Contacturen tot 2013 geheim

Universiteiten en hogescholen mogen geheim houden hoeveel les hun studenten naar eigen zeggen hebben. Pas vanaf 2013 moet deze informatie weer openbaar worden.

In 2011 werden in de Nationale Studenten Enquête weer vragen gesteld over het aantal lesuren dat studenten in hun opleiding krijgen. Deze vragen waren in 2009 geschrapt toen universiteiten en hogescholen meer zeggenschap kregen over de enquête.

Onder druk van staatssecretaris Zijlstra zijn de vragen vorig jaar op het laatste moment toegevoegd. Maar ze kwamen niet in het gewone deel van de enquête terecht. Ze werden als ‘pilot’ meegestuurd.

Dat was niet in overleg met de instellingen gebeurd. Vooral de hogescholen waren boos dat ze gepasseerd waren. Want contacturen liggen gevoelig in de wereld van het hoger onderwijs, alleen al omdat het ene lesuur het andere niet is: een hoorcollege is iets heel anders dan een gesprek met een docent over een werkstuk. De gegevens zouden onbetrouwbaar zijn, terwijl ze veel aandacht trekken.

De instellingen willen daarom de antwoorden van studenten liever geheim houden. Dit jaar gaan ze er überhaupt geen vragen meer over stellen in de Nationale Studenten Enquête (NSE).

Zijlstra liet de vragen in 2011 toevoegen met het oog op studievoorlichting. Hij vindt contacturen zo belangrijk, dat hij er met de instellingen zelfs prestatieafspraken over gaat maken om te garanderen dat opleidingen intensief genoeg zijn.

Moeten de gegevens van afgelopen jaar dan niet openbaar worden gemaakt, wilden PvdA en VVD van hem weten. Nee, antwoordt Zijlstra. Want de vragen waren niet goed genoeg. “Niet alle instellingen kennen bijvoorbeeld hoor- en werkcolleges, maar wel interactie- en responsiecolleges, lessen, ateliers, skills labs en dergelijke.” Ook was volgens de instellingen niet altijd duidelijk of een stagebegeleider ook een docent mocht heten.

De eerstvolgende gelegenheid doet zich pas in 2013 weer voor. De stichting Studiekeuze123, opdrachtgever van de NSE, heeft een commissie opgericht die moet uitzoeken welke vragen dan precies gesteld moeten worden. In de stichting zijn zowel de instellingen vertegenwoordigd, als de studenten en het ministerie van OCW.

De informatie over contacturen was overigens wel geschikt om geanonimiseerd aan de Onderwijsinspectie te verstrekken, zodat die onderzoek kon doen naar de landelijke trend in het aantal contacturen. Maar zelfs de Inspectie kreeg de cijfers niet per instelling te zien, laat staan per opleiding.

Advertentie