Zorgen over toegankelijkheid, maar geen hogere aanvullende beurs
“Het zijn vooral de middeninkomens die de dupe zijn van het leenstelsel”, zegt CDA-onderwijswoordvoerder in de Tweede Kamer Harry van der Molen. De redenering: kinderen van ouders met een laag inkomen kunnen een aanvullende beurs krijgen – geen lening maar een gift, als je tenminste binnen tien jaar het diploma haalt. Maar wie net een tikje meer verdient is de pineut, zegt hij, “kijk maar naar dat rapport van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid over de middengroepen”.
Wat zegt die WRR-studie De val van de middenklasse? uit 2017? Dat het afschaffen van de studiefinanciering, “het hart raakt van het ‘middenklasseleven’ omdat de middenklasse (…) uitdraagt dat het niet verstandig is om risico’s te nemen. Men ziet op tegen het maken van schulden en wil dat niet al op jonge leeftijd stimuleren.” Daarmee is “volgens sommigen (…) een drempel opgeworpen voor het volgen van vervolgonderwijs.”
Leenangst bij lager opgeleide ouders
Dat kun je leenangst noemen. Of leenaversie, zoals het ministerie van OCW in zijn Monitor beleidsmaatregelen 2017-2018 het betitelt. En ja, daar is wel enigszins sprake van, maar niet alleen bij de middenklasse. Leenangst speelt vooral bij lager opgeleide ouders en ouders met een niet-westerse migratieachtergrond, meldt de monitor.
Maar als je dan eenmaal studeert, wat is dan de invloed van financiële problemen op het studiegedrag en de -resultaten? Het lectoraat ‘schulden en incasso’ van de Hogeschool Utrecht ondervroeg zo’n 5000 studenten aan vijf hogescholen. Er is sprake van geldzorgen, ook over de schulden als gevolg van de studielening, en mentale klachten. Lector Nadja Jungmann: “Financiële problemen trekken een wissel op je vermogen om je maximaal voor je studie in te zetten”.
Kortom, er lijkt wel wat aan de hand te zijn, ofschoon OCW geen cijfers levert waaruit blijkt dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs nu echt gevaar loopt. Een indicator daarvoor, zo meldt de Monitor beleidsmaatregelen 2017-2018, is de mate waarop mensen een beroep doen op de aanvullende beurs. Want die krijg je immers alleen als je ouders ‘minder vermogend’ zijn. Ook zonder dat je verder een cent leent overigens. En wat is het geval? “Het aandeel studenten met een aanvullende beurs is sinds vorig jaar heel licht gedaald”, met 0,8 procent, melden de onderzoekers. Dat is de moeite niet.
Aanvullende beurs is kanariepietje in de mijn
Maar opvallender is een andere constatering: tussen 2006 en 2014 is het percentage studenten met een aanvullende beurs gedaald van 40 naar 31 procent. Dat was al vóór de afschaffing van de basisbeurs en de invoering van het leenstelsel. Een oorzaak van die daling wordt niet gegeven. Maar als het ministerie zijn eigen uitgangspunt serieus neemt dat het gebruik van de aanvullende beurs het bekende ‘kanariepietje in de mijn’ is voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, tja, dan zou men zich daar zorgen over moeten maken.
Politici doen dat intussen volop. Ook, en misschien wel juist binnen de coalitie. Daar waren CDA en ChristenUnie al nooit voor het leenstelsel maar moesten ze in de formatie bakzeil halen. Zij roepen nu weer om het hardst dat de basisbeurs terug moet. D66-leider Rob Jetten krijgt dat niet over zijn lippen maar gaat wel zijn eigen minister Van Engelshoven vragen om “waar nodig het leenstelsel aan te passen”. Hij zegt dat in de podcast Betrouwbare Bronnen. Waarom? Omdat de aanvullende beurs weliswaar met de invoering van het leenstelsel is verhoogd (met ruim 100 euro per maand naar 396 euro), “maar onderzoeken laten inderdaad zien dat het nog onvoldoende is. Dat in bepaalde groepen mensen minder snel gaan studeren of zich zorgen maken: kan ik mij dat wel veroorloven?”
'Cijfers wijzen niet uit dat er een probleem is'
Zijn eigen fractiewoordvoerder Paul van Meenen is echter nog lang niet zo ver: “We hebben altijd al gezegd dat we de toegankelijkheid moeten garanderen, ook al vóór Jetten en Van Engelshoven hier een rol in speelden. Dat is gewoon afgesproken met de invoering van dit stelsel. Maar de cijfers wijzen niet uit dat er een probleem is. Er is wel een soort angst, die deels ook door de politiek wordt veroorzaakt. Als je maar vaak roept dat het leven ongeveer voorbij is als je gaat lenen, dan wil het wel.” Hoe dan ook, zegt Van Meenen, “ben ik bereid om maatregelen te nemen, ook tijdens deze kabinetsperiode al. Maar dan moet het wel nodig zijn.”
Oppositiepartijen als de SP en GroenLinks zien die noodzaak al heel lang. Zihni Özdil (GL): “Verhoog de aanvullende beurs met 125 euro per maand en trek de inkomensnorm op tot boven het huidige bedrag van ongeveer 50.000 euro, zodat een ruimere groep kan profiteren.”
Het levert een sarcastisch commentaar op van CDA’er Van der Molen: “Dat hadden ze dan moeten eisen toen ze samen met de PvdA het leenstelsel aan een meerderheid hielpen.”
Kan op terugkeer basisbeurs 50 procent
Maar is het niet bij de twee christelijke coalitiepartijen opgekomen om hun zorgen over de toegankelijkheid nu alvast te bestrijden via de aanvullende beurs? CU-onderwijsspecialist Eppo Bruins, geeft toe dat ze “hier niet over hebben nagedacht: voor ons stond en staat de terugkeer van de basisbeurs centraal”.
En het CDA? “Wij hebben wel al eerder gedacht: laten we naar de hoogte van de aanvullende beurs kijken, en naar de criteria. Maar ja”, zegt Van der Molen, “ik zit in de politiek om het vervolgens waar te maken, en daar was geen geld voor. We hebben gekozen voor een halvering van het collegegeld in het eerste jaar, dat heeft ook invloed op de hoogte van de lening.” Komt de basisbeurs straks weer terug? Van der Molen ziet een kentering in politiek Den Haag, “ik denk dat het nu fifty-fifty is”.
Frank Futselaar van de SP vindt het allemaal “hypocriete verkiezingsretoriek” van CU en CDA (“ze kozen wel voor verhoging van de rente op studieleningen”) maar zal zeker vóór een terugkeer van de basisbeurs stemmen. In de tussentijd alvast knutselen aan de aanvullende beurs? Daar gaan waarschijnlijk meer handen voor op elkaar