De mooiste tijd van je leven in Utrecht

Ronald Giphart is natuurlijk het boegbeeld, maar er zijn veel meer auteurs die hun Utrechtse studentenervaringen vastlegden in literatuur. De bloemlezing ‘Mijn Studententijd’ die masterstudent Frank Heinen samenstelde, is dan ook sterk Utrechts gekleurd. We lezen over de groezelige woongemeenschappen op Tuindorp-West, over hospiteren voor 10 m2 en over afgebekt worden bij het corps. Kortom: over het rijke studentenleven dat tegenwoordig zo onder vuur ligt.

Hoe meelijwekkend is Rebert van Buyten, de hoofdfiguur in het recente meesterwerk van Thomas Rosenbooms Zoete Mond. Hij stort zich ergens in de jaren vijftig op zijn studie Diergeneeskunde in Utrecht, maar is te sociaal gemankeerd om lid te worden van de Diergeneeskundige Studenten Kring of een gezelligheidsvereniging.

Van Buyten hoort anderen praten over een absoluut clandestiene dansavond samen met een damesdispuut in de Full House of over het corps-studenten-inseminatoren dat met negen motorfietsen vijf liter stierensperma had verzameld en daarna een wegrace had gehouden rond het Zocherpark. Maar zelf heeft hij geen studentenleven. Hij woont in Arnhem en is treinstudent.

Rosenboom schetst een deprimerende geschiedenis, maar prikkelt bij Utrechtse lezers het verlangen naar meer proza over het studentenleven in de Domstad. En daarbij worden ze op hun wenken bediend. Masterstudent Nederlands Frank Heinen (foto) stelde in opdracht van uitgeverij Veen eind vorig jaar de bloemlezing Mijn Studententijd samen: verhalen over de mooiste tijd van je leven. In een zestal van die 19 verhalen speelt de stad Utrecht een belangrijke rol.


Hospiteren in de Croesestraat

In de inleiding herinnert Heinen zich hoe Ronald Giphart hem en zijn mede-studenten Nederlands infecteerde met de gedachte dat er zoiets bestond als een studentenleven. “We citeerden Nescio, we bewonderden Hermans, we lééfden Giphart.”

Maar gevraagd naar de reden van de stevige Utrechtse inbreng in de bundel, zegt Heinen, die in de Spits een maandelijkse column verzorgt over studentenaangelegenheden: “Ik was er niet naar op zoek, maar over het studentenleven in  Utrecht, Leiden en Amsterdam is nu eenmaal het meeste geschreven. Utrecht staat daarnaast natuurlijk ook bekend om zijn cultuur van schrijvende studenten. Het is klaarblijkelijk vruchtbare grond.”

Maestro Giph zelf ontbreekt in deze bloemlezing. Maar we lezen wel een verhaal van Michiel de Hoog over zo´n typische lamlendige in dranknevelen gehulde hospiteeravond met nietszeggende gesprekken met nietszeggende hospitanten. Dit keer is de hoofdprijs een kamer op de Croesestraat. “Die Patrick net, jeetje. Je geeft hem een hand en je weet al: kansloos.”

Vincent Bijlo beschrijft op zijn beurt zo´n typische introductie met een bijeenkomst in de Janskerk, eten bij Unitas, feest in een werfkelder en groepje A18 dat na een dag alleen nog maar bestaat uit hemzelf en zijn mentor. Grinniken is het bij David Veldman waar een huisgenoot die weigert het studentenleven vaarwel te zeggen, wordt wijsgemaakt dat in zijn kamer asbest is aangetroffen.

Veel ouder is het werk van de schrijver A. Alberts die in de jaren dertig Indologie studeerde aan de UU en bij Unitas samen met Leo Vroman en Anton Koolhaas een vriendenclub vormde. Hij beschrijft de milde wreedheden van de groentijd in die jaren.


Praten als Marlon Brando

Hoogtepunt van herkenbaarheid is – in ieder geval voor deze DUB-redacteur- het relaas van Jacques Nouws. De studentenflats langs het spoor aan de ´Van der Minnelaan´ waarin Nouws vijf jaar van zijn studentenleven doorbracht, zijn natuurlijk de flats aan de Van Lieflandlaan, Tuindorp-West. Oud-bewoners weten dat supermarkt Hap in werkelijkheid Kap heette.

Het ongemakkelijke samenleven van tien studenten balde zich samen in de centrale keuken met die allesoverheersende tv. “Na onze eerste video-avond spraken we maanden The Godfather-Engels als Marlon Brando (foto) en elke volgende avond kregen we ruzie over de afrekening, omdat degene die zijn eigen chips had meegebracht twee kwartjes minder wilde betalen.”

En inderdaad: de liften schakelden zichzelf uit als het hard waaide. “Er hebben mensen urenlang, tot een nacht in de ijzeren kooi gezeten, waarvan de knoppen altijd gesmolten waren door brandende peuken, nat door nauwkeurig geplaatste rochels of gewoon kapot gemaakt door jongetjes die  A-team kwamen spelen en de deur zogenaamd dichtlasten.”

Geen verhalen van UVSV-vrouwen

Het eerder gememoreerde fragment uit Zoete Mond van Rosenboom is niet opgenomen in Mijn Studententijd. Heinen koos voor een nog sneuere passage uit hetzelfde boek over de Wageningse tijd van Van Buyten die aan zijn studie Diergeneeskunde vooraf ging. 

Dat verhaal is de odd one out in de bundel die verder vol staat met bespiegelingen over het echte studentenleven en waarin de hardhandige ontgroeningen naast de pijnlijke hospiteersessies vanzelfsprekend niet ontbreken. Heinen legt uit: “Er is een overvloed aan verhalen, maar bijna overal draait het om studenten die op kamers wonen. Over studenten die gewoon thuis blijven wonen, lezen we zelden iets.”

Ook is het Heinen opgevallen dat het vooral mannen zijn die hun studentenverleden in een literaire tekst vastleggen. “Natuurlijk de ontgroeningen en de onderlinge competitie is vaak vooral een mannenaangelegenheid, maar ik zou heel geïnteresseerd zijn in een verhaal vanuit het vrouwencorps. Misschien is er iemand die dat uit de doeken zou willen doen.”

Heinen zegt met de 19 stukken een gevarieerd beeld van meer dan 150 jaar studentenleven te hebben willen geven. De oudste tekst dateert van 1833, de jongste van 2008. Maar ook wilde hij enkele vergeten grootheden weer onder de aandacht brengen. “Neem Godfried Bomans. Veel van mijn leeftijdsgenoten zijn hem vergeten, maar ik vind hem erg komisch.”

Of hij zelf zijn eigen studentenleven nog eens in een literaire vorm gaat gieten? “Wie weet, maar daar zou ik toch wel 20 jaar mee willen wachten. Je moet eerst student-af zijn en heimwee krijgen naar die tijd. Dan kun je het ook beter fictionaliseren. Ik leid een leuk leven in mijn studentenhuis in Lunetten, maar in zekere zin is het ook een vrij doorsnee bestaan.”


Relikwie uit vervlogen tijden

Een journalist van de Amsterdamse universiteitskrant Folia is bang dat er in het huidige studentenbestaan vrijwel geen ruimte meer is voor de mengeling van vrijheid en onzekerheid die nu de verhalen over het studentenleven in Heinens bloemlezing kenmerken. Hij raadde Heinen in zijn recensie aan om bij een mogelijke herdruk staatssecretaris Zijlstra een exemplaar cadeau te geven. “Anders zou dit boek wel eens kunnen verworden tot een relikwie uit vervlogen tijden.”

Het idee staat Heinen wel aan. “Net als alle studenten maak ik me zorgen om de plannen van de staatssecretaris. Studeren gaat ook om persoonlijke ontwikkeling. Dat blijkt ook uit dit boek.”

Misschien dat de staatssecretaris Godfried Bomans nog eens goed tot zich in moet laten werken. Mededogen met de niet-presterende student is immers op zijn plaats. Bomans herinnerde zich zijn studentenleven als volgt: “Ik ging uit van de opvatting dat men volstrekt niet hoefde te studeren om student te zijn. Deze zienswijze, die nu meer en meer, naarmate de tijden verwilderen, in onbruik raakt, veronderstelt een grote energie en krachtige persoonlijkheid. Het (…) doornemen van de leerstof vergt aanzienlijk minder inspanning dan de instandhouding van het vermoeden dat men daarmee bezig is. (…) Men moet met vele gaven zijn toegerust om de groeiende argwaan  … het hoofd te bieden. Ik spreek uit ervaring, als ik deze slopende levensstaat slechts aan de werklustigsten onder u durf aan te raden.”

XB

Prijsvraag: DUB geeft vijf exemplaren van het boek 'Mijn Studententijd' weg.

Frank Heinen (red): Mijn studententijd: verhalen over de mooiste tijd van je leven. Uitgeverij L.J. Veen, 2010, 191 blz.,  €12.50.

Advertentie