Kwetsende opmerkingen en lage respons cursusevaluatie

‘Ze kan totaal niet lesgeven en heeft geen didactisch inzicht’

cursusevaluatie anoniem illustratie DUB
Foto's Shutterstock, bewerking DUB

“Je bent een hoer”, “Ze zouden je meteen moeten ontslaan”, “Je bent de antichrist”, “Je bent veel te jong om mij te kunnen beoordelen.” Soms zijn opmerkingen in de cursusevaluaties ronduit  kwetsend.  Het is een van de hardnekkige problemen van de cursusevaluaties. 

Op dit moment worden alle cursussen van de Universiteit Utrecht geëvalueerd met het systeem Caracal. De evaluaties zijn bedoeld om een beeld te krijgen van de door studenten gevolgde cursussen. Wat ging goed, wat kan beter? De evaluatie bestaat uit vele gedetailleerde vragen over de cursus. Er zijn gesloten vragen waarbij een oordeel tussen 1 en 5 gevraagd wordt en er zijn open vragen waarin de studenten worden uitgenodigd hun mening over de cursus en de docent te geven. De evaluaties worden na elk blok afgenomen. Alle studenten krijgen dan een mail met het verzoek de lijst met tientallen vragen in te vullen. Dat doen ze anoniem. 

Klanttevredenheidsonderzoek
Probleem is dat faculteiten steeds meer vraagtekens zetten of deze manier van evalueren wel goed werkt. De kwetsende opmerkingen van studenten over de docent is een van die kwesties. Een ander probleem is de geringe deelname van studenten aan de evaluatie, gemiddeld rond de 10 tot 15 procent. Wat kun je nog zeggen over de kwaliteit van een cursus, als zo weinig studenten het invullen. En wat kan je er als docent mee als het gaat om jouw functioneren? 

Dezelfde problemen werden in 2018 al aan de orde gesteld in een verhaal van het Hoger Onderwijs Persbureau over cursusevaluaties. In 2019 werd het thema op de UU-agenda gezet naar aanleiding van een enquête die het docentenplatform Teaching at Utrecht University (TAUU) in 2019 hield onder honderd docenten. Samenvattend was hun kritiek toen dat die evaluaties meer een klanttevredenheidsonderzoek zijn dan een waardevolle evaluatie van de cursus. Leidinggevenden weten niet altijd hoe ze de evaluaties moeten gebruiken, studenten weten niet hoe je onderwijskwaliteit evalueert en ze zijn grof in de mond bovendien. De relatie tussen een goede evaluatiescore en goed onderwijs is met deze vorm van evalueren niet aangetoond, was de conclusie. Hoe actueel zijn deze problemen vijf jaar later nog? DUB dook in de materie en sprak met verschillende (ervarings)deskundigen.

Spelen op de persoon
In het verhaal van 2018 werd al melding gemaakt van de scheldkanonnades waar docenten weleens mee geconfronteerd worden. “Evaluaties mogen geen afrekencultuur worden”, zei rector Henk Kummeling toen. “Dan moeten we de stekker eruit trekken.” Terugkijkend, constateert hij nu dat het er niet beter op is geworden. “Ik heb de indruk dat het aantal kwetsende opmerkingen is toegenomen. Dat heeft deels te maken met de polarisatie, maar ook met social media waar de drempel om ongefilterd je mening te roepen genormaliseerd is.” 

Het komt met name door de anonieme manier van evalueren dat sommige studenten hard oordelen. Studenten zijn negatief over een cursus wanneer ze deze moeilijk vinden of wanneer ze een slecht cijfer halen. Ook spelen andere zaken mee, zoals de leeftijd van de docent, de gender, de taalvaardigheid, de manier van presenteren en de zwaarte van de opdrachten. Recent was er een onderzoek dat vrouwen in de regel een negatievere beoordeling krijgen dan mannen. Daarbij worden vrouwelijke docenten vaker afgestraft op hun uiterlijk. 

Het zijn geen onbekende redenen. In 1996 schreef de Amerikaanse psycholoog Ian Neathy al een veel geciteerd artikel over cursusevaluaties met tips om goed te scoren bij studenten. Een greep uit zijn adviezen: Zorg dat je een man bent, maak van je college een performance, geef voornamelijk werkcolleges, kleed je niet te uitdagend, wees terughoudend met het geven van een eigen visie en zorg ervoor dat de studenten hoge cijfers ontvangen. Een ironische opsomming, maar wel met een kern van waarheid.

Afgerekend op politieke voorkeuren
Filosofiedocent Floris van der Burg van University College Utrecht geeft een voorbeeld hoe dat werkt. “We hadden een docent die keihard werkte om een moeilijk vak zo goed mogelijk aan te bieden aan de studenten. Veel studenten haalden het vak met de hakken over de sloot, UCU- studenten zijn dat niet gewend, ze halen meestal hoge cijfers. De docent kreeg de schuld van de mindere score, zeiden ze in hun evaluatie. Een student noemde haar zelfs de antichrist.” 

In tijden van polarisatie blijkt dat nog sterker geworden. Docenten worden nu ook afgerekend op politieke of seksuele voorkeuren. Dat overkwam een freelance docent die een cursus verzorgde bij de honoursclass van de UU. DUB kreeg de evaluaties van deze docent in te zien. “Ze kan totaal niet lesgeven en heeft geen didactisch inzicht, ze is voortdurend transfoob, homofoob en racistisch. Haar colleges gebruikt ze om haar VVD-standpunten te promoten zonder dat het relevant is voor het college.” Anderen noemden haar ‘De slechtste docent ooit.” Daartegenover stonden evenzoveel reacties van studenten die positief waren over de docent, dus het was niet eenduidig. 

Milieufilosoof Floris van den Berg van de UU constateert zegt in zijn recente boek Het spook van woke ook dat de kritiek van studenten is veranderd. Ging het vroeger over de literatuur, de tentaminering of het tijdstip van de colleges, tegenwoordig klagen studenten dat ze zich gekwetst voelen, dat de cursussen teveel vanuit een westers (mannelijk) perspectief gegeven worden en dat studenten zich niet vrij voelen om zich te uiten. 

Teresa Pappalardo student Philosophy, Politics and Economics (PPE) herkent dat studenten gevoelig zijn voor de politieke uitspraken van een docent. “Er zijn docenten die studenten willen aanzetten tot discussie. Ze lokken de studenten uit de tent met provocatieve uitspraken. Een deel van de studenten neemt die uitspraken letterlijk en noemt de docent bijvoorbeeld racistisch. Dat laten ze in de evaluatie ook weten.” 

cursusevaluatie-anoniem illustratie DUB

Lage respons
Behalve de kwetsende opmerkingen is er nog een probleem met cursusevaluaties, zo blijkt uit de vele gesprekken. Dat is de lage respons van studenten. Over de hele linie wordt dat geschat op 10 tot 15 procent. Wat kan je nog zeggen over de kwaliteit van een cursus als maar zo weinig mensen meedoen? “Digitale cursusevaluaties geven vaak hooguit een impressie van hoe sommige studenten een cursus ervaren hebben”, staat in een visiestuk van de faculteit Geesteswetenschappen uit 2020 over cursusevaluaties. 

Studenten nemen niet de moeite de digitale vragenlijsten met gedetailleerde vragen per bijeenkomst in te vullen. “Je krijgt dan na afloop van de cursus een mailtje met het verzoek om de cursus te evalueren. Als student heb je de cursus dan al afgerond. Wij kregen weinig uitleg over het waarom van de evaluatie en wat ermee zou gebeuren. Dat motiveert niet”, legt Claire Bruls, student Psychologie uit. 

Daarbij speelt ook een rol dat echt elke cursus wordt geëvalueerd. Dat stimuleert studenten niet om die in te vullen en veel van die evaluaties hebben weinig zin, want een cursus die al heel vaak gegeven wordt, zal niet opeens anders beoordeeld worden.

Hoe grootschaliger de opzet van de cursus, hoe minder de bereidheid.  Masterstudent Marcel verklaart: “Bij een hoorcollege voelde ik niet de behoefte om een evaluatie in te vullen, maar bij een kleinschalig werkcollege waarbij een goede sfeer hangt, is het logisch om de docent te steunen en de evaluatie in te vullen.”

Beoordeling van de docent
Wat bij de docenten een doorn in het oog is, is dat de evaluaties een rol kunnen spelen bij de beoordeling van de docent. In het verleden werd het vaak meegenomen bij een beoordelingsgesprek of betrokken bij het behalen van de basiskwalificatie onderwijs (bko) en seniorkwalificatie onderwijs (sko). Op dit moment is er consensus dat cursusevaluaties niet gebruikt mogen worden om docenten te beoordelen. Bij Geesteswetenschappen wordt de evaluatie soms nog wel gebruikt in beoordelingsgesprekken. “Maar vanaf 2019 is dat niet meer standaard. Bij uitzondering kan het aan de orde komen als de onderwijscapaciteiten van een docent een kwestie zijn. In dat geval speelt de Onderwijsdirecteur altijd een tussenrol. De evaluatie is dan het startpunt van een gesprek. In de zin van: ‘hoe ga je als docent met de kritiek om’”, legt beleidsmedewerker Siebren Teule van Geesteswetenschappen uit. Ook kan een docent zelf evaluaties aandragen als onderdeel van zijn portfolio voor de bko om te laten zien hoe hij omgaat met feedback van studenten en het onderwijs daarop kan aanpassen. 

Wat echter nog wel een probleem kan zijn, is hoe de evaluatie wordt meegenomen in een beoordeling van een ingehuurde docent. Dat kan een gastdocent zijn voor een honours class, maar ook een UU-docent die gevraagd wordt bij het University College Utrecht een vak te geven. Volgens UCU-docent Floris van den Burg speelt die beoordeling een rol bij de vraag of de samenwerking wordt voortgezet. Van der Burg: “Je zult niet meteen ontslagen worden op grond van een negatieve beoordeling van studenten. Maar hier op het UCU werd het wel meegenomen als de vraag komt of de docent nog eens die cursus mag geven. Ook heb ik gezien dat het management een docent gevraagd heeft een cursus aan te passen omdat studenten het niet eens waren met de opdrachten die ze voorgelegd kregen.”

Wie kan de cursusevaluaties inzien 

Tenslotte is er discussie over wie nu precies de gegevens van de cursusevaluaties mogen inzien. Over het algemeen zijn dat de docenten, de onderwijscoördinatoren, onderwijsdirecteuren en de opleidingscommissies. Opleidingscommissies kunnen naar aanleiding van de evaluatie adviezen voor de volgende keer gegeven worden. Maar ook docenten zelf moeten reflecteren op de uitkomsten en kijken in hoeverre ze adviezen kunnen meenemen. 

Bij sommige faculteiten komen de adviezen van de docenten en de opleidingscommissie op Blackboard te staan, zodat studenten die het vak gevolgd hebben dat kunnen zien. Soms geldt dat ook voor aankomende studenten die alvast kunnen kijken hoe de cursus die ze willen volgen beoordeeld is. 

Als er kritische opmerkingen over de docenten in die evaluaties staan, die niet echt relevant zijn voor het onderwijs, kan dat voor de docent vervelend zijn. Zeker wanneer deze opmerkingen te zien zijn voor anderen. Om die reden geeft Bètawetenschappen de docenten de mogelijkheid om kwetsende passages te laten verwijderen uit de evaluaties. Dat gebeurt door een commissie die daarover oordeelt. 

Nieuwe keuzes
Vanaf 2019 wordt binnen de universiteit wordt vanaf 2019 gewerkt aan verbetering. Faculteiten hebben eigen nota’s geschreven over een nieuwe aanpak. Op centraal niveau wordt gewerkt aan een beleidsnotitie. “Naar aanleiding van de keuze Caracal voor alle opleidingen te gebruiken, kregen we signalen van faculteiten dat er behoefte was aan meer beleidskeuzes en meer flexibiliteit in de uitvoering van cursusevaluaties”, vertelt Renée Filius, hoofd van de afdeling Onderwijs. “Daarin geven we aan waar je de cursusevaluaties voor kunt gebruiken en hoe je rekening kunt houden met de bezwaren die leven. Maar uiteindelijk zijn het de faculteiten die de keuzes maken. Het is ook een kwestie van maatwerk.”

Goede kwaliteitszorg
“De evaluaties horen gewoon bij een gezonde kwaliteitscultuur, waarin we ons afvragen: hebben we onze spullen op orde, hoe gaat het met de cursus, zijn we op de goede weg?”, zei rector Henk Kummeling  in het eerder genoemde verhaal van het Hoger Onderwijs Persbureau. “Ik vind nog altijd dat een goede kwaliteitszorg noodzakelijk is”, zegt Kummeling nu. “Maar ik ben me wel steeds meer gaan afvragen of de huidige klassieke opzet met anonieme vragenlijsten de juiste is. Moeten we niet meer experimenteren met andere vormen van evaluatie, meer geïntegreerd in het onderwijs  waarbij docenten en studenten met elkaar in gesprek gaan?”   

Marlies van Beek, onderwijskundig adviseur en trainer bij de afdeling Onderwijsadvies & Training van de faculteit Sociale Wetenschappen, vindt het ook noodzakelijk dat deze evaluaties blijven bestaan. “Voor een goede kwaliteitszorg is het noodzakelijk om te weten hoe studenten een cursus en een curriculum hebben ervaren en wat voor verbeterpunten ze aangeven. Zowel bij een hoge als een lage respons zeggen bijvoorbeeld de gemiddelde rapportcijfers weinig. Je kunt echter wel met een aantal min of meer standaardvragen met ruimte voor toelichting en/of aanvullende opmerkingen bruikbare tips destilleren.  Maar het is zeker zaak om na te denken hoe de onderwijsevaluatie verbeterd kan worden om de genoemde nadelen aan te pakken.” 

Over dit verhaal
Dit is deel 1 van een onderzoeksverhaal over cursusevaluaties op de Universiteit Utrecht. Deel 2 verschijnt in januari 2024. Het artikel is mede mogelijk gemaakt door het Onderwijsfonds COCMA..

Advertentie