Vastgeroeste discussie over brede bachelors wordt nieuw leven ingeblazen
Vakidioten en breed gevormde manusjes van alles: met een flexibele bachelor komt iedereen aan zijn trekken.
De hele universiteit als één bacheloropleiding, waarin studenten vrijuit kunnen kiezen uit een breed aanbod aan alfa-, gamma- en bètacursussen. Studenten die een monodisciplinair studieprogramma kunnen uitstippelen, maar ook kunnen afstuderen met rare combinaties van vakgebieden, bijvoorbeeld natuurkunde en kunstgeschiedenis.
Dat is het ideaal van biologiehoogleraar Johannes Boonstra, die in een interview op DUB uitlegt waarom hij vindt dat de universiteit meer flexibiliteit moet creëren in de bachelorfase. Laat studenten zelf hun vakkenpakket samenstellen, stelt hij.
Het is een verfrissend geluid in de discussie over de verbreding en flexibilisering van de universitaire bacheloropleiding. Nu moeten Nederlandse studenten kiezen tussen twee smaakjes: enerzijds monodisciplinaire studies (met enige vrije ruimte) en anderzijds brede opleidingen naar Amerikaans model, zoals University College Utrecht en Liberal Arts and Sciences (LAS). Een flexibele bachelor maakt die keuze overbodig. Studenten kunnen zelf kiezen hoe breed of diep ze geschoold worden.
Het ‘plan-Boonstra’ (zo noemen we het voor het gemak maar) komt niet uit de lucht vallen. Door razendsnelle veranderingen op de arbeidsmarkt is verbreding en flexibilisering van het universitaire onderwijs al jaren een belangrijk agendapunt in het hoger onderwijs. Niemand weet precies hoe de banen van de toekomst er uit zien.
Daarom wordt er steeds vaker gezegd dat we studenten moeten opleiden tot ‘T-shaped professionals’. Zij kennen de diepte van hun vakgebied maar kunnen ook hun kennis breder toepassen en samenwerken met andere disciplines.
Ook in het nieuwe strategische plan van de Universiteit Utrecht (of althans de concept-versie daarvan) zijn breedte en interdisciplinariteit belangrijke thema’s. “Het volgen van onderwijs buiten de eigen opleiding is normaal. Belemmeringen worden weggenomen”, staat in het document. En ook: voor studenten die dat willen en kunnen, wordt de ruimte om studieprogramma’s flexibel in te vullen vergroot.
Tegelijk is er de nodige weerstand. Een bacheloropleiding bestaat immers maar uit 180 studiepunten. Meer vakken volgen buiten het eigen vakgebied betekent automatisch minder disciplinaire diepgang. Dat wordt vaak ook als argument gebruikt tegen het verbreden van bacheloropleidingen. Dan komt het specialisme in gevaar.
Het fraaie van het ‘plan-Boonstra’ is dat de universiteit niet hoeft te kiezen tussen brede en disciplinaire opleidingen. De student bepaalt hoe breed of smal zijn curriculum is. Dwang om buiten je eigen opleiding te studeren is er niet. Vraag is natuurlijk wel of iemand die 90 studiepunten in de scheikunde zich eigenlijk nog wel met recht een scheikundige mag noemen.
Momenteel hebben UU-studenten een vrije keuzeruimte van 45 studiepunten, punten die studenten buiten hun eigen hoofdvak (major) mogen halen. Dat is landelijk gezien relatief veel: bij veel andere universiteiten is er maar 30 ECTS vrije ruimte.
Utrecht was in 2002 de eerste universiteit die studenten veel profileringsruimte bood. Die ruime vrije ruimte werd vlijtig ingezet als marketingboodschap om studenten te werven. Kom in Utrecht studeren en wordt sterrenkundig filosoof, stond er destijds op posters van de universiteit.
Een paar jaar geleden werd de bachelor nog iets verder geflexibiliseerd. Voor studieswitchers werd het mogelijk om punten uit de eerste studie als vrije ruimte mee te nemen naar de nieuwe studie. Daarnaast werden de roosters van de opleidingen beter op elkaar afgestemd, zodat studenten makkelijker buiten het eigen vakgebied kunnen studeren.
Dat er de komende jaren nog meer ruimte komt om gevarieerd bachelorprogramma samen te stellen, zoals aangekondigd in het nieuwe strategische plan van de UU, is fijn voor studenten. Ze krijgen meer te kiezen.
Het roept ook allerlei vragen op. Waar is het communitygevoel als elke student zijn eigen weg gaat en minder gehecht is aan één opleiding? Zitten werkgevers te wachten op meer uomini universali, breed gevormde alles- dan wel nietskunners? En wat is de aansluiting op het masteronderwijs? Belangrijke stof om over na te denken.