De stille pijn van studenten
Veel Nederlanders denken dat studenten blaken van levenslust, sportief zijn en een zorgeloos bestaan leiden. Maar in werkelijkheid kampen ze meer dan hun werkende leeftijdsgenoten met stress, somberheid en vermoeidheid en zoeken ze daar nauwelijks hulp voor.
Dat zegt een groep Amsterdamse studentenartsen, na onderzoek onder ruim drieduizend studenten. De artsen besloten zich enkele jaren geleden te richten op studenten die níet in hun praktijk terechtkomen. “Van werkende mensen is bekend wanneer ze ziek zijn; die melden dat aan hun werkgever en spreken een arbo-arts. Met studenten kan het lange tijd niet goed gaan zonder dat we dat weten”, zegt Peter Vonk, hoofd Studentengezondheidszorg aan de Universiteit van Amsterdam.
Somber
Hoewel onder medici al bekend was dat studenten niet zo gezond zijn als van jonge mensen te verwachten valt, schrokken de studentenartsen van de resultaten van hun onderzoek: een kwart van de studenten is ernstig vermoeid, een vijfde is somber. Het alcohol- en drugsgebruik is relatief hoog. Bovendien heeft ruim de helft van de studenten studievertraging.
Dat is zorgelijk voor de individuele student, maar ook voor het hoger onderwijs en de samenleving als geheel. Vertraagde studenten kosten immers geld. En hoewel onduidelijk is of de klachten nu de oorzaak of het gevolg zijn van studievertraging, staat het volgens Vonk als een paal boven water dat de twee met elkaar te maken hebben.
Vonk en zijn collega’s trokken naar kroegen en mensae om studenten te interviewen en schreven het onlangs verschenen boek Studenten en stille pijn. Wel problemen maar geen hulp zoeken (Elsevier Gezondheidszorg). Daarin onderscheiden ze zes studentprofielen, die namen dragen als ‘Schone schijn’, ‘Gekoesterde eenzaamheid’ en ‘Tussen twee werelden’ (zie kader).
De onderzoekers beschrijven de veranderingen die scholieren ondergaan wanneer ze de overstap maken naar universiteit of hogeschool. Ineens zelf verantwoordelijk zijn voor je dagindeling, alle vrijheid hebben en bezig zijn met je eigen ontwikkeling; veel mensen noemen het de tijd van hun leven. Maar sommige studenten ervaren het vooral als een enorme druk.
Tegenover hun ouders houden ze graag de reputatie van levenslustige en geslaagde student hoog. Gezondheidsklachten passen niet in dat plaatje. Bovendien geldt stress onder studenten vaak als statussymbool; het hoort bij de studie en zonder stress hoor je er niet bij.
Een ander type studenten vindt juist weinig aansluiting bij studiegenoten. Zij hebben de neiging hun anders-zijn te romantiseren, waardoor de eenzaamheid verergert en onderdeel wordt van hun identiteit.
Wegenwacht
In de medische wereld heet dat secundaire ziektewinst, zegt Vonk. Daarmee wordt het plezierige gevoel bedoeld dat je krijgt wanneer vrienden een fruitmand brengen of een kaartje sturen als je door je rug bent gegaan. In sommige gevallen is dat gevoel van steun zo plezierig dat de pijn niet meer over gaat.
“Zo is het soms ook bij die studenten. Het beeld dat anderen van ze hebben en de identiteit die ze daaraan ontlenen, vormen de ziektewinst. Natuurlijk zijn er weinig mensen die denken: laat ik eens even lekker mijn eenzaamheid gaan koesteren. Zoiets gebeurt dan ook onbewust, op een glijdende schaal.”
Daarmee is wellicht ook het volgende probleem verklaard waar de Amsterdammers op stuitten: veel studenten met problemen zoeken geen deskundige hulp. Vonk: “Na het grote survey-onderzoek nodigden we de groep met ernstigste klachten uit voor een gesprek. Welgeteld één student kwam opdagen. Oftewel: je staat aan de kant van de weg met een lekke band, maar je belt niet de wegenwacht. Sterker nog, als de wegenwacht vervolgens langsrijdt en vraagt of je hulp kunt gebruiken, zeg je: nee, dat hoeft niet.”
Vaak is de reflex bij beleidsmakers om een folder extra te verspreiden. “Maar het is zeer de vraag of dat helpt”, zegt Vonk. “Studenten zijn slim genoeg om de beschikbare informatie te vinden. Niet iedere universiteit of hogeschool kent studentenartsen, maar wel mentoren, decanen en studieadviseurs, om maar niet te spreken van wat er op internet te vinden is.”
Het probleem houdt zichzelf in stand, meent Vonk. Studenten doen er alles aan om hun gezondheidsproblemen zo goed mogelijk te camoufleren.
Maakbaar
Toch zijn er ook aanwijzingen dat studenten hun problemen serieuzer beginnen te nemen. Zo merken studentenpsychologen dat ze vaker bij hen aankloppen, zegt Jeanette van Rees, hoofd Studentenpsychologen bij de Universiteit Utrecht en bestuurslid van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP).
Precieze cijfers zijn moeilijk te geven. Volgens Ton Boekhorst, voorzitter van de sectie Studentenpsychologen van het NIP, bezoekt zo’n vijf tot tien procent van de studenten op enig moment in zijn studietijd een studentenpsycholoog. Er is de afgelopen jaren sprake van een “bescheiden” toename, ook ten opzichte van het absolute aantal studenten, dat nog ieder jaar stijgt. Oorzaken toename kunnen onder meer het gestegen aantal studenten met een functiebeperking zijn en de invoering van het bindende studieadvies.
Verder wijzen Van Rees en Boekhorst op de toegenomen studiekeuzestress en de neiging tot perfectionisme. “Studenten hebben last van het heersende idee dat alles maakbaar is als je je kansen maar grijpt. Als dat niet lukt, ervaren studenten dat als hun eigen fout”, stelt Van Rees. Haar behandeling richt zich daarom vaak op het veranderen van die manier van denken. “Het idee dat alles perfect moet zijn is op zich natuurlijk een irrationele gedachte. Dan werken wij inzichtgevend: van wie moet dat eigenlijk?”
“Zo’n gesprek is veilig, geeft erkenning en belangrijker nog; het biedt weer perspectief”, vindt ook Vonk. “Studenten beseffen dat het weer beter kan gaan, dat je uit die situatie kunt komen.” Hij schreef daarom niet alleen een boek, maar maakte ook de website www.ik-student.nl, waarop persoonlijke verhalen van studenten staan. “We hopen en denken dat andere studenten daar wat aan hebben. Misschien dat ze dan wel hulp durven zoeken.”
Hoger Onderwijs Persbureau, Marie-Louise Schonewille
ZES TYPES PROBLEMEN 1. ‘Schone schijn’ 2. ‘Gekoesterde eenzaamheid’ 3. ‘Mijn nieuwe ik’
|