90 Miljoen onderzoeksgeld herverdeeld
De universiteiten en hogescholen moeten samen negentig miljoen euro aan onderzoeksfinanciering inleveren. Ruim de helft daarvan steekt het kabinet in grote onderzoeksfaciliteiten en in de versterking van alfa-, gamma- en geesteswetenschappen.
In zijn vandaag gepubliceerde ‘strategische agenda’ zet staatssecretaris Halbe Zijlstra uiteen welke kant het volgens hem op moet met het wetenschappelijk onderzoek. Zijn voornaamste doelstellingen waren al bekend: hij wil dat universiteiten beter gaan presteren door zich verregaand te specialiseren. Ze moeten bovendien beter met het bedrijfsleven gaan samenwerken.
Veel wil hij aan de universiteiten zelf overlaten: die moeten onderling uitvechten wat hun sterke en zwakke kanten zijn en dan samen afspraken maken over hun ‘profiel’. Binnen een jaar verwacht Zijlstra een voorstel op zijn bureau voor de verdere profilering van het onderzoek. Uiterlijk in 2015 zouden de plannen in werking moeten treden. Ook wil Zijlstra dat de wetenschappelijke instituten van KNAW en NWO meer met universiteiten gaan samenwerken.
Maar zelf doet de staatssecretaris ook iets, want hij herverdeelt zeventig miljoen onderzoeksgeld van universiteiten en hogescholen (eerste geldstroom) en twintig miljoen euro die NWO jaarlijks toekent (tweede geldstroom). Ruim een derde van dat bedrag, 36 miljoen, gaat als extra investering naar grote onderzoeksfaciliteiten. Die zorgen volgens Zijlstra voor een concentratie van topwetenschappers en hot spots voor bedrijvigheid en talent. Vijftien miljoen van dat bedrag wordt gestoken in de voor de wetenschap “cruciale” ict-onderzoeksinfrastructuur. De middelen zijn bedoeld voor netwerken, high performance computing, visualisatie, grids, geavanceerde dataopslag en voorzieningen voor e-science. Ze zullen via onderzoeksfinancier NWO worden ingezet.
Jaarlijks zeventien miljoen euro extra besteedt het kabinet aan de alfa- en gammawetenschappen, waar de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek moet worden verbeterd, en vijf miljoen aan de kleinschalige geesteswetenschappen. Ook natuur- en scheikunde krijgen extra geld: twintig miljoen om het onderzoek te versterken. Het is echter de vraag of de wetenschap in deze domeinen er uiteindelijk financieel op vooruit gaat. Zijlstra heeft immers niet gezegd waar de universiteiten op moeten bezuinigen.
Zijlstra hecht veel waarde aan de economische winst van wetenschappelijk onderzoek. Universiteiten moeten meer op ‘valorisatie’ inzetten. Stichting STW, financier voor toegepast onderzoek, krijgt er tien miljoen euro bij. Ook trekt hij twintig miljoen euro extra uit voor toponderzoeksscholen, voor zover ze zich richten op de negen ‘topsectoren’ waarin de Nederlandse kenniseconomie moet uitblinken, waaronder water, chemie, levenswetenschappen en hightech.
Het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen zal geen hoge vlucht nemen onder dit kabinet. Zijlstra trekt hier slechts twee miljoen euro extra voor uit. Hij benadrukt allereerst het belang van het hbo-onderzoek voor de kwaliteit van het onderwijs. Verder prijst hij de hogescholen omdat ze vaak de schakel vormen tussen bedrijfsleven en wetenschap. Hij moedigt de hogescholen aan om zich op de negen topsectoren te richten en wil de RAAK-gelden (subsidies voor de samenwerking tussen hbo en het midden- en kleinbedrijf) een “meer structurele positie” geven. Maar erg enthousiast klinkt hij nog niet: er moet volgens hem meer aandacht komen voor de kwaliteitsbewaking van het onderzoek.