Advies aan Bèta's: gezamenlijke strategie in plaats van eigen winkeltjes
Een faculteit die als los zand aan elkaar hangt met departementen die veelal hun eigen gang gaan. Dat is het ontluisterende beeld dat opdoemt uit het rapport van de adviescommissie ‘Strategie faculteit Bètawetenschappen’. Prioriteit nummer één is volgens de tweemanscommissie het ontwikkelen van een faculteitsbreed onderwijs- en onderzoeksbeleid.
Wat moet er gebeuren om de Utrechtse bèta’s uit de neerwaartse spiraal van financiële tekorten en reorganisaties te halen? Dat was kort samengevat de vraag die het college van bestuur in maart stelde aan Eduard Klasen, lid van de Raad van Bestuur van het Leids Universitair Medisch Centrum, en Jan van der Eijk, tot eind vorig jaar Group Chief Technology Officer bij Shell en alumnus van de UU.
In hun onlangs verschenen rapport maken de twee adviseurs duidelijk dat het stellen van die vraag gemakkelijker is dan het beantwoorden. In een kort en bondig rapport constateren zij dat het bestuur van de nieuw gevormde faculteit er ondanks tal van aanknopingspunten in het strategisch programma 2004-2008 niet in is geslaagd om de onderdelen van Bètawetenschappen tot een hechte eenheid te smeden.
WINKELTJES
De beslissingsstructuur zoals geformuleerd in het strategisch programma is in de lucht blijven hangen, aldus het harde oordeel van de commissieleden. De faculteit als entiteit in ‘neither here nor there’ en geen wezenlijk sturende eenheid waar mensen zich onderdeel van voelen. De faculteit kent veel eigen winkeltjes.
Als oorzaak voor het probleem ziet de commissie onder meer de onvrede op de werkvloer over de centralisatie van de diensten in de nieuwe faculteit en het facultaire verdeelmodel dat departementen met veel onderzoek onevenredig bevoordeelt. In een sfeer waarin medewerkers de nieuwe faculteit niet als meerwaarde ervaren, zullen de financiële problemen aanleiding blijven geven tot defensieve discussies tussen de departementen, aldus de commissie.
SPEERPUNTEN
Om de problemen serieus te lijf te gaan dient de faculteit te komen tot een aanpak van de financiële problematiek die verder gaat dan het op gezette tijden uitvoeren van incidentele bezuinigingen en reorganisaties. Nodig is een pro-actieve strategie met nieuwe, gezamenlijke speerpunten, waarvoor extra geld beschikbaar wordt gesteld, zowel vanuit facultair als vanuit centraal niveau.
Wie had verwacht in het rapport een antwoord te vinden op de vraag welke speerpunten de faculteit zou moeten kiezen, komt bedrogen uit. Dat is wat de commissieleden betreft een taak voor de gezamenlijke departementen en onderzoeksinstituten. Wel geven zij een voorzet in de vorm van een kritische analyse van de prestaties per onderdeel.
TOEPASSING
Die analyse pakt vooral voor Wiskunde slecht uit. De Utrechtse mathematici blijven in alle opzichten achter bij hun collega’s in de andere departementen. Zij missen volgens de commissie omgevingsbewustzijn en opereren behoorlijk op zichzelf. In plaats van zich te laten leiden door het toevallig aanwezige talent zouden zij er goed aan doen om meer energie te steken in de toepassing van de wiskunde, met name in de Utrechtse focusgebieden.
Ook over het omgevingsbewustzijn van een deel van de Utrechtse natuurkunde is de commissie niet erg te spreken. De theoretische, de subatomaire en de nanofysica staan naar haar mening wel erg los van wat in de rest van de faculteit gebeurt. De maatschappij heeft meer behoefte aan zichtbaarheid van maatschappelijke relevantie van 'pure sciences'. Dat is te betreuren, maar een realiteit waarop een facultair onderdeel zijn strategie moet aanpassen.
Voor informatica geldt min of meer het omgekeerde. De commissie is wel overtuigd van de maatschappelijke relevantie van het onderwijs en onderzoek, maar vindt het departement een vreemde eend in de faculteit. Informatica moet kiezen, aldus de commissieleden. Is men een bètawetenschap of toch meer een alfagammavak?
PARADEPAARD
Cruciaal voor de toekomst van Bètawetenschappen (een paradepaard van de UU) is volgens de commissie dat alle onderdelen zich mede-eigenaar gaan voelen van één gezamenlijke facultaire strategie. Gezien de grote cultuurverschillen bepaald geen sinecure.
Dat ook de twee adviseurs zelf twijfelen aan de haalbaarheid van dit ideaal in een zo grote en diverse faculteit als Bètawetenschappen, blijkt uit een in het licht van de recente geschiedenis opmerkelijk advies in het rapport. De commissie geeft als overweging mee de grote faculteit nadrukkelijker te profileren op twee deelgebieden: Natural Sciences en Life Sciences.
EH