De Bètafaculteit: het Griekenland van de UU

Ondanks reorganisaties van achtereenvolgens Scheikunde (2005), Natuur- en Sterrenkunde (2007), Biologie (2008), en Farmacie (2009) en een stevige ingreep bij Informatica zijn de financiële tekorten binnen Bètawetenschappen alleen maar verder opgelopen. Hoe kon het zo vreselijk misgaan, vragen medewerkers en studenten zich af. 

‘De faculteit Bètawetenschappen is niet in control’. Dat voor Utrechtse begrippen ongekend harde oordeel velde collegevoorzitter Yvonne van Rooy in april 2010 over de faculteit die in de afgelopen jaren het ene na het andere lijk uit de kast had zien tuimelen. Als klap op de vuurpijl was begin 2010 duidelijk geworden dat het jaar 2009 onverwacht een tekort van liefst vijf miljoen euro had opgeleverd, een tekort dat zonder ingrepen snel verder zou oplopen.

Op de vraag naar de oorzaak van de problemen wees decaan Alfred Bliek op de gigantische huisvestingslasten, op de overheveling door minister Plasterk van honderd miljoen euro universitair geld naar onderzoeksfinancier NWO, op de nieuwe CAO met zijn dure dertiende maand en op nog zo wat externe factoren, waaronder de kredietcrisis. Ongetwijfeld allemaal waar, maar hadden niet alle Utrechtse faculteiten in meerdere of mindere of mate met die problemen te kampen? De kribbige opmerking van Van Rooy maakte duidelijk dat het echte probleem in haar ogen binnen de faculteit zelf lag.

Administratie

Een belangrijke oorzaak voor het door de collegevoorzitter gesignaleerde gebrek aan controle is volgens veel insiders de enorme omvang van de in 2006 uit zes kleinere onderdelen gevormde faculteit. “Zo langzamerhand is wel duidelijk dat we ons aan de vorming van de Bètafaculteit hebben vertild”, zegt een medewerker die liever anoniem blijft. “Vroeger lag de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering en dus ook de controle op de uitgaven bij de afzonderlijke onderdelen. Door de samenvoeging van die onderdelen tot één grote organisatie is de controle verdwenen.”

Daar kwam bij dat de administratie van derde geldstroomprojecten op veel plekken te wensen overliet. Eind 2006 ontdekte de net aangetreden directeur Eugène Bernard daar een gat in de begroting van liefst anderhalf miljoen euro. “Schandelijk dat dat niet eerder boven water is gekomen”, brieste Bernard in het Ublad, “men heeft zitten slapen”, waarbij hij in het midden liet of de blaam alleen de facultaire leiding of ook de controle vanuit het Bestuursgebouw betrof.

Schouderklopje

Was de wrakke administratie op zich dus al een probleem, daar kwam volgens U-raadslid Herre Talsma (Farmacie) bij dat onderzoeksleiders – zowel vanuit het Bestuursgebouw als van de leiding van de nieuwe faculteit – het signaal kregen om zoveel mogelijk te publiceren in toptijdschriften, want de UU moest een top research universiteit worden. Dus werden er op grote schaal externe projecten en promovendi binnengehaald, want dat levert publicaties op.

Talsma: “Toen ze nog zelf verantwoordelijk waren voor hun budget, zorgden de onderzoeksleiders wel dat ze niet meer geld uitgaven dan ze hadden, maar in de nieuwe faculteit was de bewaking van het budget hun pakkie-an niet meer. Gevolg was dat er de afgelopen jaren veel projecten zijn binnengehaald, waar de faculteit behoorlijk op toe moest leggen. Je kreeg een schouderklopje voor een publicatie in Nature of Science, maar niemand vroeg hoeveel die publicatie je gekost had.”

Verdeelmodel

Die houding werd nog extra gestimuleerd door het uiterst competitieve verdeelmodel van de nieuwe faculteit, vult voormalig U-raadslid Hans Goedemans (Biologie) aan. “De vaste voet voor de departementen (het deel van hun budget dat ze ongeacht hun prestaties krijgen) was in dat model zo klein geworden dat het van levensbelang was om goed te scoren op bijvoorbeeld promoties, waarop in het verdeelmodel een forse premie stond. Ieder departement probeerde dus zoveel mogelijk promovendi binnen te halen, ongeacht of zij geld meebrachten voor hun overhead. En ja, als je dan geen krachtig bestuur hebt dat toeziet op de balans tussen in- en uitgaven, dan gaat het snel mis.”

Dat die balans niet scherp in het oog werd gehouden, lag volgens verschillende gesprekspartners mede aan het gevoel binnen bèta dat de universiteit haar handen dicht mocht knijpen met zo’n excellente faculteit. In het Utrechtse streven om een topresearch universiteit te worden, waren de bèta’s met hun Nobelprijswinnaar en hun grote aantal internationaal erkende toponderzoekers onmisbaar, was de mening van onder meer voormalig decaan Bliek. Als het in stand houden van die reputatie, bijvoorbeeld door een prestigieuze Rotterdamse onderzoeksgroep naar Utrecht te halen, wat kostte, tant pis.

Arrogantie

Die fatale combinatie van een gebrek aan controle en een teveel aan arrogantie is in feite de belangrijkste verklaring voor de huidige problemen van de bèta’s, concludeert Talsma. Maar de te lakse houding van het college van bestuur (“we krijgen de zaak wel onder controle”) is er volgens het U-raadslid zeker mede debet aan. “Vanuit de Universiteitsraad is het college van bestuur de afgelopen jaren herhaaldelijk gewezen op de noodzaak om strenger op te treden. Maar pas vorig jaar lijkt men het licht te hebben gezien.”

De observatie van Talsma spoort met de constatering van interim-decaan Van Ree eind vorig jaar op de DUB-site dat de vier eerdere, door het college van bestuur goedgekeurde, reorganisaties binnen de faculteit onvoldoende hadden opgeleverd omdat er niet diep genoeg was gesneden. “Men heeft toen wel de bestaande tekorten weggewerkt, maar onvoldoende reserves gecreëerd. Dat is niet verstandig geweest.”

Griekenland

Al met al vertoont de positie van de Bètafaculteit binnen de UU dus opvallende parallellen met die van Griekenland binnen Europa. In beide gevallen is er te lang op te grote voet geleefd en heeft het bovendien ontbroken aan voldoende toezicht van buiten om de tering tijdig naar de nering te zetten.

En zoals de EU Griekenland nu in ruil voor miljardensteun dwingt tot pijnlijke bezuinigingen, zo heeft het college van bestuur vorig jaar in een convenant achttien miljoen euro voor de bèta’s uitgetrokken met als tegenprestatie een al even pijnlijke reorganisatie. Maar is de vraag, zijn de bèta’s eigenlijk nog wel te redden?

Lef

“Veel medewerkers zien dit als het zoveelste plan”, zei Jan Builtjes vorige week in de faculteitsraad, “Zij hebben er weinig vertrouwen in dat het nu wel gaat lukken.” Talsma is echter voorzichtig optimistisch. “Hoe je ook over de door decaan Van Meer gemaakte keuzes mag denken, ik ben blij dat nu eindelijk iemand het lef heeft om echt keuzes te maken. Alleen op deze manier kan de faculteit uit het dal klimmen, want gelukkig is onze situatie nog niet zo uitzichtloos als die van de Grieken.  

“Ik ben alleen wel bang dat we het met de huidige achttien miljoen niet zullen redden, gezien het grote aantal gedwongen ontslagen dat zal gaan vallen. Er is ongetwijfeld nog een extra financiële injectie nodig om de Bètafaculteit er definitief bovenop te helpen. Maar goed, net als in het geval van Griekenland is dat de prijs die we als universiteit moeten betalen omdat we te lang hebben gedacht dat het ‘vanzelf wel goed zou komen’.”

Advertentie