Times-ranglijst zegt meer over onderzoek dan over onderwijs

Staatssecretaris Zijlstra is blij dat de Nederlandse universiteiten zo goed scoren in de wereldranglijst van Times Higher Education. Maar de ranglijst zegt minder over het onderwijs dan hij denkt.

“Dit is goed nieuws voor alle studenten in Nederland en tegelijkertijd een terechte beloning voor docenten en andere medewerkers van de instellingen die de afgelopen tijd hard hebben gewerkt om hun onderwijs nóg beter te maken”, aldus een verheugde staatssecretaris Zijlstra op de website van zijn ministerie. Het Nederlandse onderwijs is beter “dan sommigen willen doen geloven”, voegt hij eraan toe.

Waarvan acte. Toch zegt de ranglijst weinig over onderwijs. Wetenschappelijk onderzoek weegt veel zwaarder, blijkt uit de methodologie van THE. Dertig procent van de score in de ranglijst hangt af van het onderzoeksbudget, de wetenschappelijke reputatie en de hoeveelheid onderzoek die de universiteiten verrichten. Nog eens dertig procent hangt af van de ‘impact’ van het onderzoek: hoe vaak worden de wetenschappers van deze universiteiten geciteerd door hun collega’s?

Twee andere indicatoren hebben ook maar gedeeltelijk met onderwijs van doen. De internationalisering van universiteiten (buitenlandse studenten, buitenlandse medewerkers en internationale samenwerking) telt voor 7,5 procent mee. Ook willen de makers van de ranglijst weten hoeveel geld de universiteiten uit samenwerking met het bedrijfsleven halen (2,5 procent).

Dan rest nog maar dertig procent van de totaalscore voor wat THE de ‘leeromgeving’ noemt. De helft daarvan (vijftien procent) is gebaseerd op reputatie: meer dan zestienduizend wetenschappers uit landen van over de hele wereld vertellen welke universiteiten volgens hen goed onderwijs verzorgen. Maar niemand weet waar ze zich op baseren. Misschien op de vorige ranglijst.

Volgens de makers willen studenten graag studeren in een vruchtbare omgeving waarin ook promovendi en andere researchstudenten rondlopen. Daarom kijkt THE naar het aantal promoties per staflid (zes procent van de eindscore) en het aantal promoties ten opzichte van het aantal bachelordiploma’s (2,25 procent). Wat de diploma’s waard zijn en in welke discipline ze behaald zijn, weegt niet mee: bachelor is bachelor, doctor is doctor.

Verder weegt THE de hoeveelheid studenten per medewerker: hoe minder, hoe beter. Daar hangt 4,5 procent van de eindscore van af. Op dat punt scoort Nederland dit jaar niet zo goed als voorheen, omdat de universiteiten hun definities tegen het licht hebben gehouden en tijdelijke krachten voortaan buiten beschouwing laten. Maar ze scoren weer beter op een ander punt, dat voor 2,25 procent meeweegt: de inkomsten van de universiteit naar rato van het aantal medewerkers. Meer medewerkers en meer geld moeten wel uitmonden in beter onderwijs, redeneert THE. Maar erg zeker is die aanname niet.

Al met al zegt de THE-ranglijst dus veel meer over onderzoek dan over onderwijs. Maar op goed onderzoek kun je ook trots zijn.

Advertentie