Datadelen is niet altijd gewenst

Het is niet altijd verstandig om wetenschappelijke data te delen, zegt emeritus hoogleraar voedingsleer Martijn Katan. “Sommige belanghebbenden zijn te kwader trouw en willen je data alleen zien om ze onderuit te halen.”

De meeste wetenschapper die afgelopen week de KNAW-bijeenkomst over het delen van wetenschappelijke data bezochten, waren het wel eens: het is belangrijk om data met andere wetenschappers te delen. Maar hoe doe je dat in de praktijk?

Wat doe je bijvoorbeeld met video-opnames van proefpersonen? Die kun je niet zomaar verspreiden zonder hun toestemming. Of neem de administratie van een bedrijf: daar mag je soms wel onderzoek naar doen, maar die mag je niet zomaar met iedereen delen.

Zo waren er nog meer praktische bezwaren. Hoe snel moet je data delen die je zelf hebt verzameld? Op het moment van publicatie, zou je kunnen zeggen. Maar als de data nu geen publicatie opleveren, mag je ze dan geheim houden? Zo niet, hoe snel moet je ze dan beschikbaar stellen?

Een werkelijk principieel dilemma bracht KNAW-hoogleraar Martijn Katan naar voren: wat moet je doen met organisaties die je onderzoek onderuit willen halen? Hij gaf het voorbeeld van de tabaksindustrie. Die greep alles aan om twijfel te zaaien over de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek naar longkanker.

“Gewone eigenwijsheid van wetenschappers middelt zich wel uit”, zegt Katan. “Stel dat de werkelijkheid ‘zeven’ is, dan beweert de ene professor dat het vijf is en de andere dat het negen is. Ze bestoken elkaar met onderzoek en argumenten en dan komt uiteindelijk de waarheid boven tafel. Maar als de belangen zo groot zijn, zoals bijvoorbeeld ook in de voedingsindustrie, dan is er geen sprake meer van eigenwijsheid. Dan willen ze je data zien om ze te manipuleren. Ministeries en actiegroepen kunnen ook op die manier in de fout gaan.”

“Ze zullen bijvoorbeeld tegen een onderzoeker zeggen: goed, u heeft schadelijke effecten aangetoond voor vierhonderd milliliter en achthonderd milliliter, maar bij tweehonderd milliliter was de afwijking niet significant. Of ze richten zich op een toevallige statistische afwijking: bij plattelandsvrouwen van boven de veertig lijkt het product hun gezondheid juist te bevorderen. Dus moet daar geen nader onderzoek naar worden gedaan?”

“Als een grote partij met alle macht en middelen op een bepaalde positie gaat leunen, dan raakt het debat uit evenwicht”, meent Katan. “En in de praktijk willen juist zulke partijen je data in detail zien. Het gemiddelde wetenschappelijke artikel wordt maar door een paar onderzoekers gelezen en die hebben echt geen zin om alle data door te ploegen. Dat doet alleen iemand voor wie er veel van afhangt.” Daarom neigt Katan ertoe om data alleen te delen met collega’s die hij vertrouwt.

Tags: open science

Advertentie