar geen vooropgezet masterplan voor nodig. Alleen een hoop geluk en wijsheid zegt hoogleraar Diergeneeskunde in Historische & Maatschappelijke context Peter Koolmees (63). “Na de laboratoriumschool, een baan als histologisch analist en een deeltijdstudie geschiedenis, zei mijn baas: ‘Je moet je passies bundelen en iets gaan doen met de combinatie tussen diergeneeskunde en geschiedenis.’ Nou, dat is een beetje uit de hand gelopen. Ik kan wel stellen dat ik veel mazzel heb gehad dat ik mijn verschillende achtergronden kon combineren, daar tijd in mocht investeren van mijn chefs én de maatschappelijk aandacht voor dieren – en in het kielzog daarvan die voor de geschiedenis van de diergeneeskunde – toenam.”
Evenals Koolmees kwam ook Haalboom via via in het vak terecht. Na bachelors Biologie en Nederlandse taal & Cultuur, deed ze een master Wetenschapsgeschiedenis. De (dier)geneeskundige geschiedenis kwam ze op het spoor nadat ze Koolmees leerde kennen tijdens een cursus van het Descartes Centre voor Wetenschapsgeschiedenis en –filosofie. Hier kwam haar promotieonderzoek uit voort, waarvan Koolmees de promotor was.
Zo’n kloof tussen beleid en publieke perceptie wordt door ons onderzoek blootgelegd
Als historici binnen de diergeneeskunde en geneeskunde hebben ze altijd een hoop uit te leggen. Bijvoorbeeld over hun ‘zachte’ onderzoeksmethodes, of de maatschappelijke relevantie van het onderzoek. Haalboom: “Ons onderzoek naar de mens-dierrelatie vanuit medisch oogpunt kan historische inzichten opleveren waarmee we bepaalde problemen vandaag de dag beter zouden kunnen oplossen. Mijn promotieonderzoek ging bijvoorbeeld over de maatschappelijke omgang met door mensen en vee gedeelde infectieziekten, zoals salmonellabesmettingen en gekkekoeienziekte. Wat bleek: in het beleid rond dit soort ziekten stond gedurende de twintigste eeuw niet de volksgezondheid centraal, maar de handelsbelangen.” Koolmees vult aan: “Vanuit de internationale handel en Brussel wordt nog immer tegengehouden wat veterinair-technisch zou kunnen, zoals vaccineren. Hoe leg je dat uit aan het publiek, dat altijd veel stampij maakt over het ruimen van gezonde dieren? Zo’n kloof tussen beleid en publieke perceptie wordt door ons onderzoek blootgelegd.”
Koolmees’ en Haalbooms onderzoek zit op het snijvlak van diergeneeskunde, geneeskunde en geschiedenis. Koolmees: “Voor biomedici is er, gechargeerd gesteld, maar één wetenschap: de bètawetenschap – dáár heeft de maatschappij wat aan. Ons onderzoek is overstijgend en laat ook de maatschappelijke en historische context zien. Alleen wetenschappelijke kennis produceren is onvoldoende. Je moet het ook communiceren naar de samenleving en de politiek, zodat de kennis ook daar kan worden gebruikt.”
Getuige de resultaten van hun onderzoek zou juist de politiek eens op audiëntie moeten gaan bij het duo. Sinds de Q-koortsuitbraak is er veel aandacht voor de One Health-aanpak, waarin de humane geneeskunde en diergeneeskunde nauw samenwerken. Haalbooms onderzoek laat zien dat het – al heel lang overigens – met die samenwerking wel snor zit. Het probleem is juist bestuurlijk. Simpel gesteld: breng je, zoals in Nederland, de inspectie onder bij Economische Zaken in plaats van bij Volksgezondheid, dan zullen handelsbelangen prevaleren boven de volksgezondheid. En dat is dan ook gebeurd de afgelopen eeuw.
Mede door die conclusie dat handelsbelangen altijd meer gewicht in de schaal bleken te leggen, bleef het proefschrift van de postdoc niet ongezien. Haalboom gaf interviews aan onder andere de Volkskrant en Trouw, de UU organiseerde een symposium over het promotieonderwerp en ze wordt nog steeds regelmatig uitgenodigd voor lezingen. Haalboom: “Ik mag overal en nergens komen opdraven, maar vooral bij clubs die kritisch zijn op de intensieve veehouderij. Dat soort lezingen geven vind ik belangrijk om het thema handelsbelangen versus volksgezondheid besproken te krijgen.”
Floors kritische houding tegenover dieren en milieu heeft mij gescherpt.
Het is een beetje koorddansen. Haalboom wil en mag als onderzoeker geen partij kiezen, maar is op persoonlijk vlak tegen het activistische aan idealistisch. Om het milieu te sparen eet ze geen vlees, heeft ze geen smartphone en vliegt ze liever niet. Laatst was ze in de supermarkt met Koolmees en een Amerikaanse collega, die koffie zocht. Haalboom wees meteen naar de fair trade. Koolmees: “Floor is een wereldverbeteraarster en kan in mijn ogen af en toe wat te belerend zijn.” Haalboom: “Ik wil mensen niet belerend toespreken. Wat ik zeg komt gewoon voort uit mijn zorgen over de wereld. Privé maak ik me flink druk over klimaatverandering en andere milieuproblemen. Dus ik vind het heel waardevol dat ik in mijn werk ook met dat soort thema’s bezig kan zijn, zij het op kleine schaal.”
Koolmees deelt Haalbooms zorgen, maar heeft een stuk nuchtere houding. En daar maakt hij graag grapjes over. Gaat Haalboom naar een congres in het buitenland, dan informeert hij: “Ga je zwemmen of op de fiets?” Tegelijkertijd is het idealisme van de jonge hond voor hem ook een eyeopener geweest: “Floors kritische houding tegenover en andere kijk op dieren en milieu heeft mij gescherpt. Ik heb van haar geleerd om ook te letten op de bredere inbedding van ons onderzoek in bijvoorbeeld de milieugeschiedenis, door de invloed van de veehouderij op het milieu mee te nemen. Zo ben ik me bewust geworden van bijvoorbeeld de milieueffecten van ontsmettingsbaden voor koeien en van de productie van veevoer.”
Omgekeerd hoopt de postdoc wat te kunnen leren van het diplomatieke vermogen van haar voormalige promotor. Haalboom: “Ik ben vaak best wel verstandig en voorzichtig, maar soms beland ik opeens – wham! – in een of andere discussie. Peter is diplomatiek heel sterk. Dat moest hij ook wel zijn in de tien jaar dat hij voorzitter en covoorzitter was van de World Association for the History of Veterinary Medicine.” Koolmees: “Ja, daar had ik 26 kikkers in een kruiwagen. Diplomatieke vaardigheden groeien met de jaren. Toen ik hier kwam, was ik erg mondig. Dat heb je nodig in je carrière, maar soms heb je ook diplomatie nodig."
Adviseur blijf je tot aan je dood. Ik ga me beslist niet vervelen
Hoe ziet Haalboom de ontwikkeling van haar carrière, wat wil ze bereiken? “Hoogleraar worden. Nee, grapje. Mijn ultieme doel is om me inhoudelijk verder te ontwikkelen. Een mooie stap zou zijn om een boek te schrijven over veevoer en globalisering. Dat is zó belangrijk. Zonder veevoer was er geen bio-industrie en die heeft enorm veel impact op zowel economie, volksgezondheid als milieu.”
Momenteel ligt er een onderzoeksvoorstel over veevoer ‘in de week’ bij een universitair centrum voor milieu en maatschappij in München. Als de financiering rondkomt, vertrekt de onderzoeker – die tevens wetenschappelijk docent Medische Geschiedenis is aan het Erasmus Medisch Centrum – in september naar Duitsland. In de tussentijd werkt ze vlijtig door aan een hoofdstuk voor een niet-wetenschappelijk boek, over de vrouwen rond Darwin. Haalboom: “Dat heeft helemaal niks met mijn onderzoek te maken, maar het is wel heel leuk.”
Haalboom staat in de startblokken; Koolmees blijft op zijn 63ste nog volle bak doorsprinten – al is hij slechts parttime met de geschiedenis van de diergeneeskunde bezig. Twee dagen in de week is hij hoogleraar. Eén dag in de week werkt hij als conservator van de afdeling Diergeneeskunde van het Universiteitsmuseum. De rest van de tijd besteedt hij aan onderwijs over veterinaire volksgezondheid en veterinaire wet- en regelgeving, en doet hij microscopisch onderzoek naar de samenstelling en veiligheid van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.
Wil hij altijd actief blijven in het vakgebied dat hij (mede) heeft opgezet? En wat wil hij nog bereiken? Koolmees: “Als uitsmijter en laatste kunstje – hoewel, misschien komen er nog wel meer klussen – schrijf ik nu samen met een Amerikaanse collega een handboek: een beknopte geschiedenis van de diergeneeskunde. Zo’n boek is er namelijk nog niet. Bovendien ben ik redacteur van een veterinair-historisch tijdschrift en adviseur van wat besturen. Aangezien wordt gezegd: ‘adviseur blijf je tot aan je dood’, ga ik me beslist niet vervelen!’
Koolmees over Haalboom: “Door Floor heb ik meer oog gekregen voor de bredere inbedding van ons vak op milieuvlak. Wat ik aan haar roem, is haar wetenschappelijke nieuwsgierigheid – wat geschiedkundigen de ‘historische sensatie’ noemen. Dat yes!-gevoel als je iets belangrijks tegenkomt. Ik herken daar mezelf in, dus we delen dezelfde mate van fascinatie.” “Waar ze aan moet werken, is dat ze niet te veel hooi op haar vork neemt. We hebben haar soms moeten afremmen en gezegd dat onderzoek ongelooflijk belangrijk is, maar dat gezondheid voor gaat. Dan komt dat proefschrift maar een half jaar later. Verder zou ze wel wat minder belerend mogen zijn.” | Haalboom over Koolmees: “Ik bewonder Peter om wat hij heeft gedaan voor het vakgebied. Hij heeft het opgezet in Nederland en ook internationaal een enorme bijdrage geleverd. “Wat ik aan hem zou willen veranderen, is hoe hij omgaat met mijn idealisme. Het gaat om heel reële zorgen. Als mensen wat aan de wereld willen veranderen, hoef je dat niet als een aanval te zien. Het is gewoon bezorgdheid om de wereld.” |