Conflict over proftitel bij Roosevelt Academy
Psycholoog René Diekstra had in 2004 niet door de Roosevelt Academy benoemd mogen worden tot hoogleraar. Dat vinden Willem Koops, decaan Sociale Wetenschappen en Hans Stoof, de eind maart vertrokken rector. Hans Adriaansens, de dean van de Roosevelt Academy, zegt dat de benoeming past binnen de bestaande afspraken.
Het conflict draait om de vraag of de Roosevelt Academy zelfstandig een hoogleraar mag benoemen. Bij de oprichting zijn daarover afspraken vastgelegd. Zo mag de Roosevelt Academy hoogleraren uit Utrecht en van andere universiteiten aantrekken als docent. Wanneer iemand wordt aangenomen die nog nergens hoogleraar is, kan deze, afhankelijk van zijn of haar kwaliteiten, een benoeming krijgen als hoogleraar bij de Universiteit Utrecht.
Full professor
De Roosevelt Academy nam René Diekstra (foto links) in 2004 aan als ´full professor of psychology´. Binnen de Roosevelt Academy kon hij nu weer als hoogleraar aan de slag. Volgens de dean Adriaansens (foto rechts) is dat volgens de regels omdat Diekstra in het verleden benoemd is geweest als hoogleraar bij de Universiteit Leiden. Daarmee verloor hij zijn hoogleraartitel niet. Diekstra was ooit hoogleraar in Leiden, maar heeft in 1996 zelf ontslag genomen nadat hij van plagiaat beschuldigd werd. Dat werd hem eervol verleend.
Niet begrepen
Adriaansens houdt het erop dat Koops en Stoof ‘het niet helemaal begrepen hebben’. Decaan Willem Koops stelt echter dat ‘Adriaansens niet wil toegeven dat hij een fout gemaakt heeft’. Oud-rector Hans Stoof zegt ‘dat hij het wel degelijk helemaal begrepen heeft’. “Op dit moment heeft Diekstra geen benoeming als hoogleraar aan een universiteit, want de (dean van de) Roosevelt Academy heeft niet de bevoegdheid om een hoogleraar te benoemen. Diekstra is aangesteld als docent bij de Roosevelt Academy, hetgeen gezien zijn expertise prima is. Hij mag zich professor noemen, maar geen hoogleraar. Hoogleraar is een functie waarin je alleen maar benoemd kunt worden door een universiteit en die functie geeft betrokkene ook het promotierecht. Door zijn vertrek in Leiden zou Diekstra opnieuw de titel hoogleraar moeten verwerven en dat zou dan via de Universiteit Utrecht moeten verlopen.”
Rector Stoof (foto rechts) schreef Diekstra in 2007 een brief met de vraag of hij na Leiden elders een aanstelling als hoogleraar had. Die heeft hier niet op gereageerd. Diekstra: “Die brief had niet de goede initialen en bovendien werd ik zonder enige titel aangesproken terwijl ik 1973 cum laude ben gepromoveerd als doctor. Stoof ondertekende de brief met prof. dr. Inhoudelijk ga ik uit van de benoemingsbrief van de Roosevelt Academy en die is helder.”
Koops (foto links) vindt dat helemaal niet helder. Hij heeft zich vanaf het eerste moment verzet tegen de komst van Diekstra naar de Roosevelt Academy. Hij vindt dat de universiteit Utrecht Diekstra vanwege de plagiaataffaire en zijn reacties in de periode daarna niet aan zich zou moeten willen verbinden. “Diekstra ziet zichzelf als slachtoffer in plaats van dader, zoals blijkt uit zijn boek O Nederland, vernederland. Adriaansens schreef toen zelf nog een column in het Ublad dat Diekstra zijn fouten toedekt met behulp van de hele psychologische santenkraam’’. Daarom vind ik dat je Diekstra niet kunt noch mag inzetten voor de vorming van studenten en promovendi.”
Utrechts proefschrift
De decaan heeft Diekstra te kennen gegeven dat hij geen promovendi bij de sociale faculteit zou mogen begeleiden die promoveren bij de sociale faculteit in Utrecht. Recentelijk leverde dat een probleem op. Diekstra had een promovendus begeleid in zijn functie als lector van de Haagse hogeschool. Deze promoveerde in Utrecht bij hoogleraar Micha de Winter. Diekstra: “Dit proefschrift ging over een door mij ontwikkeld programma. Ik heb vrijwel de hele begeleiding en academische beoordeling voor mijn rekening genomen. Toch werd de promovendus duidelijk gemaakt, zo blijkt uit een mailwisseling, dat vermelding van mijn naam in het proefschrift de promotie in gevaar kon brengen. De faculteit heeft het proefschrift nu geheel op haar blazoen bijgeschreven terwijl ik wel degelijk een Utrechtse promovendus heb begeleid.” Bij de promotie was er veel lof over de kwaliteit van het proefschrift.
Geen promotor
Koops ontkent dat de naam uit het proefschrift moest, wel zegt hij Diekstra geweigerd te hebben als medepromotor. “Want wie geen hoogleraar is, kan geen promotor zijn.” Ook mocht hij niet als copromotor fungeren. Dat zou theoretisch kunnen, maar het is mijn bevoegdheid als decaan om zo'n copromotor wel of niet toe te laten. En neen, dan heb ik liever geen Diekstra in mijn faculteit.” Diekstra mocht wel als gast bij de plechtigheid aanwezig zijn, maar niet deelnemen aan het cortège.
Nieuwe kans
Hans Adriaansens, de dean van de Roosevelt Academy, wil niet naar het verleden kijken. Hij is blij met de aanwezigheid van Diekstra in Middelburg. `Wij hebben hem benoemd op grond van zijn goede kwaliteiten als hoogleraar in Leiden en zijn toonaangevende functies als docent en adviseur later.` Adriaansens vindt dat de affaire niet betekent dat iemand later niet meer als hoogleraar aan de slag zou kunnen. `Diekstra vervult hier al zeven jaar heel voortreffelijk werk, op het gebied van onderwijs en (undergraduate) onderzoek.
De kern van het conflict is het verschil van interpretatie die te maken heeft met de bevoegdheid van de Roosevelt Academy en de status van Diekstra als hoogleraar. Maar tegelijkertijd ligt de vraag voor of iemand die ooit is beschuldigd van plagiaat wel of niet een nieuwe kans moet krijgen in de academische wereld. Ook daarover lopen de meningen uiteen.