Wat vinden Leger des Heils-bezoekers van Utrechtse studenten?
‘Ze klagen over hun studiebeurs, zie je ze vervolgens zitten met al dat bier’
Op het eerste gezicht zou je het misschien niet zeggen, maar dakloze Utrechters en Utrechtse studenten hebben best veel gemeen. Beide groepen kampen met geldproblemen en zijn slachtoffers van de krapte op de woningmarkt. Ze dwalen allebei vaak ’s nachts door de straten van Utrecht, hebben regelmatig een biertje in hun hand en zijn vaak op dezelfde plekken in de stad te vinden, denk aan het Lucasbolwerk en park Lepelenburg. Ook hebben ze allebei te maken met negatieve stereotypes. Maar komen ze ook weleens met elkaar in contact? En hoe kijken dakloze personen nou eigenlijk naar studenten? DUB interviewde een aantal bezoekers van het Leger des Heils aan de Nieuwegracht.
Aan de Nieuwegracht 92 zit inloopvoorziening Herstart van het Leger des Heils, die bedoeld is voor zowel mensen zonder huis (daklozen) als mensen met een instabiele woonsituatie (thuisloos). Er komen verschillende nationaliteiten, waaronder veel Oost-Europeanen. Verder zijn de bezoekers voornamelijk mannen, met een gemiddelde leeftijd van zo’n 40 á 50 jaar. Iedereen is welkom en kan gratis thee, brood en soep krijgen. Voor koffie en broodbeleg betalen bezoekers een kleine bijdrage. Verder kan er gedoucht worden en er zijn inloopspreekuren voor bijvoorbeeld medische hulp of ondersteuning bij het vinden van werk. De locatie Herstart draait grotendeels op vrijwilligers en stagiairs.
De huiskamer van locatie Herstart is aardig gevuld, er zitten zo’n vijftig bezoekers binnen. Links zitten ze aan een tafel te kaarten, rechts slapen een paar mensen op hun stoel. “Wat kom je doen?” vraagt Jaap* wanneer ik bij hem en een aantal andere bezoekers aanschuif. “Ik kom om jullie wat vragen stellen. Ik wil graag weten wat jullie van studenten vinden”, zeg ik. Jaap: “Waarom? Dat is toch helemaal niet interessant?” Ik zeg dat het mij interessant lijkt voor studenten om te lezen hoe ze door anderen gezien worden. Hij haalt zijn schouders op. “Ze wil weten wat we van studenten vinden”, roept hij naar Bert, een medebezoeker. “Ze studeren te weinig en feesten te veel!” zegt hij. Hij komt erbij zitten, net als Yusuf* en Hans. “Nou, wat wil je weten?”
De 'bar' van het Leger des Heils aan de Nieuwegracht. Hier voorzien vrijwilligers de bezoekers van soep, koffie en brood.
"Er zijn sociale en asociale studenten"
Als ik Yusuf vraag of hij vaak in aanraking komt met studenten, zegt hij dat hij ze niet vaak tegenkomt, “maar als ik ze zie, weet ik gelijk dat het studenten zijn. Hun kleren, hun uiterlijk, en hoe ze lopen”, zegt hij, “daaraan kun je het zien.” “Al hebben ze dezelfde kleren aan, het verschil tussen een bouwvakker en een student zie je zo!” zegt Arnold, een installatiemonteur die af en toe bij het Leger des Heils wat komt eten en kletsen. “Hoe ze zich bewegen, taaltje dat ze spreken.” Ook in de media komen ze regelmatig studenten tegen. Hans, een bezoeker die zelf nog Informatietechnologie in De Uithof studeerde, vindt dat de studenten die de bezettingen doen of die bangalijsten maken “niet helemaal sporen”. “Maar er zijn ook goeie.” Dan vertelt hij de andere bezoekers over het bangalijst-schandaal.
Bernard, een dakloze man die al zeker 30 jaar in Utrecht leeft, komt vaak studenten tegen. In Hoog Catharijne en op de Neude, waar hij ’s avonds en ’s nachts vaak is, praat hij regelmatig met studenten die langslopen. “Soms komen ze naar mij, soms ik naar hen. Dan vraag ik gewoon hoe het gaat en hebben we een leuk gesprekje.” Ook Bernard zegt gelijk te weten wie wel of geen student is. “Door hun gedrag! Ze zijn in groepjes, maken veel lawaai en doen altijd rare dingen”, zegt hij lachend. “Verkleden, liedjes zingen, kunstjes doen, dan denk ik: laat ze maar.” Stereotypes van studenten voeren de boventoon in de beschrijvingen die de bezoekers geven.
“Studenten maken de stad kapot!”
“Weg ermee!” reageert Jaap fel op de vraag wat hij van studenten vindt. Jaap is een thuisloze bezoeker die al zeker 40 jaar in Utrecht woont. “Er zijn weinig huurruimtes voor ons doordat studenten altijd voorrang krijgen, terwijl ze slechte buren zijn en herrieschoppen.” “Ja,” vult Bert aan, “’s Nachts houden ze met niemand rekening, alsof de wereld van hun is.” Bert heeft zelf niet gestudeerd, maar leidde in zijn tijd eerstejaars studenten rond tijdens de Kei-week, de UIT van Groningen. Hij vertelt dat er verschillende soorten studenten zijn en dat hij regelmatig last heeft van studenten die luidruchtig langs zijn huis fietsen. “Van sommige studenten heb ik het idee: die studeren nooit, die feesten alleen maar.” Wel zegt Bert dat een studentenstad zeker een verrijking is. Er is meer te doen, de stad wordt levendiger.
“Ik zie ze als positief”, zegt Bernard. “Ze maken gewoon lol.” Arnold, een installatiemonteur die naast hem zit, is het hier niet helemaal mee eens. “Het zijn niet altijd de aardigste mensen en ze zijn denigrerend tegenover vrouwen.” Ook hij haalt de bangalijsten aan, waarover hij in het nieuws las. “Ze vinden zichzelf beter dan anderen, maar dat ben je helemaal niet.” “In groepen zijn het tuig, maar op zichzelf zijn ’t aardige mensen hoor.” Als ik hem naar voorbeelden vraag, gaat hij daar niet echt op in.
Drie bezoekers voor de ingang van het Leger des Heils.
“Ze klagen over hun studiebeurs, zie je ze vervolgens zitten met al dat bier.”
Bernard, die zich vooral positief uit over studenten, noemt wel dat ze zoveel drinken. Arnold vult hem aan: “Studenten drinken en gebruiken heel veel, maar worden altijd als onschuldig gezien.” Hij vertelt over gedoe bij het Lucasbolwerk, dat vooral bekend staat omdat er regelmatig overlast is door (dakloze) verslaafden. “Dat wordt dan enorm overdreven, terwijl het echt meevalt als je ziet wat studenten wel niet gebruiken.” “Ze zitten telkens te klagen over hun studiebeurs, en dan zie je ze vervolgens zitten met al dat bier.” Alsof ze expres negatief willen opvallen, zegt Arnold. Ook baalt hij dat ze de woningmarkt overnemen en vindt hij sommige studenten een beetje naïef qua lange termijn visie. “Ze zijn zo gestoord om 800 euro voor een kamer te betalen. Daar verkloot je de hele markt mee!”
“Studenten zijn zich niet bewust van hun privilege”
Als ik Yusuf vraag of hij weleens jaloers is op studenten, zegt hij gedecideerd van niet. Toch trekt hij meteen daarna een vertwijfeld gezicht: “Nou, het enige waar ik jaloers op ben is de bar, waar ze kunnen dansen. Wij hebben dat niet.” “Daar kun je gewoon heen gaan, hè”, zegt een langslopende bezoeker. “Ja,” reageert Yusuf, “maar dan ben ik de enige buitenlander, en dan word ik aangekeken.”
Bernard vertelt dat hij alleen jaloers is op de studenten die kansen hebben, maar ze niet benutten. Dan wenst hij dat iemand anders die kans zou kunnen krijgen, zoals mensen uit zijn geboorteland Sierra Leone. Bert is het hiermee eens. “Ik denk dat studenten het niet makkelijk hebben, maar studenten die rijke ouders hebben, kunnen zich alles permitteren, de hele dag feesten, zoals daar op Janskerkhof.”
Arnold zegt gelijk dat hij absoluut niet jaloers is. “Als je al die verhalen hoort van alle penarie, moeite met banen vinden, daar hoef je volgens mij niet jaloers op te zijn.”
Jaap en Bert merken op dat de woningmarkt voor zowel studenten als daklozen een probleem is. “Maar voor studenten wordt wel veel gedaan door de gemeente. Feestjes, kortingen, dat doen ze niet voor niet-studenten.” Ook Arnold zegt dat studenten beschermd worden door de gemeente. Dat kunnen bezoekers van hier niet zeggen, meent hij.
De woonkamer van de locatie Herstart voor openingstijd.
“Je bent heel je leven student”
“Als ik opnieuw zou beginnen had ik beter mijn best gedaan,”, zegt Yusuf, “diploma’s, een betere baan, is allemaal toch best belangrijk.” “Ik had wel graag door willen leren, maar mijn ouders hadden geen poen,” zegt Jaap. Ook Bert vertelt dat zijn ouders geen geld hadden, anders had hij wel gestudeerd. “Sociologie ofzo.” Arnold vindt het niet erg om geen universitaire studie te hebben gedaan. Hij snapt dat sommige studies wel belangrijk zijn, maar “je hebt ook heel veel loze studies.” “Zoals?” “Communicatiewetenschappen, wat ís dat nou, iedereen kan toch praten? En kunstgeschiedenis, is wel leuk, maar waar slaat het op!”
Op de vraag of de bezoekers weleens een dagje zouden willen ruilen met een student, antwoordden ze verschillend. De een mist de ervaring van het student zijn wel en zou graag de kansen van een van de ongemotiveerde studenten benutten, de ander ergert zich en houdt zijn leven liever zoals het nu is. Arnold verwoordt het zo: “Eigenlijk ben je heel je leven student. Je leert iedere dag wel iets, als het goed is, toch?”
*Jaap en Yusuf zijn op verzoek van de personen gefingeerde namen, omwille van privacy. De identiteit van de personen is bij DUB bekend.