'Weermodellen zitten propvol natuurkunde'
Peter Kuipers Munneke (33) is weerman bij het NOS Journaal en postdoc onderzoeker bij het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek Utrecht (IMAU). "Les één is: zoek niet naar jezelf op Twitter."
Word je vaak herkend nu je op televisie te zien bent?
Peter Kuipers Munneke: “Mijn collega’s op het IMAU kenden mij al voordat ik in april weerman werd. Op feestjes word ik nu wel vaak herkend. Dan stel ik me voor: ‘Hoi, ik ben Peter’, en dan is de reactie: ‘Ja, dat weet ik’.”
Bij het IMAU ben je gletsjeronderzoeker. Waar komt die interesse vandaan?
“Ik studeerde natuurkunde in Groningen. Op een gegeven moment dacht ik: die subatomaire deeltjes en die kwantummechanica zijn leuk en aardig, maar nu wil ik iets tastbaars bestuderen. Ik ben toen een deel van mijn vrije ruimte in Utrecht gaan doen. Lukraak bijvakken gaan volgen. Voor mijn afstudeeronderzoek over gletsjers heb ik een jaar in het Zweedse Uppsala gezeten en drie weken veldwerk gedaan op Spitsbergen. Ik kon er mijn fascinatie voor de poolgebieden in kwijt, en kon iets tastbaars onderzoeken. Het doen van onderzoek beviel me goed, dus heb ik na mijn afstuderen gesolliciteerd op een promotieplaats in Utrecht. Die heb ik gekregen.”
Wat onderzoek je nu, als postdoc aan de UU?
“Ik bestudeer de invloed van het klimaat op het smelten van de grootste ijskappen op aarde: die van Antarctica en die van Groenland. Onderzoek naar ijskappen is belangrijk. Als die helemaal zouden smelten, dan stijgt de zeespiegel met meer dan 60 meter. Zelfs als één procent zou smelten, zou dat al heel vervelend zijn. Daarom moeten we onderzoeken in welke mate dit nu gebeurt, in het verleden is gebeurd en in de toekomst kan gebeuren.
Hoe weet je of de ijskappen smelten?
“Er zijn verschillende manieren om te bepalen of de ijskap krimpt. Je kunt niet ijsblokjes gaan tellen of zoiets. Een manier is met behulp van satellieten die de dikte van de ijskappen meten. Alleen moet je dan nog omrekenen hoeveel massa verdwenen is. Op dit moment werk ik aan een model om dit te kunnen berekenen.”
Je bent op Groenland en Antarctica geweest. Wat heb je daar gedaan?
“Op Antarctica en Groenland staan automatische meetstations. Die sturen metingen door naar mij en daarmee kan ik mijn modellen toetsen. De meetstations op Antarctica hebben om het jaar een onderhoudsbeurt nodig, ze raken langzamerhand ingesneeuwd. Dat heb ik toen gedaan. Maar ik heb óók met een Britse collega een onderzoek uitgevoerd naar de invloed van westenwinden op de hoeveelheid ‘smelt’. Daar zaten we een maand met zijn tweeën in een tentje, in de middle of nowhere. We wisten: de dichtstbijzijnde mensen zijn aan de andere kant van de bergen, op anderhalf uur vliegen in klein propellervliegtuigje.”
Heb je iets aan de kennis uit je onderzoek in je baan als weerman?
“Nee, eigenlijk niet. Het zijn twee werelden. Als weerman moet ik vertellen of het morgen in zuidwest Nederland gaat regenen, terwijl ik als onderzoeker een langere periode bestudeer. Daar kan ik rustig tien maanden met een analyse bezig zijn en dan denken: hé, die statistische analyse deugt toch niet, ik ga weer bij het begin beginnen. De toepassing is verschillend, maar voor beide functies moet ik dezelfde meteorologische begrippen kennen en gebruik ik dezelfde formules.”
Waarom wilde je weerman worden?
“Wat mensen op televisie niet zien, is dat de meteorologie een echt bètavak is. Weermodellen zitten propvol natuurkunde en dat vind ik een interessant aspect van het weermanschap. Je moet die modellen kunnen interpreteren en naar eigen gevoel kunnen aanpassen als ze niet lijken te kloppen. Het is een soort van mini-onderzoekje. Aan de hand van verschillende bronnen schrijf ik zelf het weerbericht en maak ik de weerkaart.
“Bovendien vind ik het leuk om aan leken te vertellen wat ik onderzoek en waarom dat relevant is. Het vergt een enorme vertaalslag, van ingewikkelde formules naar een boodschap die overkomt. Die vertaalslag zit ook in het weerbericht.”
Heb je op televisie genoeg tijd om iets echt uit te leggen, bijvoorbeeld waarom we morgen een bepaald weertype hebben?
“Het is mogelijk, maar het is een uitdaging om het in de beschikbare tijd te doen. Als er iets bijzonders aan de hand is, wil ik dat ook verklaren. Ik kan niet met droge ogen zeggen: ‘morgen wordt het aan zee 16 graden en in Enschede 30’. De wetenschapper in mij wil dat in een kader plaatsen. Ik probeer de weinige ruimte die ik daarvoor heb toch te pakken.”
Maar het beleid van de NOS is om het Journaal simpeler en toegankelijker te maken…
“De uitdaging is om toch iets uit te leggen maar het wel zo simpel te houden dat niemand afhaakt. Als ik zou zeggen ‘er komt morgen een occlusie aan, maar het is een back-bent occlusie en er zit niet zoveel regen op’, dan haakt iedereen af. Ik zou het een keer kunnen doen, maar dan moet ik twee minuten de tijd hebben en dan moet er verder helemaal niets aan de hand zijn qua weer. De vaste ingrediënten van het weerbericht duren anderhalve minuut, dan heb ik nog een halve minuut speelruimte waarin ik iets kan uitleggen. Maar dan moet ik die drie zinnetjes wel heel precies in mijn hoofd hebben, anders wordt het te lang.”
Heb je veel kritiek gekregen na je eerste televisieoptreden?
“Les één is: zoek niet naar jezelf op Twitter. Mensen zeggen daar heel gemakkelijk van alles. Maar als de NOS 20 mailtjes krijgt waarin kijkers schrijven ‘ik vind het vervelend dat de weerman zo enorm met zijn handen staat te zwaaien’, dan vertelt de NOS mij dat wel. En als mijn presentatiecoach dat ook vindt, dan neem ik het wel serieus.”
Is dit ook zo gebeurd?
“Ja, met mijn handen zwaaien is wel echt een ding. Als ik minder met mijn handen zwaai, komt het rustiger over. Ik ga natuurlijk niet alles vertellen, maar zo zijn er allerlei dingen waar achter de schermen op gelet wordt."
Zoals?
“Als ik presenteer, zit ik ook helemaal onder de make-up. Er staan tien felle lampen op je gericht, dus daar word je erg wit van. Ik had nog nooit eerder mascara op gedaan. Stond ik laatst samen met mijn vriendin mijn mascara af te halen. Dat schept ook wel weer een band.”