Afschaffen basisbeurs verdeelt studenten

De basisbeurs afschaffen? In een levendig debat met kamerleden en studenten noemden voor- en tegenstanders elkaar kortzichtig. Voorstander Tofik Dibi van GroenLinks wist de meeste tegenstanders naar zijn kamp te praten.
 
Het onderwijsdebat was georganiseerd door medische studenten van de Universiteit van Amsterdam. Net als in het Britse Lagerhuis was de zaal in tweeën verdeeld: studenten en politici moesten telkens aan de ene kant of de andere kant gaan staan, afhankelijk van hun mening over een stelling. Wie overtuigd werd, mocht tijdens het debat overlopen naar de andere kant, legde gespreksleider Gijs Weenink uit.
 
En dat gebeurde ook. Vooral over het afschaffen van de basisbeurs bleken de meningen uiteen te lopen. Ongeveer de helft van de zaal was vóór en de andere helft tegen. Maar tijdens het betoog van GroenLinks-kamerlid Tofik Dibi (“Ons plan voor afschaffing van de basisbeurs heeft niets met de economische crisis te maken, wij vinden dit al jaren”) liepen een stuk of zeven studenten naar zijn kant. Hij pleitte voor een hogeronderwijsbelasting: wie gestudeerd heeft, betaalt iets meer belasting dan anderen.
 
De misvatting bij de tegenstanders was vooral dat mensen de beurs ook moeten terugbetalen als ze weinig verdienen, maar dat wisten de voorstanders snel te ontzenuwen. Ze pleitten voor een sociaal leenstel, waarbij je naar draagkracht terugbetaalt. Het bespaarde geld zou weer in het onderwijs (PvdA) of specifiek in het hoger onderwijs (de andere partijen) moeten worden geïnvesteerd.
 
Maar de tegenstanders, waaronder SP-kamerlid Jasper van Dijk en CDA-kamerlid Jan Jacob van Dijk, lieten zich niet uit het veld slaan. In de ogen van de eerste dient het hoger onderwijs meer een algemeen belang dan een persoonlijk belang: “Ik wil graag dat er in Nederland goede artsen en advocaten zijn”, zei hij. En zijn CDA-collega voegde daaraan toe: “Wie later een hoog salaris krijgt, betaalt zijn beurs via de belastingen vanzelf terug. Dat hoeft helemaal niet via de IB-Groep te gaan.” Beiden zijn bang dat jongeren uit achterstandsmilieus minder vaak gaan studeren als de basisbeurs zou verdwijnen.
 
Iemand uit het publiek had het meest cynische argument om tegen de afschaffing te zijn: “Er komt heus niets beters voor de beurs in de plaats. Het klinkt goed, maar die investering zal er niet van komen. In die realiteit kies ik daarom liever voor behoud van de beurs.” Een beschaafdere versie daarvan had Jan Jacob van Dijk: “Geld zegt niet direct iets over kwaliteit van onderwijs, want je kunt ook een dure hoogleraar voor een zaal van zeshonderd studenten zetten. Het zegt wel iets over je manier van denken.”
 
Dat soort opmerkingen dreef D66-kamerlid Boris van der Ham ertoe het CDA als onbetrouwbaar af te schilderen: “Hou ze in de gaten, die CDA’ers. Ze zeiden ook dat ze de AOW-leeftijd niet zouden verhogen. Dat vonden ze maar een raad idee van D66. Nu hebben ze het toch gedaan.”
 
Hoger Onderwijs Persbureau

Advertentie