'Daarom heb ik ze allen het hoofd afgeslagen'

Ridders die jaloers zijn op hun rivaal in de liefde, priesters vol afgunst voor hun meer rechtschapen collega’s, burgers die knarsetandend toezien hoe hun buren het steeds beter krijgen. Niets menselijks was de middeleeuwers vreemd, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Laura van der Wijden.

Here, dit sijn alle die waerheide:                                                                                                         Ende hier omme hebbic den nijt gedragen                                                                                            Ende hen alle thoeft af geslagen.

Met deze woorden (in hedendaags Nederlands: Heer, dit is de hele waarheid en hierom ben ik jaloers geworden en heb hen allen het hoofd afgeslagen) legt een ridder aan Heer Walewein de betekenis uit van de tientallen op palen gespietste hoofden, die de laatste tot zijn verbazing in een open veld ziet staan.

Aanleiding voor de massale moordpartij was de nijt, de jaloezie van de ridder, omdat het meisje waarop hij verliefd was geworden haar hart had verloren aan Walewein. Dus dacht hij: als ik voortaan van alle passerende ridders het hoofd afsla, dan komt Walewein vroeg of laat vanzelf ook aan de beurt. Hij heeft echter buiten de waard gerekend, want in een gevecht blijkt Walewein de sterkste.

Verliefde ridder

Jaloerse minnaars, ze zijn van alle tijden. Dat blijkt wel uit dit verhaal, afkomstig uit het rond 1280 gepubliceerde handschrift Wrake van Ragisel. Gelukkig leidt afwijzing door de aanbedene tegenwoordig nog maar zelden tot een zo moorddadige reactie als die van de wanhopig verliefde ridder - die trouwens door Walewein gespaard wordt -, maar aan de emotie zelf is weinig veranderd.

Dat concludeert Laura van der Wijden uit een uitputtend promotieonderzoek naar jaloezie en afgunst in middelnederlandse teksten. Met engelengeduld vlooide de promovenda rond vijftig etiquetteboeken, religieuze teksten, kronieken, liefdesliederen, ridderromans, toneelstukken, allegorieën en dierenverhalen door op zoek naar de manier waarop middeleeuwers over afgunst en jaloezie schreven en dus dachten.

Nijt

“Gelukkig is er een fantastische CD-ROM beschikbaar met alle belangrijke middelnederlandse teksten, die ik kon doorzoeken op de woorden die in die tijd voor jaloezie en afgunst werden gebruikt. Maar desondanks ben ik bijna een jaar bezig geweest met het zoeken en vooral het interpreteren van de gevonden stukken tekst.

"Een woord als nijt bijvoorbeeld kon jaloezie of afgunst betekenen, maar ook boosheid. In elke passage moest ik dus eerst vaststellen wat op die plek de juiste betekenis van zo’n woord was.”

Huilende middeleeuwers

Op de vraag waarom ze heeft gekozen voor een onderzoek naar jaloezie en afgunst antwoordt Van der Wijden dat zij al sinds haar studie mediëvistiek gefascineerd is door emoties. “Ik ben afgestudeerd op huilende middeleeuwers en dat vond ik zo leuk dat ik voor mijn promotieonderzoek besloot weer voor een onderwerp in de sfeer van emotie te kiezen.

"Boosheid was in Amerika en Duitsland al uitgebreid onderzocht, maar naar jaloezie en afgunst was nog nooit diepgaand gekeken. Bovendien is het aardige van dit onderwerp dat het duidelijk maakt wat mensen in de middeleeuwen belangrijk vonden.”

Jaloezie

Uit haar afstudeeronderzoek bleek indertijd dat huilen in de middeleeuwen voor mannen niets was om je voor te schamen, vertelt de promovenda. “Dat was echt een enorm verschil met de huidige tijd, waarin mannen geacht worden hun emoties stevig in bedwang te houden. Zo spannend zijn de conclusies uit dit onderzoek helaas niet, want onze huidige gevoelens van jaloezie en afgunst verschillen niet zo gek veel van die van onze verre voorouders.

“Het belangrijkste verschil is de sterk veranderde gevoelswaarde van het begrip afgunst. Tegenwoordig gebruiken we dat woord nauwelijks meer. We hebben het eigenlijk altijd over jaloezie. Maar in de middeleeuwen lag dat anders. Voor jaloezie, veelal gebruikt in de sfeer van de liefde, bestond soms nog wel begrip. Een positief aspect van jaloezie was bijvoorbeeld dat een partner bereid was om voor het bezit van zijn geliefde te strijden.

Afgunst

“Afgunst daarentegen was een van de zeven hoofdzonden. Bovendien werd het in de middeleeuwen geassocieerd met de duivel. Die voelt zich in zijn eer aangetast, sinds hij door God de hemel is uitgezet. Hij is afgunstig op rechtschapen mensen die na hun dood wel tot de hemel worden toegelaten en probeert zoveel mogelijk mensen buiten de poorten van de hemel te houden door ze op het verkeerde pad te brengen. Afgunst was dus een eigenschap van slechte mensen die onder invloed van de duivel stonden.”

Het meest verwerpelijk, want rechtstreeks ingefluisterd door de duivel, was in de visie van de middeleeuwers dan ook afgunst op meer deugdzame medeburgers. Maar ook op andere terreinen kwam afgunst voor, zo blijkt uit de teksten. Zo zijn ridders jaloers op de grotere kracht van andere ridders, geestelijken op de deugdzaamheid van andere geestelijken, machthebbers op leiders met meer macht, en burgers op de grotere welvaart van medeburgers.”

Eergevoel

Dat die afgunst vaak groot was, komt volgens Van der Wijden omdat eergevoel in de middeleeuwen een belangrijke rol speelde. “De mindere zijn was binnen de middeleeuwse cultuur een schande. Afgunst op mensen die het beter getroffen hadden, of waarvan men dat dacht, kwam dus regelmatig voor.”

Hoe negatief er in de middeleeuwen over afgunst, en trouwens ook vaak over jaloezie, werd geoordeeld, blijkt wel uit het feit dat geen van de personages er in de teksten openlijk voor uit durft te komen, vertelt Van der Wijden. Het zijn altijd de vertellers van het verhaal die de afgunst of de jaloezie, vaak in bloemrijke taal, verwoorden.

De burggraaf van Couchi

Een mooi voorbeeld is wat haar betreft de jaloezie van een zekere Florant in De Borchgrave van Couchi uit de eerste helft van de veertiende eeuw. Verhalen van zijn neef hebben Florant ervan overtuigd dat zijn vrouw Beatrijs een affaire heeft met de burggraaf. Hoewel daar in werkelijkheid geen sprake van is, groeit volgens de verteller in het hart van Florant een crudekijn heet nijt. En hij vervolgt:

Daer so hadde een worm ghebeten,                                                                                                   Diepe in ziere rosen blat,                                                                                                                       So dat nemmermeer dat gat                                                                                                                  Conde heelen noch ghenezen.

(Daar had een worm zich doorheen gebeten, diep door zijn rozenblad (zijn hart), zodat dat gat nooit meer genezen kon)

EH

Laura van der Wijden promoveert op 23 februari op het proefschrift ‘Scheve ogen in de Lage Landen’. Het boek is te koop bij de auteur: lauravanderwijden@quicknet.nl

op de illustratie: Nydichheit (afgunst) met op haar rug haar dochters Verradenisse (verraad) en Detraxie (laster), miniatuur uit het handschrift Die pelgrimage vander menscheliker creaturen (midden 15e eeuw).

foto Laura van der Wijden: Kitty Hieltjes

Advertentie