Bachelordiploma geen eindpunt voor Utrechtse studenten

De kabinetsplannen voor een sociaal leenstelsel in de masterfase weerhouden Utrechtse studenten er niet van om na hun bachelor- nog een masteropleiding te willen doen. Dat blijkt uit een rapport van Stichting OER. Verreweg de meeste studenten denken met alleen een bachelor niet klaar te zijn voor de arbeidsmarkt.

Meer dan 90 procent van de 214 geënquêteerde bachelorstudenten, allen van Utrechtse alfa- en gamma-opleidingen, zeggen dat de plannen van de regering Rutte niet van invloed zijn op hun studiekeuze. Dat concludeert de studentenstichting OER die de kwaliteit van het Utrechtse onderwijs onderzoekt. Wel verwacht 36 procent van de Utrechtse bachelorstudenten sneller te gaan studeren in de masterfase dan ze oorspronkelijk van plan waren.

Uit het rapport (pdf)  ‘Masterkeuze: de invloeden’ blijkt bovendien dat ook verreweg de meeste huidige Utrechtse masterstudenten aangeven zich niet zouden hebben laten afschrikken wanneer de kabinetsplannen op hen van toepassing waren geweest. Opmerkelijk is anderzijds dat liefst 10.7 procent van de ruim 400 ondervraagde masterstudenten na de bachelor zou zijn gestopt. Dit kan volgens de opstellers van het rapport echter ook te maken hebben met teleurstelling over de master die studenten nu volgen.

Te weinig kennis 
Stichting OER presenteerde haar rapport dinsdagavond tijdens een symposium waarbij ook de kamerleden Lucas (VVD) en Jadnansing (PvdA) aanwezig waren. De twee politici hoorden dat studenten vooral willen doorstuderen, omdat een bachelordiploma naar hun idee niet volstaat.

Waar de Nederlandse politiek er vaak op hamert dat de invoering van het bama-stelsel ook bedoeld was om studenten na drie jaar studie al toegang te bieden tot de arbeidsmarkt, vindt 70 procent van de ondervraagde Utrechtse bachelorstudenten dat zij nog kennis en ervaring missen. De resterende 30 procent heeft bovendien twijfels over het bachelordiploma als eindkwalificatie, zo blijkt uit aanvullende vragen.

Enge selectie
Een andere bevinding in het OER-rapport is dat slechts 15.9 procent van de Utrechtse bachelorstudenten een sterke voorkeur heeft voor een selectieve master. Bijna de helft wil een reguliere master doen. De rest weet het nog niet.

Meer dan 33 procent van de bachelorstudenten wordt afgeschrikt door een selectieprocedure aan de poort van een master. Veel van deze studenten geven aan geen vertrouwen te hebben in eigen kunnen. Vrouwelijke studenten voeren dit vaker als reden op dan mannelijke studenten (45 procent tov 33 procent).

Wel is meer dan 45 procent van mening dat selectie de kwaliteit van een opleiding kan verhogen, slechts 20 procent weet zeker dat dat niet het geval is.

Advertentie