Blijvend grote zorgen om Haïti

De toekomst van Haïti oogt zwart. Onderzoeker Ewout Frankema en studente Aline Masé kunnen het niet mooier maken. Permanent overheidsfalen in Haïti is al sinds de slavenopstand in 1804 een belemmering voor economische ontwikkeling van deze republiek. Op korte termijn ziet het duo daar geen verandering in komen. Frankema: “Zelfs ingrijpen van de internationale gemeenschap heeft volgens mij weinig heil.”

Precies een jaar na de aardbeving is het onderzoek naar de historische wortels van de aanhoudende armoede op Haïti klaar voor publicatie. Helaas met zwarte conclusies, zegt Frankema. De reden om de economische geschiedenis van Haïti te onderzoeken, was een vraag van één van zijn studenten. “Aline volgde vorig jaar een cursus bij mij en zij vroeg zich af hoe het kan dat twee staten – Haïti en de Dominicaanse Republiek - die het eiland Hispaniola delen zich economisch zo anders hebben ontwikkeld. Zij schreef daar een paper over en dat vormde de basis voor verder onderzoek.”

Negatieve spiraal

Haïti – een van de armste landen ter wereld - vormt in het Caribische gebied en het Zuid-Amerikaanse continent politiek en economisch gezien echt een uitzondering. Dat begint bij de vorming van de onafhankelijke staat, zegt Frankema. “Haïti is het enige land ter wereld waar Afrikaanse slaven door middel van een succesvolle opstand tegen de kolonisten hun onafhankelijkheid hebben verkregen. Als tweede land in de regio na de VS. Maar vanaf het begin van de onafhankelijkheid, lukte het de overheid niet het vertrouwen van de burgers te winnen."

Dat diepgewortelde wantrouwen tegen de intenties en het optreden van de staat is sindsdien eerder versterkt dan afgenomen. De politieke elites zagen macht als een middel om zichzelf te verrijken en de politieke coalities wisselden voortdurend, meestal met geweld. Door de aanhoudende strijd om de macht heeft de overheid nooit een klimaat van zekerheid kunnen scheppen voor investeerders en ondernemers. En dat zie je vandaag de dag nog. Je hoopt dat grote schokken in het land deze negatieve spiraal van wantrouwen en onmacht kunnen doorbreken, maar zelfs zo’n groot trauma als de aardbeving heeft daar vooralsnog geen verandering in gebracht.”

Blijvende noodhulp

Het overheidsfalen komt scherp naar voren in het nieuws nu er na een jaar nog nauwelijks begonnen is aan de wederopbouw. Frankema: “Wat je ziet is dat de hulpverlenende instanties om de overheid heen werken. Daardoor blijft het werk dat zij daar kunnen doen voornamelijk beperkt tot noodhulp. Voor wederopbouw is het noodzakelijk dat het puin wordt geruimd, dat moet de overheid coördineren. Hulpverleningsorganisaties stuiten op allerlei juridische onvolkomenheden waar men geen raad mee weet. Zo blijkt het moeilijk om de eigenaar van een stuk grond te traceren, en als eigendom al geregistreerd is, dan is het moeilijk om de eigenaar over te halen zijn grond af te staan voor nieuwe woningbouw of een tentenkamp. Veel grond is ook in handen van groot grondbezitters die nauwe banden hebben met de politieke elite. Maar ook iets relatief simpels als het regelen van voldoende bulldozers lukt de overheid niet. Alle stoplichten voor economische ontwikkeling in Haïti staan op rood.”

Status Quo

Economisch gezien zijn er wel mogelijkheden voor het land, denkt Frankema, maar alles valt of staat bij een overheid die beter gaat functioneren en daarmee het vertrouwen krijgt van de Haïtianen en de rest van de wereld. De vraag is of een grotere bemoeienis van de internationale gemeenschap verandering zou kunnen brengen in deze status quo. Nee, denkt Frankema. “Het is een natuurlijke respons om te denken dat internationaal ingrijpen de oplossing moet brengen, maar daar zet ik kanttekeningen bij. Ten eerste hebben de Verenigde Staten tussen 1915 en 1934 al twintig jaar lang geprobeerd om politieke orde in te voeren en de economie in een opwaartse richting te duwen. Die poging heeft jammerlijk gefaald. Een herhaling van een internationale interventie loopt grote kans weer te mislukken door kennisgebrek van de bezetter over het land en de houding van de Haïtianen tegen een dergelijk ingrijpen.”

“Ten tweede vraag ik me af of de internationale gemeenschap wel wíl ingrijpen. Er is geen land dat grote economische belangen heeft in Haïti. Er valt daar niets te halen. De eerst aangewezene om Haïti politiek te helpen zou het buurland Amerika zijn. Maar de VS hebben op dit moment wel wat anders aan hun hoofd en de acties in Irak en Afghanistan geven nu niet bepaald vertrouwen om nog een andere interventie toe te voegen. De Amerikaanse hulp is nu gepersonifieerd in Bill Clinton, maar hij lijkt er voor de bühne te zitten, want het lukt zijn organisatie ook niet om de wederopbouw goed te coördineren. Ik vrees dus dat Haïti blijft voortsukkelen, hoe graag ik ook iets anders zou willen concluderen.”

GK

Tags: haïti

Advertentie