Zorgen over functiecontracten voor UU-promovendi en jonge docenten

Foto: Shutterstock.com

Het was universiteitsraadslid en chemicus Gert Folkers die eerder dit jaar aan de bel trok. Hij betwijfelde of de universitaire pilot rondom de introductie van zogenoemde functiecontracten wel goed uitpakt voor promovendi. “Ik hoor verhalen van promovendi die niet eerlijk zijn voorgelicht over de voor- en nadelen van die contractvorm. En nu komen ze erachter dat zo’n contract misschien toch niet zo aantrekkelijk is als het wordt voorgespiegeld.”

In 2017 ging de pilot van start. Ondersteunende medewerkers in schaal 11 of hoger en alle wetenschappers kunnen nu kiezen voor een functiecontract. Bij een dergelijke contractvorm (alleen met Solis-id, red) maken medewerkers jaarlijks afspraken met hun leidinggevenden over wat hun taken zijn en welke resultaten er van hen verwacht worden. Voor het overige krijgen medewerkers de ruimte om zelf te beslissen op welke manier en wanneer ze hun werk willen doen. Dat betekent ook dat ze in verregaande mate zelf hun werkweek kunnen indelen en zelf bepalen wanneer ze vakantie nemen. Het contract kan elk jaar worden opgezegd door een van de twee partijen.

Door corona heeft de evaluatie van de proef langer op zich laten wachten. De resultaten daarvan worden later deze maand verwacht.

Afhankelijkheidsrelatie
Folkers: “Het uitgangspunt van een functiecontract is best mooi, maar ik vraag me af of het goed werkt bij promovendi. Jonge wetenschappers hebben een afhankelijkheidsrelatie met hun supervisor. Die kan hen vrije dagen weigeren. Maar het kan ook zo zijn dat promovendi zichzelf zo’n hoge prestatiedruk opleggen dat ze geen vakantiedagen op durven of willen nemen. Bij een functiecontract vervallen dan hun rechten op die dagen. Dat kan geen goede ontwikkeling zijn voor de mentale en fysieke gezondheid van die medewerkers.”

Bij de introductie van de functiecontracten werd gefluisterd dat er behalve het vergroten van de vrijheid van medewerkers en het verkleinen van de administratieve lasten ook een financiële drijfveer meespeelde. Universitair medewerkers met reguliere contracten bouwen vaak stuwmeren aan vakantiedagen op. Die moeten aan het einde van een aanstelling worden uitbetaald door hun werkgever. Bij een functiecontract is hier geen sprake van.

Folkers weet niet of departementen inderdaad om deze reden functiecontracten propageren. “Maar voor een departement zijn die vrije dagen wel grote kostenposten. Het is mij nog steeds onduidelijk waarom dat risico voor rekening van een individueel departement komt en niet voor de universiteit als geheel.”

Rector Kummeling reageerde tijdens een universiteitsraadsvergadering waarin Folkers hem met zijn zorgen confronteerde met uiterste stelligheid. Het was volgens hem onbestaanbaar dat nieuwe medewerkers van de Universiteit Utrecht niet in alle vrijheid kunnen kiezen voor een van de twee mogelijke contractvormen.

Niet wenselijk
Toch stapelen de zorgwekkende geluiden zich de afgelopen weken op. Laura van der Kamp, voorzitter van het Promovendi Overleg Utrecht (Prout) wijst op de kwetsbare positie waarin promovendi verkeren.

Bij Prout zijn volgens haar verschillende situaties bekend waarbij verlof wordt geweigerd aan promovendi omdat de werkrelatie met een promotor is verstoord of omdat de promovendus achterloopt op schema. Bij een functiecontract raken medewerkers verlofdagen die ze niet opnemen kwijt. “Deze situatie vinden wij niet wenselijk, we zouden graag zien dat het verlof van promovendi is gewaarborgd in de cao en dat niet opgenomen verlof wordt uitbetaald aan de promovendi.”

Ook in de communicatie en voorlichting over de contractvormen gaat het volgens Prout vaak fout. “Zo zijn er casussen waarbij alleen de voordelen van een functiecontract worden besproken, of waarin überhaupt niet verteld is dat de promovendus een keuze heeft tussen een functiecontract of een regulier contract. Ook wordt vaak niet benoemd dat je je binnen drie maanden nog mag bedenken en je mag afzien van een functiecontract.”

Om die redenen pleit Prout ervoor het reguliere contract voortaan als standaardoptie aan te bieden aan promovendi en het functiecontract als een mogelijk alternatief. “In ieder geval is het noodzakelijk dat de procedure tijdens het aanstellingsgesprek open en transparant verloopt en dat promovendi alle informatie krijgen die ze nodig hebben om een weloverwogen keus hierin te maken.”

Genudged
Ook in het Lokaal Overleg, waarbinnen de Universiteit Utrecht en de vakbonden met elkaar overleggen, kwam het onderwerp ter sprake. “We herkennen deze verontrustende signalen”, mailt woordvoerder Paul ter Veld. Juist bij promovendi die vaak een hoge prestatie- en werkdruk kennen, zou een leidinggevende erop moeten toezien dat vrije dagen worden opgenomen, vinden de bonden.

Volgens Ter Veld zijn sommige promovendi in de richting van een functiecontract “genudged”. Geluiden daarover zouden vooral vanuit de faculteit Bètawetenschappen komen. “De aanstaande promovendus dient zelf hier bewust voor te kiezen en dan niet om een probleem van de werkgever - het overschot aan verlofuren- op te lossen.”

Goed werkgeverschap
In de faculteitsraad van de bèta’s werd de kwestie in april aan de orde gesteld. Toen liet het faculteitsbestuur weten dat op dit moment 147 medewerkers van de faculteit een functiecontract hebben, dat is één op de tien. De meeste van die medewerkers (91) werken bij het departement Scheikunde. Het gaat om 66 promovendi, waarvan 58 bij Scheikunde.

Faculteitsdirecteur Klaas Druijf wil tegenover DUB nog niet reageren op die getallen en de vraagtekens die er gezet worden bij de functiecontracten. Hij wil eind juni - als ook de evaluatie van de pilot bekend is - eerst met de faculteitsraad in gesprek.

Druijf kondigde in de meeste recente raadsvergadering een open discussie paper aan over de vraag wat goed werkgeverschap betekent als het gaat om de verlofurenregelingen en als het gaat om de mentale gezondheid van aio’s.

Een mooi instrument
Departementshoofd Bert Klein Gebbink verklaart het hoge aantal functiecontracten voor scheikundepromovendi deels door het relatief hoge aantal promovendi dat zijn departement nu eenmaal heeft. Maar hij zegt ook dat zijn departement binnen de pilot waaraan de faculteit deelnam “actiever” dan andere departementen heeft ingezet op het functiecontract,

Klein Gebbink: “Een functiecontract past op een bepaalde manier beter bij de aard van het academische werk dan een regulier contract. Promovendi zijn ambitieuze mensen. Veel van hen willen zich helemaal richten op hun onderzoek en daar veel tijd in investeren. Die ruimte wil je bieden.”

Volgens het departementshoofd worden promovendi goed voorgelicht. “De afdeling HR legt uit wat de voor- en nadelen zijn van beide contractvormen en biedt in eerste instantie een functiecontract aan. De aanstaande promovendus heeft vervolgens zelf de keuze welke contractvorm aangegaan wordt.  HR behartigt de belangen van de werkgever en van de werknemer, de insteek van het departement is dat we graag zien dat nieuwe medewerkers een functiecontract tekenen.”

Zelf heeft Klein Gebbink ook een functiecontract. Hij ervaart het als “een fantastisch mooi instrument”. Het departementshoofd weerspreekt ook de gedachte dat zijn Scheikunde om financiële redenen en angst voor stuwmeren aan vakantiedagen functiecontracten aanbiedt. Dat een aio die onverhoopt niet al het verlof heeft kunnen benutten en een aantal vakantiedagen open heeft staan deze niet kan laten uitbetalen, zegt volgens hem weinig. “Een heel mooie promotie is ook wat waard.”

Grote vrijheid
Twee scheikundepromovendi die DUB spreekt, zeggen tevreden te zijn met de keuze die zij maakten voor een functiecontract. Errikos Kounalis kreeg twee jaar geleden van zijn supervisor en later van de hr-afdeling uitleg over de twee mogelijke contractvormen. “Ik had niet het idee dat ik daarbij gestuurd werd in de richting van een functiecontract. Ik mocht echt zelf kiezen.”

Kounalis merkt nu dat hij het prettig vindt dat hij geen administratie hoeft bij te houden van zijn vakantiedagen en dat hij gemakkelijk spontaan kan besluiten een paar dagen niet te werken. “Ik moet natuurlijk rekening houden met verplichtingen als lesgeven of studenten begeleiden en ik meld het altijd even, maar verder voel ik grote vrijheid.”

Scheikundepromovenda Mirjam de Graaf vindt het geruststellend idee dat haar vakantiedagen nooit “op” kunnen zijn. Als ze dat wil of als het echt nodig is, kan ze vrij nemen. Ze prijst zich gelukkig met een dagelijks begeleider die er bij haar promovendi op aandringt dat ze op hun mentale gezondheid moeten letten en geregeld even verlof moeten nemen. “Maar ik voel het meestal zelf ook wel goed aan wanneer dat nodig is.”

Terugkijkend op haar aanstelling anderhalf jaar geleden, vindt De Graaf wél dat de voorlichting over de twee contractvormen beter kan. “Niet dat ze bij HR niet hun best voor me deden, maar het was heel duidelijk dat een functiecontract de voorkeur had. En als het je eerste baan is, dan is het best lastig om te bepalen welke consequenties je keuze heeft. Daar zou de universiteit best meer aandacht aan mogen besteden.”

De Graaf koos voor het functiecontract: “Je denkt: als zij het aanraden en veel van mijn nieuwe collega’s hebben het, dan zal het wel goed zijn.” Toen ze hoorde dat ze mogelijk de uitbetaling van vakantiedagen misliep, overwoog ze even serieus om haar keuze terug te draaien. “Maar uiteindelijk koos ik ervoor dat niet te doen, en daar heb ik nu geen spijt van.”

De Graaf en Kounalis erkennen dat ze niet kunnen inschatten of hun situatie met een regulier contract anders of misschien zelfs nog beter zou zijn geweest. Ook snappen ze dat een functiecontract tot problemen kan leiden als de relatie met een supervisor niet goed is of als een project onder tijdsdruk staat, maar voor hen heeft de keuze niet verkeerd uitgepakt. Ook in hun directe omgeving horen ze dergelijke geluiden niet.

Niet de bedoeling
Directeur HR van de UU Aletta Huizenga mailt dat er met de vakbonden is gesproken over de wijze waarop de bètafaculteit de functiecontracten binnen de pilot actief heeft gepromoot. Ook zij benadrukt dat de keuze voor een van de twee contractvormen altijd vrijwillig is. “Een medewerker moet dus ook geen druk voelen om er aan mee te doen. Wellicht dat sommigen dat zo ervaren hebben, maar dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling.”

Huizenga zegt in afwachting te zijn van een evaluatie van de pilot met de functiecontracten. Daarbij zal volgens haar ook worden bekeken of het nodig of wenselijk is om specifieke functiegroepen geen functiecontract aan te bieden.

Ook kijken naar jonge docenten
Wat junior docent bij Sociale Wetenschappen en U-raadslid Dian Enting betreft, kijkt de universiteit bij de evaluatie van de functiecontracten niet alleen naar de implicaties voor promovendi. In een raadsvergadering vroeg zij het UU-bestuur om bij de evaluatie ook de positie van jonge docenten goed in de gaten te houden. Die krijgen bij hun aanstelling eveneens vaak te horen dat de universiteit graag ziet dat zij functiecontracten tekenen, terwijl ze de consequenties niet kunnen overzien.

Haar werd zelf verteld dat het “voor de continuïteit van het onderwijs” beter was dat docenten een functiecontract hebben. “De gedachte is dat je je taken uitvoert en dat je daarbuiten vrij neemt, maar zo duidelijk liggen de zaken vrijwel nooit. Soms zijn de onderwijsvrije weken intensiever dan weken met onderwijs omdat je bijvoorbeeld nieuw onderwijs moet voorbereiden. Dan gaat je verlof eraan.”

Enting merkt bovendien dat ze zelf moet regelen dat werkzaamheden worden overgenomen door collega’s als ze vrij wil. “Dat is best belastend, want iedereen heeft het al erg druk.”

De junior-docent beseft dat er ook voordelen zitten aan een functiecontract en of ze spijt moet hebben van haar keuze weet ze niet. “Je hoeft je in ieder geval nooit schuldig te voelen als je een keer eerder klaar bent en een middag iets anders kunt doen.”

Enting vraagt zich af in hoeverre jonge wetenschappers bewust voor een functiecontract kunnen kiezen of afgaan op het advies van de universiteit. “Ik denk dat de universiteit goed moet uitzoeken wat de gevolgen zijn voor jonge wetenschappers als ze een functiecontract tekenen. Wordt de vrijheid die zo’n contract moet bieden ook als zodanig ervaren? Wat betekent het voor de ervaren werkdruk en de mentale gezondheid? Wordt er wel voldoende verlof opgenomen? Het zou mij niet verbazen als deze docenten, net als promovendi meer begeleiding nodig hebben, zowel bij het kiezen voor een contractvorm als in de fase daarna.”

Advertentie